INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Een dilemma
Op weg naar het internaat
Internaat
Toneel spelen
Hongerliefde
Eten
Corvee
Hygiëne
Ziek zijn en beter worden
Bezoek
Terug naar huis
Bevrijd
De Klingens
Trui
V1
Weer op het internaat - Broeder Ulrik
De voetbalwedstrijd
Het laatste jaar van de Kweekschool
Vasten
Kermis
De keuring
Eindexamen

Doruske 3 - Leerling, kwekeling

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Ziek zijn en beter worden

Dat het knippen amateuristisch was, is tot daaraan toe, maar dat de ziekenverzorging dat ook was, is heel wat ernstiger. Als je wat mankeerde, je had bijvoorbeeld maag-, keel-, spierpijn, of pijn aan een van je tenen, dan liep je rond een uur of vier ‘s middags naar de infirmerie, de speciale ziekenboeg. Broeder-directeur zelf zwaaide daar de scepter of liever de kwast. Je ging keurig op een rij staan op de gang en wachtte tot je binnengeroepen werd. Eerst kwamen de maagklachten, die waren er elke keer nogal wat vanwege het weinige en slechte eten. In een stuk of vijf glazen, naargelang er leerlingen waren, goot de directeur water en wierp er een bruistablet in. De patiënten dienden dan zo snel mogelijk het glas te ledigen. Wat het ook mocht zijn, die tabletten hielpen goed en snel. Na de maagklachten konden praktisch alle anderen naar binnen. We gingen weer keurig naast elkaar in de rij staan. Als je keelpijn had, opende je je mond, bij spier- en teenpijn ontblootte je het betreffende lichaamsdeel. Bij de teenpijnlijders behoorden ook de bezitters van ernstige zweetvoeten. Broeder-directeur kwam de rij langs met een kwast en een fles jodium. Een veeg in de keel, de lijder ging kokhalzend naar buiten; een lik over arm of been, de zweetvoeten werden geheel beschilderd met jodium. Zo werkte hij alle patiënten af zonder van kwast te wisselen of hem schoon te maken. En je had geluk als je keelpijn had, dat je niet naast iemand met zweetvoeten stond.

Soms kwam er een dokter aan te pas. Een van de jongens bleek scabiës oftewel schurft te hebben. Schurft is besmettelijk; leerlingen die nauw contact met hem hadden gehad, moesten onderzocht worden; de dorpsarts kwam naar het internaat. Hij stelde me eerst een aantal vragen: bijvoorbeeld of ik de laatste tijd jeuk had gehad. Wie trouwens niet? De zeep waarmee je ondergoed gewassen werd, was surrogaat en ook het eten was slecht; het was immers nog steeds oorlog. Jeuk hadden we bijna altijd. Hij onderzocht mijn polsen, handen, vingers, vooral de zijkanten en ertussen; hij keek onder mijn oksels. Ik moest mijn onderbroek laten zakken, de dokter woelde door mijn schaamhaar. Hij bestudeerde de zijkanten van mijn voetzolen. Mijn huid zag er wel grauw uit, maar er waren geen schilfers of blaasjes, wel jeugdpuistjes, maar wie had die niet op onze leeftijd? De dokter zuchtte, schudde met zijn hoofd en zei tegen de directeur: "Ik weet het niet zeker, maar zonder hem maar af." En zo bestond onze scabiësclub uit twaalf leerlingen. We kortten die naam af, want afkorten was gebruikelijk op een internaat, tot S.C.

We mochten alleen maar in de grote gastenrefter komen; gasten waren er in deze gevaarlijke tijden nauwelijks. Daar aten we, studeerden en sliepen we in onze eigen bedden die van de slaapzaal waren gehaald. Op de cour voetballen was er niet bij, ofschoon we een aardig elftal waren met mij als reserve, maar de tegenclub zou besmet kunnen worden. We mochten alleen wandelen buiten het internaat onder begeleiding nu op afstand. Een voordeel, de lessen mochten we niet volgen. Ons lesprogramma bestond uit een door onze leraren in elkaar geflanste schriftelijke cursus en zelfstudie. Ze corrigeerden ons huiswerk met handschoenen aan.

Eén keer per dag, ‘s avonds vlak voor we naar bed moesten, kwam een broeder ons inzalven achter een scherm. Ik kleedde me helemaal uit, de broeder stak een sigaret op en gaf mij er ook een. "Die sigaret hebben we wel nodig, anders vallen we nog flauw van het scherp geurend smeersel." Na de behandeling kreeg ik nog een sigaret, ik rookte die op en kroop mijn bed in. Twee sigaretten per dag, wat een traktatie. De broeder rookte er tijdens die behandeling, die een paar uur duurde, wel een stuk of twaalf. De S.C. vond deze broeder wel aardig. Na een week was de eerste patiënt volledig genezen. Bij ons elven ging het niet zo vlug. We hoorden dat de buitenwacht een andere naam voor onze club bedacht had: S.E.K., een letterwoord voor schurftige elf kluizenaars.

We zaten al drie weken in afzondering; dat isolement begon te vervelen. We maakten ons zorgen over de ontwenning van dat roken, want als we beter waren, was roken weer verboden. Studeren zonder les vraagt meer zelfdiscipline, om kort te gaan: we baalden. De directeur raadpleegde de dorpsarts die hem adviseerde een huidarts te consulteren. De huidarts onderzocht ons volgens hetzelfde ritueel als van de dorpsarts, maar kennelijk bekeek hij ons met een ander oog. "Ze mankeren geen van allen iets en hebben in ieder geval nooit scabiës gehad," zei hij tot de directeur. "Het zijn overwegend jeugdpuistjes. Ik zal zalf voorschrijven, dan kunnen ze hun huid insmeren op de plekken waar het smeersel is opgedaan; hun huid zal wel wat geleden hebben." We werden ontslagen. Voordat we de gastenrefter verlieten, bedankten we de broeder die zo voor niets zijn best had gedaan met ons in te smeren en voor de lekkere sigaretjes.

Een paar maanden later moest ik toch weer naar de infirmerie, ik had een zware verkoudheid opgelopen. Broeder-directeur druppelde wat jodium in een glas water, daarmee moest ik maar eens gorgelen. Het hielp niet. De volgende ochtend viel ik onder de mis bewusteloos op de grond. Ik werd in een kamertje op de ziekenboeg in bed gelegd. Ik kreeg hoge koorts. De dorpsdokter werd erbij gehaald en hij constateerde, dat ik longontsteking had. Dat was voor de tweede keer in mijn leven. Ik was behoorlijk ziek; viel tijdens het verschonen van mijn bed, bewusteloos van mijn stoel. De broeders maakten zich zorgen, zou hij het wel halen? Ze stelden mijn ouders ervan op de hoogte. Mijn conditie was niet al te best; ik was voor mijn leeftijd en lengte veel te mager. Ik sliep veel, transpireerde soms de hele nacht en ijlde. Uiteraard herinner ik me er niet zo veel meer van, gezien mijn toestand toen, alleen en ook nog achteraf, dat moeder noveen na noveen tot de Heilige Gerardus heeft gehouden en mijn genezing de belangrijkste intentie van het dagelijkse rozenhoedje thuis was.

 

vignetleaf.jpg (789 bytes)