INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Een dilemma
Op weg naar het internaat
Internaat
Toneel spelen
Hongerliefde
Eten
Corvee
Hygiëne
Ziek zijn en beter worden
Bezoek
Terug naar huis
Bevrijd
De Klingens
Trui
V1
Weer op het internaat - Broeder Ulrik
De voetbalwedstrijd
Het laatste jaar van de Kweekschool
Vasten
Kermis
De keuring
Eindexamen

Doruske 3 - Leerling, kwekeling

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Hongerliefde

Niet alleen op de planken speelde je toneel, maar ook wel eens in het werkelijke leven, zeker als je honger leed. "De vriendschap die liefde heet," zoals Albert Verweij de amitié particulière of amitié amoureuse omschreef, kon je van de honger afhelpen. Deze liefde bloeide welig in elk internaat, het is een surrogaat van de erotiek bij gebrek aan meisjes. Op ons internaat waren er rokken genoeg, maar als die door mannen gedragen worden, vonden wij er niet zo veel aan, en spraken we van togen. Dat is niet alleen een verschil in woordgebruik. Niet alleen meisjes waren taboe, maar alles wat aan het vrouwelijke herinnerde, werd uitgebannen. Afbeeldingen van naakte vrouwen in kostbare kunstwerken en encyclopedieën werden bedorven door pikzwarte rechthoeken.

Het waren jongens die verliefd werden op jongens, of meisjes op meisjes. Het waren geen homofielen maar minnaars bij gebrek aan. Een tengere knaap met alles over, aan en in zich om voor meisje door te gaan, werd verliefd op mij; bij het toneelspel werd hem vaak een vrouwelijke rol toegewezen. Ik zag er voor mijn vijftien jaar vrij manlijk uit. Vanaf die leeftijd was ik geen centimeter meer gegroeid; ik was vrij groot toen, ik was wel heel mager. Driemaal per week moest ik me al scheren. Die jongen liet zijn bijzondere genegenheid voor mij blijken op de manieren die karakteristiek zijn voor de bijzondere vriendschap: hij liet me zijn dagboek lezen, waar evenveel over mij als over hem in stond; als we in de rij wachtten om naar de kapel of de refter te gaan, stond hij vlak achter me en probeerde me ongemerkt aan te raken. Hij probeerde naast me te zitten op de communiebank. Als we gingen wandelen in rijen van drie naast elkaar, had hij het zo geregeld, door met iemand te ruilen bijvoorbeeld, dat hij naast mij kon lopen. Hij koos de douchecel naast de mijne in het waslokaal. De normale menselijke afstand nam hij niet in acht ten minste niet tegenover mij; hij zou het liefst tegen me aan gaan staan. Ik had een hekel aan zo’n relatie, en ofschoon ik dat in een internaat echt niet mocht denken, dacht ik toch: "Ik weet wel wie ik liever tegen me aan voel staan." Een zondige gedachte in dit milieu; maar toch, ik had die jongen nodig.

Het was nog steeds oorlog, alles was op rantsoen, ook het brood. Elke dag kregen wij een kuch van ongeveer twaalf cm; die hoeveelheid brood was voor het ontbijt en de lunch. Daar moest je het een dag meedoen en hoe je dat verdeelde, was jouw zaak. Die jongen was geen eter, hij leefde van de lucht en de liefde; hij had aan een halve kuch genoeg. Elke dag als hij langs mijn bureautje in de studiezaal liep, legde hij een halve besmeerde en belegde kuch soms zelfs meer in mijn schuif. Als het even kon, deelde ik deze gave met Martin of Piet.

Zo sukkelde onze liefde noodgedwongen voort. Op een dag zat ik moederziel alleen in de tuin aan een tafeltje te lezen. Hij wandelde door de tuin naar mij op zoek, misschien zag hij mij daar zitten en liep vlug naar me toe. Hij nam plaats tegenover me, bloosde, slikte, greep mijn beide handen - ik voelde dat ik kippenvel kreeg - en vroeg bloedserieus: "Dorus, hou je van mij?" Ik trok vliegensvlug mijn handen terug, glimlachte, een glimlach die hij eerder als een grijns gezien moet hebben, en antwoordde: "Als van mijzelf." Hij keek me niet-begrijpend aan. "Je weet wel, je bent toch mijn naaste, zoals alle jongens, je weet wel: bemin je naaste als jezelf." Het was toen met de liefde schoon gedaan, het was uit en de honger sloeg voorgoed toe.

 

vignetleaf.jpg (789 bytes)