INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Een dilemma
Op weg naar het internaat
Internaat
Toneel spelen
Hongerliefde
Eten
Corvee
Hygiëne
Ziek zijn en beter worden
Bezoek
Terug naar huis
Bevrijd
De Klingens
Trui
V1
Weer op het internaat - Broeder Ulrik
De voetbalwedstrijd
Het laatste jaar van de Kweekschool
Vasten
Kermis
De keuring
Eindexamen

Doruske 3 - Leerling, kwekeling

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Op weg naar het internaat

Een paar weken voor mijn vertrek naar het internaat waren moeder, mijn oudere zussen en de meiden druk in de weer om mijn ‘uitzet’ gereed te maken, te wassen, te herstellen waar nodig en vooral te nummeren, dat laatste was van groot belang in verband met de wasserij. Op een avond nam moeder me mee naar de woonkamer. We zaten tegenover elkaar. Ik voelde dat het serieus ging worden. Ze aarzelde even. Toen begon ze: "Ik wil dat je voorgelicht bent, voordat je naar kostschool gaat." Ze vertelde me hŕŕr verhaal. Hoe zij als jonge vrouw door de pastoor werd voorgelicht een paar dagen voor haar huwelijk en hoe deze zijn verhaal afsloot met die ene zin die ze nooit vergeten heeft en zal: "Meisje, doe je ogen maar dicht, het is zo voorbij." En dat ze eerst moest gaan biechten als vader bij haar was geweest, wanneer ze te communie wilde gaan. Hoe ze haar kinderen gedragen had, hun jonge leven in zich voelde en uitvoeriger toen ze van mij in verwachting was. Ze vertelde het zo sereen, zo vanbinnenuit, dat haar voorlichting een diepe indruk op me maakte. Toen ze uitverteld was, omhelsde ik haar. Haar persoonlijke verhaal over haar huwelijksleven en moederschap kon op geen enkele wijze tippen aan de voorlichting die ik later zou krijgen in het internaat en op de kweekschool.

Een broeder trok me voor het slapengaan in zijn cel en begon me omstandig uit te leggen wat nu besnijdenis eigenlijk is. Daarna wilde hij met de voorlichting beginnen. Ik onderbrak hem: "Dat weet ik allang." Enigszins verstoord liet hij me gaan.

Op de kweekschool was het nog belachelijker. Broeder-directeur vroeg me in de studiezaal, of ik klad-, brief- of vloeipapier nodig had. Ik had niets nodig. Zonder enige overgang vroeg hij: "Weet jij waar de kleine kinderen vandaan komen?" Ik zei: "Ja." "Je gaat nu op stage," zo vervolgde hij, "je staat voor 40 tot 45 kinderen en je zou je kunnen afvragen, waar komen die nou allemaal vandaan, begrijp je?" Ik knikte en zei: "Ik denk dat je je al veel eerder afvraagt: waar kom ikzelf vandaan? En dat kan je je niemand mooier en beter vertellen dan je eigen moeder." "Dat is waar." Hij glimlachte opgelucht, want hij hoefde het nu niet zelf te doen.

Ik sprak over die vraag van broeder-directeur met Wim van Breda, Wim was niet alleen mijn vriend op de kweekschool, maar ook later tot nu toe, nu we allebei gepensioneerd zijn. "Wat heb je geantwoord?" vroeg Wim. "Dat ik het al wist." "Stom, stom, stom, dat had je nooit moeten zeggen. Je had moeten zeggen: ‘Nee broeder, dat weet ik niet.’ De broeder zou dan eerst rood worden, je fluisterend iets vaags vertellen over bijen en bloemen, en stampers en meeldraden en je dan vragen, of je het begrepen hebt, waarop jij weer ‘nee’ antwoordt. En dan sluit hij af met de raad: ‘Denk daar vooral niet te diep over na.’ Einde voorlichting." "Dat is toch je reinste klucht?" merkte ik op. "Heel juist," zei Wim, "daarom moeten wij er ook zo om lachen. Als je het spel niet speelt, moet je je ook niet met de spelregels bemoeien en zeker niet ze proberen uit te leggen, want dan maak je er altijd een komedie van."

vignetleaf.jpg (789 bytes)