De oude tilbury
In en rond de oude tilbury waren voor
ons dierbare plekjes. Zijn wielen waren eraf, hij stond met zijn as op het gras. De
broekplank was gesloopt, alleen de ijzeren beugels waaraan de broekplank vast gemonteerd
was, zaten er nog aan. Mijn zusje Arina had de binnenkant omgebouwd tot een knus kamertje:
drie stoeltjes, een tafeltje, haar serviesje op een plank, de wieg met twee poppen,
gordijntjes voor de ramen. Heerlijk was het daar om te spelen: te fröbelen, te kwartetten
of gewoon maar thee te drinken met niks. Nog heerlijker was dat als het buiten goot. De
oude tilbury was het huisje van Arina, Harri en mij.
Toch maakte een ongeluk een einde aan dit
knusse verblijf. Mijn zusje wilde de tilbury uitstappen, ze struikelde over een omgevallen
stoeltje of iets anders, ik weet het niet meer, en viel met haar dijbeen op de
broekplankbeugel. De beugel drong diep in haar been. Het bloedde niet, maar uit de wond
puilde rozerood vlees. Ik zag het en ik voelde me niet goed worden. Mijn zusje durfde niet
goed naar binnen, ze bleef op de vloer van de tilbury zitten. Ik voelde me machteloos. Ik
rende naar moeder en schreeuwde voor me uit: "Moeder, help, help." Arina huilde
niet, was alleen maar lijkbleek. Moeder is met haar naar de dokter gegaan. De tilbury werd
verkocht aan een sloper voor een dumpprijsje. De eerste tijd verveelden we ons rot; vooral
als het regende, dan misten we onze tilbury het meest. |