INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Een dilemma
Op weg naar het internaat
Internaat
Toneel spelen
Hongerliefde
Eten
Corvee
Hygiëne
Ziek zijn en beter worden
Bezoek
Terug naar huis
Bevrijd
De Klingens
Trui
V1
Weer op het internaat - Broeder Ulrik
De voetbalwedstrijd
Het laatste jaar van de Kweekschool
Vasten
Kermis
De keuring
Eindexamen

Doruske 3 - Leerling, kwekeling

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

De keuring

Ik was nog niet gekeurd. Midden in het eindexamenjaar kreeg ik een oproep om gekeurd te worden. Het was in de stad waar onze kweekschool stond; ik kon er te voet naartoe. Ik moest om negen uur 's ochtends op de kazerne zijn. Ik was een kwartier te vroeg en wachtte bij de poort. Vanaf het station kwam een twintigtal jonge mannen keurig in rijen van vier aanmarcheren. De sergeant-majoor gaf het voorbeeld hoe je marcheren moest, want wisten zij veel; ze zaten nog in eindexamenklassen van hbs A of B of het gymnasium. Later bleek mij namelijk dat ze allen op de middelbare school zaten.

De keuring begon met een grondig lichamelijk onderzoek. Met ontbloot bovenlichaam stonden we in een nagenoeg donker vertrek. We stonden keurig in de rij en mochten totaal niets zeggen. Een sergeant-hospik zette ons keurig achter het röntgenapparaat. Plots klonk er achter in de rij een gemiauw. Wij grinnikten; de sergeant brulde: " Wie doet dat?" "Wat sergeant?" zei er een. De sergeant reageerde niet op deze vraag, maar herhaalde de zijne: "Wie doet dat, verdomme." "Ikke," fluisterde iemand achterin. "Wie is ikke?" "Ikke." Zo ging dat nog even door, tot de sergeant dicht genoeg bij die iemand was om hem te identificeren. Hij kreeg er verbaal geducht van langs, maar daar bleef het dan ook bij.

Voor mij was de militaire oogarts een klier. Ik kwam de ruime zaal binnen met in het midden een grote tafel. Zijn apparatuur stond aan het einde van die tafel opgesteld. Hij riep me bars toe: "Zet je bril af en pak die pollepel." "Waar ligt die dan?" "Kijk uit je doppen, man." Zonder bril zag ik niets scherp; ik graaide met mijn hand over de tafel en had de pollepel beet. "Jij moet niet zo simuleren, vriend, wij maken wel uit of je zien kunt of niet." Hij verrichtte routineus zijn onderzoek; bekeek nog eens mijn brillenglazen, schreef wat op een briefje en gebaarde dat ik kon gaan.

De psycholoog was de aardigste man van het keuringsteam. Hij vroeg of ik principiële bezwaren had tegen militaire dienst. Die had ik niet. Hij vroeg ook over ons gezin, over mijn liefdesrelaties en waarvoor ik studeerde. Leuke man. Kort daarna moest ik de morsetest maken. Van de twintig waren er acht die deze test dienden te ondergaan. Het ging over enkele morsetekens die je van buiten moest leren, daarna werden die uitgezonden in steeds sneller tempo, totdat niemand het nog kon bijhouden. Wij moesten het nog een keer overdoen, omdat één van de jongens luid door de zaal schreeuwde: "Niet zo vlug nondedju." en daarop de reactie van de luitenant. Door dat geschreeuw hadden we een aantal morseseinen niet gehoord.

Toen ik aan het eind van de middag bij de kapitein de uitslag van deze keuring mocht komen halen, vertelde hij me in plechtige woorden, dat ik voor het door mij gewenste onderdeel (tanks) was afgekeurd en het land alleen maar kon dienen als buitengewoon dienstplichtige: als hospik bijvoorbeeld. Ik vroeg hem waarom? Hij antwoordde mij: "Stel we zijn in oorlog, jouw bril valt af, dan schiet je vriend en vijand overhoop." Ik verliet volledig overtuigd zijn kamer.

Met zijn achten liepen we naar het centrum van de stad en dronken in het café bij de kerk een pilsje of wat. De meesten waren goedgekeurd voor alle diensten. Enkelen hadden zich al zo voorbereid op de militaire dienst dat ze na het derde pilsje sterke verhalen gingen vertellen die hun broers of andere familieleden hadden meegemaakt: zo vertelde er één dat zijn broer als instructeur zo'n gekke sergeant had gehad. De sergeant vertelde het een of het ander over een jeep. Dan dicteerde hij: wat zijn de voordelen van een jeep, de voordelen van een jeep zijn om reeje dat 'm achteruitrijen ken. Het maatje van zijn broer schreef die zin op in fonetisch schrift (hij had een paar jaar M.O. Nederlands gestudeerd). Toen de sergeant zag, wat hij geschreven had, zei hij luid genoeg: en spellen kan hij ook al niet. Dat maatje had er de grootste lol in de sergeant op de kast te krijgen. Bij de instructie onder welke hoek je een mitrailleur of kanon moet opstellen om het gewenste object te raken, vroeg maatje over welke soort graden het de sergeant wel had, over Celcius of Fahrenheit of Reaumur. "Godverdomme, Fahrenheit natuurlijk, ezel." Het was gezellig, vanmorgen kenden we elkaar nog totaal niet, nu begonnen we maatjes te worden. Ik vergat de tijd en kwam na de avondmaaltijd op de kweek terug. De surveillant wist nog wat boterhammen in de keuken te vinden, gaf me een begrijpend knipoogje en zei tegen de broeder in de studiezaal dat ik op keuring geweest was vandaag.

 

vignetleaf.jpg (789 bytes)