Ik vertrok in augustus naar het internaat. Vader
bracht me met paard en wagen naar de trein, opstappen in de stad,
uitstappen in Tilburg en met de bus naar het internaat. Een hele
dag reizen, want trein en bus hadden bijna iedere dag vertraging,
dat betekende soms uren wachten.
Tot zolang ik in het internaat heb gestudeerd,
zijn Martin Tils en Piet van Grinsven vrienden geweest. Martin was
- want hij is al een aantal jaren geleden overleden - evenals
Piet, een idealist die me altijd hielp met talen, terwijl ik hem
hielp met de exacte vakken. Piet was een student met een helder
verstand, die had geen hulp nodig; hij was heel begaafd, maar lui
en ontzettend gauw heel driftig. Tijdens het aardappelschillen
bijvoorbeeld, maakte hij zich zo boos op een medeleerling die een
grote pieper voor hem wegpikte, dat hij zijn mes, en dat was
beslist geen aardappelschilmesje, naar die jongen gooide. De
surveillant zag dat. Een week lang moest Piet met het mes met twee
handen hoog geheven tijdens de avondmaaltijd knielen op de rand
van het podium, waarop de tafel van de broeders stond; een
schandpaal. Ik had medelijden met Piet, want ik wist hoe dat
voelde. Ik vertelde wat ik op de bewaarschool had meegemaakt.
Laconiek merkte hij op: "Eén boek weegt zwaarder dan een
mes, zeker voor een kleine jongen." Typisch Piet; gauw
driftig, zo vergeten en nooit boos op Martin of op mij, zijn
vrienden.