De hygiënische verzorging was, zoals op elk
internaat in die tijd, met preutsheid overgoten. Men onderhield
strikt de regels uit De Wellevendheid, Handboek ten gebruike
van R.K. seminariën, colleges, kweekscholen en pensionaten, van
ouders en opvoeders (12e druk: 1931) geschreven door mgr.
A.F.Diepen, rector van de Bisschoppelijke kweekschool te ‘s-Hertogenbosch,
en daarna bisschop. Ten aanzien van die hygiëne waarbij je je
geheel of gedeeltelijk moest uitkleden, gold de algemene regel:
"Men onderhoude daarbij altijd met de meeste stiptheid de
regels der christelijke eerbaarheid en zedigheid, zoo jegens zich
zelf als jegens anderen." Het lichaam was een gevaarlijk
ding. Als vuistregel gold op internaten en vooral juvenaten: zorg
ervoor dat de onderdelen die zichtbaar zijn voor anderen, schoon
zijn. En wat de rest betreft: vooral niet overdrijven.
Onvergetelijk en lachwekkend was het zogenaamde badschortje; de
surveillant keek door het opzijgeschoven gordijntje tot op je
schortje of je hemd, ja soms eronder.
Later, toen ik op de Kweekschool studeerde, was
het met die preutsheid niet veel anders, ook al werd het
badschortje daar vervangen door een zwembroek. Op een keer was ik
eens vroeg klaar, stond gekleed in de gang van de doucheruimte. Op
dat moment smakte een eerstejaarsstudent uit een douchecel, dwars
door het gordijntje, spiernaakt en kletsnat als een blok vlees
voor mijn voeten. Hij had alleen één sok aan. Ik hielp hem recht
en hij kroop met een rood hoofd onder het gordijntje door zijn
douchecel weer in. Tegelijkertijd keek ik van onder mijn
wenkbrauwen uit naar broeder-directeur. Waarachtig hij glimlachte.
Toen pas durfde ik ook te lachen, geluidloos.
De volgende dag vertelde me die student, waarom
hij uit de douchecel gevallen was. Tja, hij was stom geweest, je
moet eigenlijk eerst je ondergoed aantrekken, voordat je je sokken
aandoet. Hij had eerst één been afgedroogd, zijn kous aangedaan,
wilde dan zijn tweede been afdrogen enz. Maar hij was zijn
evenwicht verloren op dat houten douchevlondertje. Uit het verdere
gesprek bleek, dat ze bij hem thuis geen douche hadden. Vandaar
misschien, vond hij. We hebben er samen nog eens hartelijk om
gelachen, nu met geluid.
Zo’n collectief gebeuren als het douchen was ook
het haarknippen op het internaat. Eén keer in de zeven weken
stonden er drie werkbroeders voor in de studiezaal; grote schort
voor, tondeuse in de rechter-, kam in de linkerhand , op
een tafeltje lag een aantal scharen. Eén voor één, op rij af
werden we geknipt, nou ja geknipt, deze broeders waren in ieder
geval geen professionele kappers. Ze kenden o.a. maar één model,
zodat als we allen geknipt waren, we nog meer op elkaar leken. En
toch was deze haarverzorging tijdens de avondstudie een aangename
afwisseling: je liep eens naar voren en weer terug en tijdens het
knippen, bekeek je je medestudenten van de andere kant, namelijk
die van de surveillant. Door al dat geloop en knipgeluid kon die
surveillant niet zo goed opletten. Je kon daarom wat vaker en
langer uitleg vragen of iets zeggen tegen je buurman, je kon
stiekem een snoepje nemen, niet studeren, maar een verhalenboek
lezen. We hebben het zelfs gepresteerd om te kaarten, de kaarten
onder je bureau, zonder woorden en als woorden voor het spel
noodzakelijk waren, schreven we ze op in grote letters en lieten
ze heel voorzichtig aan de medespelers zien. Kortom je had het
gevoel dat het dan niet zo nauw kwam.