Een vrij saai bestaan is het op de kweek; er waren
vooral twee momenten waar je naartoe leefde: de militaire keuring
en de kermis. Als je in de eindexamenklas zat, mocht je één
middag en vroege avond de kermis op. Een privilege vlak voordat je
de kweek verliet. Er waren enige studenten van ons jaar die tegen
die tijd nerveuzer waren. In de studiezaal werd meer gesmoesd dan
anders; er werden afspraken gemaakt: wie met welk meisje en wie er
eventueel gevraagd zou worden als reserve. "Nou goed dan wil
ik wel reserve zijn," zei ik tegen de Pijn, die zover ik weet
de hele organisatie van deze grootse ontmoeting met het andere
geslacht in portefeuille had. Ik dacht, ik zal wel derde of vierde
reserve zijn en loop dus geen gevaar. Ik wilde geen enkel risico
lopen, omdat ik in de eindexamenklas zat. Enkele uren voordat we
op de kermis losgelaten werden, kwam de Pijn naar me toe: De Mier
is ziek, je moet vervangen, anders komen we één man te kort, en
ik kan me niet permitteren een meisje voor joker te zetten.
Broeder-surveillant bracht ons naar de kermis, hij
glimlachte tegen ons en liet ons los. De Pijn had met de meisjes
afgesproken, dat we elkaar zouden ontmoeten achter de kerk. Wim
van Breda en ik werden toebedeeld aan twee zusjes. We kuierden
gezamenlijk wat over de kermis, dronken wat in een of ander café
en trokken naar het park. Wim kwam in volle actie, hij knuffelde
en kuste erop los en de kunst van het tongske-vrijen verstond hij
ook al. Terwijl Wim al volop aan het vrijen was, probeerde ik
verbaal mijn genegenheid te uiten.Er sprongen geen vonken over.
Het meisje keek gefrustreerd en beneed haar zusje, dat volledig in
Wim opging en hij in haar. Het traumatische idee dat
tongske-vrijen zonde was, had ik tot dan toe niet weggeredeneerd
kunnen krijgen. Op dat moment was ik jaloers op Willem die zonder
enige schroom het meisje en zichzelf aan zijn en haar trekken liet
komen.
Ik stond al een uur achter de kerk te wachten, er
was nog niemand. Ik zocht in de omgeving: niemand. Na nog een half
uur kwamen de eersten aan. We moesten om acht uur binnen zijn en
het was al vijf voor acht. Het duurde nog drie kwartier voor ieder
van ‘de club van de Pijn’ er was. In flinke pas liepen we naar
de kweek. Toen Harrie Smulders de voordeur wijd opengooide, stond
broeder Herman, leraar Nederlands, op de trap en de directeur
midden in de hal. "Jullie zijn te laat en wat nog erger is,
jullie zijn niet op de kermis geweest, maar hebt achter de meisjes
aangezeten. Ik spreek jullie morgen wel."
De volgende morgen na het ontbijt, moest onze klas
verzamelen in de recreatiezaal. De directeur zette twee stoelen
ver uit elkaar. "Hij gaat de bokken van de schapen
scheiden," fluisterde Willem. "Wie zich gisteren niet
aan de regels gehouden heeft, verwijs ik achter de linkerstoel.
Hij begon: Van Breda, Smulders, Pijnenburg, Panter..."
"Van den Berg, Janssen, Van Kempen, Van der Steeg... gaan
jullie maar achter de rechterstoel. O ja Hendriks jij ook. Zo
voerde hij zijn oordeel uit. "En jij," - hij keek mij
aan - "wat moet ik met jou?" Ik stond op en terwijl ik
naar de linker stoel liep, zei ik: "Ik zal me zelf wel
indelen." De straf viel mee, enkele vrije zondagen
kweek-arrest.