Moeder verplegen
Moeder had veel pijn aan haar benen;
spataders, trombose en regelmatig een open been waren haar kwalen. Kwam dat nu doordat ze
veel in de winkel moest staan of omdat ze wel acht keer moeder was geweest en een keer
zelfs van een tweeling, of door alle twee? De knechts en meiden en de oudste kinderen
spraken daarover aan tafel; vader zei dan nauwelijks iets, keek bezorgder dan anders. Ik
begreep niet zo veel van die gesprekken, alleen dat moeder dan veel pijn had.
Toen ze weer eens een open been had, mocht
ze absoluut niet staan van de dokter en moest ze veel rusten. Als ze op was, zat ze
meestal in de keuken met haar benen op een stoel met kussen. Ze schilde de aardappelen,
maakte de groente schoon, stopte onze kousen, verstelde onze kleren, deed de dagelijkse en
wekelijkse boekhouding, gaf opdrachten aan de meiden of loste hun problemen met de
huishouding op. Voor de winkel had vader een prima kracht aangetrokken. Moeder werd overal
bij betrokken en was zo overal aanwezig.
Ieder van de jongere kinderen moest om de
beurt bij haar komen zitten en ervoor zorgen dat er geen vliegen op haar open been
belandden; en vliegen zaten en vlogen er heel wat in de warme bakkerij, ondanks de
vliegenvangers die overvloedig aan het plafond hingen. Met een vliegenmepper moesten wij
die vliegen verjagen en als het kon doodslaan. Ook ik kreeg de beurt. Met de vliegenmepper
stevig in mijn hand, zat ik al een half uur naast moeder, maar geen enkele vlieg kwam in
haar buurt. Weer een half uur wachten en daar had je er een. Ik sloeg met de mepper zo
hard als ik kon. Moeder liet een luide schreeuw. Die ene vlieg waarop ik een uur had
zitten wachten, ging nou net op haar been zitten. Moeder trok een pijnlijk gezicht maar
zei niets, dat was voor mij nog een grotere straf dan een draai om mijn oren. Maar de
grootste straf was, dat ik geen vliegen meer mocht jagen, ook al had ik deze jacht na
enige tijd volledig onder de knie, want iets terug doen voor moeder, hoe weinig ook, dat
wilde ik wel. |