INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

De grote school
De oogarts
De melkboer
De dames Meesters
Zusjes en amandelen
Misdienaar
Fietsen
Kermis
De slagers
Andreetje
Verstrooid
De oude meester
De nieuwe meester
De Jonge Wacht
Het mes
Het hoofd
Spelling
Eerste liefde
De pastoor
"Misdienaar"
De oorlog

Doruske 2 - Lagereschoolkind

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Eerste liefde

Op mijn elfde werd ik voor de eerste keer van mijn leven verliefd. Het was een mooi en lief meisje, vond ik, ook al was ze de dochter van de concurrent van mijn vader. Doortje heette ze. Onze eerste ontmoeting was tijdens het piepelebergen met alle kinderen van het Marktplein; ze woonde niet op het Marktplein, ze mocht dus eigenlijk niet meedoen, maar toen ik met mijn zware stem zei: "Ze doet wel mee en daarmee uit," zwegen de anderen. Tijdens het spel zaten we gehurkt naast elkaar achter een muurtje. We waren immers aan het verstoppertje spelen en moesten ervoor zorgen niet gezien te worden, dat kwam even goed uit. Ik keek naar Doortje, ik kreeg het er warm van. Ik voelde me vervuld van tere zorg. "Goei jong," dacht ik; ik kroop wat dichterbij, maar zei niets. Na het spel bracht ik haar tot vlak bij haar huis. "En wat krijg ik nou van jou?" vroeg ik met vertederde, enigszins hese stem. Voor ik besefte wat er gebeurde, drukte ze een dubbeltje in mijn hand en liep naar binnen.

Doortje heeft niet lang geleefd; ze overleed op elfjarige leeftijd aan buikvliesontsteking. Zolang ik op kostschool heb gezeten en dus elke dag de mis bijwoonde, bad ik tijdens het In memoriam voor Doortje. Ik heb negen jaar van mijn leven op internaten doorgebracht!

Pijnlijk, vooral voor mijn vader, was een gebeurtenis rond het overlijden van Doortjes vader. Een vertegenwoordiger kwam bij ons één dag na het overlijden van Izaaks. Het gesprek tussen de vertegenwoordiger en mijn vader was van het begin tot het einde puur zakelijk; over Izaaks’ overlijden werd met geen woord gesproken, ofschoon de vertegenwoordiger gezegd had, dat hij nog naar Izaaks moest. Toen hij daar aankwam, was de oudere broer van Doortje de mand van de transportfiets aan het laden. Normaal bezorgde Izaaks met de hondenkar. "Is de hond kapot?" vroeg de vertegenwoordiger. "Neen, mijn vader," antwoordde de zoon. De vertegenwoordiger verbleekte en ging onmiddellijk naar ons terug. "Waarom heb je me dat niet gezegd?" vroeg hij op verwijtende toon aan mijn vader. Die gaf ruiterlijk toe, dat hij in gebreke was gebleven; hij nam de fiets, reed naar Izaaks, legde de broer van Doortje uit, dat de vertegenwoordiger helemaal niets wist en bood zijn verontschuldiging aan.

vignetleaf.jpg (789 bytes)