INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Een dilemma
Op weg naar het internaat
Internaat
Toneel spelen
Hongerliefde
Eten
Corvee
Hygiëne
Ziek zijn en beter worden
Bezoek
Terug naar huis
Bevrijd
De Klingens
Trui
V1
Weer op het internaat - Broeder Ulrik
De voetbalwedstrijd
Het laatste jaar van de Kweekschool
Vasten
Kermis
De keuring
Eindexamen

Doruske 3 - Leerling, kwekeling

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Bevrijd

Ja, we waren bevrijd, maar elke dag moesten we rekening houden met de Duitsers aan de overkant. Vooral de twee kleine dorpjes stroomafwaarts hadden het te verduren; als de Engelsen of Amerikanen 's avonds of in het weekend die dorpen verlieten dan kwamen de Duitsers. Ze stalen vee en slachtten het, ze braken in huizen in en gapten koffie, thee, suiker, zout zoveel als ze met hun allen konden dragen. Ze legden bommen in de kerk en lieten die ontploffen, het hele kleine kerkje, waarin Tiny gedoopt is en zij haar eerste communie had gedaan, lag in puin. Haar gezin moest evacueren tezamen met haar grootouders eerst naar ons dorp en later naar de stad. Zo verging het ook het gezin Van Ravenstein, een groot gezin. Vader had aan mevrouw Van Ravenstein, bijgenaamd Trui den aap, plechtig beloofd, dat als haar gezin moest evacueren, ze bij ons konden intrekken. Op een dag zei Trui tegen vader: "Het wordt hier te gevaarlijk, onze jongens zijn sterk en stevig gebouwd, maar tegen kogels kunnen zij ook niet op." "Wat ik beloofd heb, doe ik. Kom overmorgen maar," zei vader.

En zo zaten wij dan elke dag met 28 mensen rond de dissen: joodse evacués: Jaap en Mien Jongejan en hun zoontje Ari; de heer en mevrouw De Boer, ( De Boer was politieagent in ons dorp en KP'er); familie Van Ravenstein: vader, moeder en zeven volwassen kinderen; ons gezin negen personen, de knechts en de meiden. In het weekend verdubbelde het gezin Van Ravenstein bijna, want dan kwamen de vrijers en soms, niet elk weekend, de meisjes. Het was een gezellige groep. Iedere avond kaarten in zeven groepjes, de petroleumlampen met benzine gevuld en gekoeld met koud regenwater in po's op tafel. Aan eten hadden we geen gebrek. Vader Van Ravenstein vroeg regelmatig aan vader: "Moet ik weer een beestje slachten?" Moeder Van Ravenstein karnde elke ochtend. Soms kon ze er maar geen boter van gekarnd krijgen, maar dat kwam, omdat wij, de bakkers, het vet van de melk hadden afgeschept en opgedronken. Iedereen zag er volrond en voldaan uit. Dat was nog eens iets anders dan op het internaat, waar je veel moest doen om een half kuchje extra te pakken te krijgen.

Er gebeurde ook van alles: De Boer, die gevaarlijk aan het oefenen was met zijn pistool en die in zijn schouder werd geschoten door de Duitsers van de overkant. Ik werd verliefd op de vrouw van De Boer. Mien en Jaap, die als Amsterdammers ons dialect maar niet onder de knie konden krijgen.

Wat ben ik toen van De Boer geschrokken: ik stond wat dromerig in mijn eentje in de bakkerij, ik was beschuit aan het inpakken. Ik hoorde de laarzen van De Boer in het gangetje naar de bakkerij. Hij deed de deur open en had zijn revolver in zijn hand. Hij ging vlak bij de oven staan, richtte zijn revolver op het kapotte ruitje en schoot. Ik zag de kogel de grond op de akker omwoelen. Ik hoorde de klompjes van ons overbuurmeisje. Ze kwam altijd op deze tijd van de dag achterom naar ons. Ik schreeuwde: "Doe niet." De Boer schoot toch. Wit bestorven kwam ons buurmeisje via de winkel binnen. Ook De Boer zag bleek. "Mond dicht," smeekte hij. En dat heb ik ook tot nu toe gedaan. Een paar dagen later brachten KP'ers hem, gewond in zijn schouder, bij ons thuis. Ik hoorde dat Piet de Haan tegen vader zei: "Die vent is gek; hij kwam veel te ver boven de dijk uit. De moffen hadden hem wel dood kunnen schieten, dwars door zijn kop." Mevrouw De Boer huilde, ik vond ze nog mooier dan anders. Ik geloof dat ik vanaf dat moment verliefd op haar werd, maar haar man had wel zijn verdiende loon, vond ik toen.

Dat rare gevoel in je buik, tegenwoordig noemen ze dat vlinders, zo veel mogelijk bij haar in de buurt zijn; ze was net een magneet die me naar haar toe trok. Maar dat verstand, later toen ik al les gaf, noemde ik dat de discrepantie tussen hoofd en hart, dat verstand zei: "Ze is getrouwd; ze is wel 25 jaar ouder dan jij." Toen heb ik tijdens een bezoekje bij haar zo tussen neus en lippen door gezegd: "Ik hou heel veel van u." Ze bloosde diep. Even later zei ze: "Dat kan toch niet, gekke jongen." "Ik had al eerder gemerkt, dat je verliefd op me was. Laten we elkaar maar niet zo vaak ontmoeten." Hoe kun je dat nou, dacht ik, als je samen in één huis woont.

Toch heb ik het voor haar opgenomen. Zij kon het niet vinden met onze Petra. Die deed wat mee in het verzet, omdat ze verliefd was op een KP'er. Telkens was het ruzie tussen die twee. Wij, Harri hielp me daarbij, zouden ons zusje wel eens een lesje leren. Zij hield ontzettend veel van gortenpap. Een uur voor de warme maaltijd, daalden we de keldertrap af en zochten het bord met gortenpap, speciaal voor haar door moeder klaargezet. We haalden zout uit de bakkerij en deden er zo veel in, dat de paar schepjes suiker die ze altijd in haar pap gebruikte de zoute smaak niet zouden verdrijven. We zaten weer met ongeveer 28 man om de dissen. Iedereen at naar hartelust. Tot het dessert. "Gatverdamme, wie heeft er in mijn pap zout gegooid, gatverdamme." We hadden succes. Mevrouw De Boer bloosde, zij hoorde ook tot het complot. Ik keek naar Harri, toen naar mijn zusje. Ik zei: "Ik heb er nu al spijt van en ik doe dat nooit meer." Diep in mijn hart vond ik haar een toffe meid. Petra bracht de pap naar de bijkeuken en spoelde het bord schoon. Ze tikte me op mijn schouder: "Ik weet wel waarom je dat gedaan hebt en ik begrijp het ook nog." Dat laatste begreep ik weer niet; maar mijn verliefdheid was radicaal over.

Wij waren dan wel bevrijd, maar de overkant niet. Iedereen die oud genoeg was om wat werk te doen en niet naar school hoefde, werd ingezet. Ik werd tewerkgesteld op de administratie van het evacuatiebureau. Ik kon een beetje Engels en dat was gemakkelijk voor het bureau, wanneer er gesproken moest worden met onze bevrijders. Hoe we dat met de Polen hebben opgelost, herinner ik me niet meer, wellicht kon een of andere Poolse officier wel Engels.

Op een dag meldden zich op het bureau Jaap en Mien Jongejan met hun eenjarig zoontje Arie. Het was een onoplosbaar probleem dit gezinnetje in ons dorp onder te brengen. Een paar gezinnen werden benaderd, de meeste hadden al evacués o.a. uit de omgeving van Nijmegen. Tussen de middag ging ik naar huis en sprak er met moeder over. Trui van Ravenstein zat erbij aardappelen te schillen. "Och Fien," zei Trui, "als er 25 mee kunnen eten en hier slapen, dan kan dat ook met 28." Moeder gaf Trui gelijk en ik ging het gezinnetje Jongejan van het bureau halen.

De volgende dag kreeg Jaap een taak in de bakkerij; hij was buschauffeur van beroep, hij had niet zoveel ervaring met brood bakken. "Jaap, help jij onze Dorus maar," zei vader. Mijn taak was het zeven van kleine zakjes tarwe. We zaten nu samen voor de bakkerstrog. Tijdens het zeven begon Jaap te zingen, soms bekende Nederlandse liedjes, soms ook gezangen waarvan ik de taal niet verstond. Onze kleren stoven vol meel en onze neusgaten zaten na enige tijd dicht. Jaap was een fijne kerel, wij konden het heel goed met elkaar vinden. Zijn vrouw Mien hielp moeder en Trui met het huishouden.

Mien deed haar uiterste best om ons dialect onder de knie te krijgen. Als ze bijvoorbeeld bij kruidenier Pauke kaas moest halen, dan zei ze: "Dag meneer Pautje, mag ik een pondje kees." Of als mijn oudste zus na het eten een uiltje wilde knappen en haar zoontje Arie wat al te hard krijste, fluisterde ze tegen Arie: "Sttt, tante moet meuken." De betekenis begreep ze wel, maar de eu sprak ze uit als de eu in neus, terwijl wij ze uitspraken als de eu in freule. Hoe goed ze ook haar best deed, het lukte haar niet. Jaap en Mien pasten volledig in ons dubbel gezin en Mien kon heel lekker koken.

Toen vader en moeder nog leefden, zijn ze nog een paar keer bij ons geweest, sindsdien hebben we geen contact meer met hen gehad; zo ging dat met evacués, het was normaal en wellicht ook maar het beste. Ze hebben in Den Haag een nieuw leven opgebouwd en daar had dit stuk verleden weinig mee gemeen.

Niet alleen op het bureau, maar ook voor sommige meisjes moest ik als tolk fungeren en dat viel niet mee. Als Mieke, ons buurmeisje, met een Engelsman voor mij zat bij het toneel, dan vroeg ze nog al eens: "Dorus, wat zegt hij nou?" maar de meeste woorden verstond ik ook niet. "Fucking girl, wank yourself and piss off." Van zo'n zinnetje verstond ik alleen girl. Wally Colles, een onderofficier die bij ons wel eens kwam kaarten en die volgens moeder en Trui een keurige vent was, - hij was altijd zeer hoffelijk tegenover de meisjes - vroeg ik wat die woorden wel konden betekenen. Hij zei niets, glimlachte alleen maar. Tegen Mieke antwoordde ik dan meestal, "Och, hij zal wel zoiets zeggen als: ‘Lieve meid, aarzel niet me te kussen." Mieke deed dat dan ook altijd. Maar die Engelsman naast haar: een blok beton.

 

vignetleaf.jpg (789 bytes)