INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Geboren onder uw stoel
Twee heren medici
Vooruitgang
Op de bewaarschool
De ruin
Geloofscrisis
Koetje spelen
Annie
Pijn
De oude tilbury
Kerstmis
Vader 50
Moeder verplegen
Waarom is een bed geen nest?
Brand
Pollie

Doruske - Van baby tot meester

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Vader 50

Vervelen deden we ons vooral als er feesten waren voor grote mensen. Toen vader vijftig werd, was het groot feest. "Vader ziet nu Abraham," zei Berte. Sint Nicolaas kende ik wel en Sint Jozef nog beter, maar wie nu Abraham weer was en wat dat met vader te maken had en zijn vijftigste verjaardag, snapte ik niet. Veel middenstanders o.a. Hannes , de Marktpleiners, Ari en Broer van Tassen en nog enkele notabelen waren aanwezig. Het was druk in de mooie kamer met nog een houten plafond met snijwerk versierd. We zeiden voor vader een mooi gedicht op, ieder kind was een bloem, behalve ik. Berte was een dahlia; ze werd daarmee geplaagd door haar zusjes, want het was me toch een lange leis. De geel-witte bloem die Harri moest symboliseren, verwees naar zijn roeping tot het priesterschap. Ik was een bloemknop, niet nader te identificeren, je kunt er nog alle kanten mee uit.

Na de voordracht van ons feestgedicht, geschreven door zuster Ignatio, kregen we een gebakje met limonade en moesten Harri en ik de kamer uit ‘gaan spelen’. Ik vond dat niet zo erg, hij wel en hij keek alsof hij op wraak uit was. Waarom mochten de vier zusjes wel op het feest van de groten blijven en hij niet; waarom moest hij altijd op mij passen? "Kom mee naar de zolder," gebood hij mij. Hij ging met zijn oor op de vloer liggen, kroop van de ene hoek van de zolder naar de andere, telkens met het oor op de vloer, aandachtig luisterend. Hij grijnsde. "Pak je boor." Ik trok de boor van het karton af waarop ook het zaagje en het hamertje zaten. Hij begon als een razende gaatjes in de houten vloer te boren. "Haal het doosje met naalden uit moeders naai- en strijkhok." Ik begreep er niets van en ook niet van hem.

Wat zou hij toch willen? Hij nam de naalden, keek even door een gaatje, duwde de naald erdoorheen. "Raak," juichte hij, "op die kale kop van Hannes Donders." En weer een naald en nog een, telkens raak. We keken allebei door een gaatje en zagen hoe vaders gasten naar het houten plafond keken, op hun hoofd krabden, een pijnlijk gezicht trokken. "Het zijn verdomd naalden, stopnaalden," riep vader. We zagen hem de kamer uitgaan. Vluchten kon niet meer. "Luister, vader wil dat we naar beneden komen. Als je hetzelfde doet als ik, breng je het er goed af," adviseerde hij me. Onder aan de trap stond vader met een langwerpig bestellingenboek in zijn hand. Mijn broer liep snel de trap af, vlak vóór vader liet hij zich op zijn kont vallen en dook onder het bestellingenboek door, dat nu met een klap tegen de steunpaal van de trapleuning aankwam. Ik deed precies hetzelfde, weer mis. Vader vond dat kennelijk zo grappig, dat hij lachend naar zijn gasten terugging. Moeder had er meer problemen mee met wat wij gedaan hadden. Je kon die gaatjes goed zien vanuit de kamer, wij hadden schade aangebracht aan een huurhuis. En wie was onze huurbaas? Niemand minder dan de pastoor. Meneer pastoor zou wel eens de huur op kunnen zeggen. Ik zag ons al rondzwerven door ons dorp. Ik had er al spijt van; ik had niet naar Harri moeten luisteren. Maar een kind doet het in de ogen van volwassenen zo vaak en zo gauw verkeerd. Soms zagen die niet dat je het zo goed bedoelde.

vignetleaf.jpg (789 bytes)