INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

De grote school
De oogarts
De melkboer
De dames Meesters
Zusjes en amandelen
Misdienaar
Fietsen
Kermis
De slagers
Andreetje
Verstrooid
De oude meester
De nieuwe meester
De Jonge Wacht
Het mes
Het hoofd
Spelling
Eerste liefde
De pastoor
"Misdienaar"
De oorlog

Doruske 2 - Lagereschoolkind

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

De pastoor

Elke week kwam meneer pastoor, de grote, dikke Piet van der Eeken, met een bungelende sigaar tussen de lippen, catechismus geven. Meester bereidde zijn komst voor: de klep aan zijn lessenaar werd omlaag gelaten, zodat er meer ruimte tussen zitbank en lessenaar ontstond, wat pastoor beslist nodig had. Met ontzag keken wij naar hem op en we zaten braaf met onze armen over elkaar.

Haarscherp en aanschouwelijk maakte hij ons duidelijk wat "vol van genade" uit het Weesgegroet inhield. Hij goot water in een glas, dat meester al had klaargezet, tot één cm onder de rand. "Dat glas is vol, jongens." Wij zagen het en knikten. Maria is nog voller van genade; kijk maar dan begrijp je het." Hij goot het glas zo vol, dat het overliep; meester keek bezorgd van zijn correctiewerk op en haalde een doek. De pastoor wachtte een ogenblik. "Zie jongens," zei hij, "het water hangt bol aan de rand van het glas. Zo vol van genade is Maria." Al die tijd had hij zijn sigaar niet uit zijn mond genomen.

Wat meer moeite had hij met de woorden ‘de vrucht van uw schoot’. "Jullie zijn allemaal vruchten van de schoten van jullie moeders." De pastoor was iets roder geworden. "Je moet nu niet aan appels en peren denken," hij aarzelde even, wij luisterden gespannen, "je moet denken..., ach, dat zul je later wel begrijpen." Op de speelplaats lieten we onze verontwaardiging blijken. Wat dacht die pastoor wel niet van ons. Nu durfden we wel, hier hoefden we niet bang te zijn voor hem. "Schoot is toch niks anders dan buik," zei een boerenzoon die maar al te vaak een koe had zien kalven. Dat had ik nog nooit, maar om nou Maria op één lijn te stellen met een koe, ging me te ver. Toch zweeg ik, omdat boeren op dit gebied nu eenmaal experts waren. Maar wat die vruchten met die schoot of buik te maken hadden, begreep niemand, zelfs de boeren niet.

In een andere les probeerde pastoor het verschil tussen een dagelijkse zonde en een doodzonde uit te leggen. "Als je vader of moeder op vrijdag een schijfje worst of zult eten, dan is dat een dagelijkse zonde, maar als ze ieder op zo’n onthoudingsdag een hele worst naar binnen werken, is het doodzonde." Ik dacht dat doen ons vader en ons moeder niet, want als ze het wel deden, dan werden ze ziek, en ziek is niet dood. Cor vroeg hoe het met de worst in een worstenbroodje zat." Pastoor zweeg, keek streng, want hij wist dat Cor na de lagere school naar het seminarie der Paters Karmelieten zou gaan.

Pastoor gaf nog een voorbeeld. "Als je thuis een gulden weghaalt, dan is dat een dagelijkse zonde, maar 25 gulden beslist een doodzonde." Enkele jongens vonden de grens tussen één gulden en 25 te ruim, ze wilden deze grens wat scherper hebben. "Nou goed," zei hij ten slotte, "laten we het op vijf gulden houden." Het leek wel het bieden en afbieden door de boeren op de veemarkt met de kermis. Vooral met die kermis was die grens heel moeilijk, want hoeveel tijd moest er zitten tussen die ene keer minder dan vijf gulden pikken en de volgende keer. Ik heb nooit meer dan een rijksdaalder en twee gulden uit de kassa gestolen; vijftig cent vond ik een veilige buffer tussen klein en groot kwaad. Goed, je kon altijd nog biechten, maar dat ging ook niet elke dag en iedereen had in de kerk zo in de gaten, dat je niet te communie ging, terwijl te communie gaan zo belangrijk was, want je kreeg dan een punt extra en uiteindelijk een hoger cijfer op je rapport voor ‘het bijwonen van de H. Mis’.

De verbranding van een boek door de pastoor in de klas heeft diepe indruk op ons gemaakt. Henk Toebosch had het boek op zijn bank liggen. De pastoor zag het vanaf zijn lessenaar. Hij veerde recht, zijn hoofd werd nog roder dan dat het al was. Hij legde zijn sigaar op de asbak, dat betekende voor ons: nu gaat het gebeuren, onherroepelijk, niemand kan dit nog ongedaan maken of tegenhouden. Hij schreed naar Henk, greep het boek en rukte het uit diens handen, liep naar de kachel achter in de klas, rukte de klep open en gooide het boek in het vuur. Hij draaide de kachelklep open, de kachel begon te loeien. "Dit is een verderfelijk boek," schreeuwde hij. Enkele jongens hadden gezien wat de titel was. "Mein Kampf of zo iets stond erop," zeiden ze toen we onder elkaar op de speelplaats waren. Toen begrepen we helemaal niet meer, waarom de pastoor dat gedaan had, het was toch zijn boek niet. Bovendien waarom mag je geen boek over kamperen lezen? Dat is toch geen zonde en zeker geen doodzonde.

vignetleaf.jpg (789 bytes)