INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

De grote school
De oogarts
De melkboer
De dames Meesters
Zusjes en amandelen
Misdienaar
Fietsen
Kermis
De slagers
Andreetje
Verstrooid
De oude meester
De nieuwe meester
De Jonge Wacht
Het mes
Het hoofd
Spelling
Eerste liefde
De pastoor
"Misdienaar"
De oorlog

Doruske 2 - Lagereschoolkind

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

De oude meester

Ik was inmiddels al in de derde klas terechtgekomen, ik kreeg een andere meester. Meester De Vree, 64 jaar, was een goed mens, vond ik. Hij kon wel heel erg kwaad worden vooral op de jongens van de Hamdijk en op die van de Achterstraat, maar nooit op mij. Als hij boos begon te worden, werd vlak voor de uitbarsting, klap of stomp, een bultje zo groot als een duiveneierdopje op zijn kale schedel geleidelijk aan vuurrood. Op de Hamdijk en de Achterstraat had hij de pik. Hij schold ze wel eens uit: "In jullie zit niets anders dan stront en darmen." Ik had wel een vermoeden, waarom hij die jongens niet vertrouwde en niet mocht. Toen er een jongen uit de Achterstraat weer eens zat te klieren en het bultje op meesters hoofd roder werd dan gewoonlijk, rende hij naar die bengel, gaf hem een klap en een stomp op zijn rechter schouder en...vloekte van de pijn, zijn hand bloedde. Die jongen had zijn kroontjespen onder zijn trui bij zijn rechterschouder gehouden.

Mijn moeder had me verboden, dat spottende rijmpje op meester hardop met andere jongens bijvoorbeeld op de speelplaats op te zeggen. Ik ken het nu nog vanbuiten, dus zal ik dat verbod wel vaak overtreden hebben.

Meester De Vree

zat op de plee.

Wat deed hij daar?

Hij rookte een sigaar.

Waar haalde hij die?

Bij Jo Douzie.

Jo Douzie was een sigarenfabrikant in ons dorp.

Later, toen ik college liep op de universiteit bij Karel Zeemeeuw tijdens de behandeling van Het Uur U van Martinus Nijhoff, dacht ik weer aan dat rijmpje en wel tijdens de interpretatie van de volgende passage uit Het Uur U: een gewone man loopt door de straat waarin overwegend notabelen wonen. Hij onderscheidt zich in niets van wat een man van een man onderscheiden kan. Toch symboliseert hij in Het Uur U Christus zoals hij verschijnt in de evenmens. De kinderen in de straat lopen achter de man aan, ze spelen schaduwlopen. Zodra de man de hoek om is, roepen de ouders hun kinderen verontwaardigd en streng binnen. Het gedicht vervolgt dan met:

 

Terstond ging ieder raam

wijd open, en wel zo wijd

als maar mooglijk was. ‘T Was tijd.

Want wat ontwaarde men daar?

De tafels stonden klaar.

Waar was dat aan te zien?

Aan de dampende soepterrien.

"Dat vraag-antwoordspel waar is dat typerend voor?" vroeg Zeemeeuw; tenslotte keek hij mij aan. "Kinderrijmpjes", antwoordde ik. Hij knikte vriendelijk. "Kunt u ook een voorbeeld geven?" Ik aarzelde. Niets anders schoot me te binnen als het rijmpje op meester De Vree. Ik zei het op. De collegezaal brulde van het lachen, behalve Zeemeeuw en ik. Op zijn gezicht kon ik aflezen, dat hij mijn voorbeeld niet zo waardeerde.

Voor de derde klas stond ook aardrijkskunde op het programma. Het was eigenlijk niet veel meer dan topografie. Plaatsnamen in je kop stampen. Hoe ik ook mijn best deed en mijn oudste broer die ik om hulp gevraagd had, ik kwam niet veel verder dan Groningen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Veendam, Heiligerlee, Oude Pekela, Nieuwe Pekela, Stadskanaal. Wij moesten om de beurt achter in de klas staan, de meester wees de plaatsen aan op de grote kaart voor in de klas. Het was geen blinde kaart; in kleine letters stond al die wijsheid erop. Ik was zo aan de beurt, ik kreeg een droge mond, was het beetje dat ik er gisterenavond ingestampt had, vergeten en voelde me nerveus worden. "Doruske", zei meester. Ik ging achter in de klas staan, ik kneep mijn ogen tot spleetjes, helde zover mogelijk naar voren. De meester tikte met de aanwijsstok op de kaart. Ik kreeg het warm, voelde zweet onder mijn neus. "Kun je niet zien wat ik aanwijs?" vroeg meester. Ik schudde van nee. "Kom dan maar wat dichterbij", zei hij vriendelijk, " je draagt niet voor niets een brilletje." Ik schuifelde zover naar voren, dat ik de kleine lettertjes op de kaart kon lezen. Het ging perfect. Ik zag dat meester een tien in zijn puntenboekje schreef. Een maand later stond die ook op mijn rapport.

vignetleaf.jpg (789 bytes)