INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Geboren onder uw stoel
Twee heren medici
Vooruitgang
Op de bewaarschool
De ruin
Geloofscrisis
Koetje spelen
Annie
Pijn
De oude tilbury
Kerstmis
Vader 50
Moeder verplegen
Waarom is een bed geen nest?
Brand
Pollie

Doruske - Van baby tot meester

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

De ruin

Onder het speelkwartier stopte Albert van Oyen, de melkboer van ons dorp en bijgenaamd De Nuk, vrij regelmatig met zijn paard en wagen voor het hek van de bewaarschool. Met onze mouwschortjes aan, die van achteren waren dichtgeknoopt en met twee handjes aan de spijlen van het hek, stonden we verlangend te kijken en te wachten op een snoepje, want gul was Van Oyen wel. Plots gebeurde er iets wat onze aandacht trok, de ruin liet zijn stelt zakken. Ook zuster Ignacio zag dat en schreeuwde: "Van Oyen doe er wat aan, man, je paard geeft ergernis aan deze kleintjes". Tja wat moest Van Oyen zo gauw doen, wij wisten het niet. Hij greep zijn zweep en sloeg het paard tegen zijn buik. Het zweepkoord draaide bliksem snel om de stelt en tjoep weg stelt. Wij vonden dat heel grappig. Met zijn zweep in zijn hand, met een stukje zweepkoord onder uit de buik van de ruin, zo reed hij naar de veearts. Wij gingen deze keer naar binnen zonder snoepje.

L’histoire se répète. Later, toen ik onderwijzer was, raakten ook mijn leerlingen in een soortgelijke situatie, mijn collega, juffrouw van de tweede klas en ik, onderwijzer van de eerste, hadden de kinderen geleerd: een zoogdier heeft vier poten. Toen wij met onze leerlingen tijdens een schoolreisje naar Artis gingen, telden ze bij de beren een, twee, drie, vier poten en riepen dan in koor: dat is een zoogdier; dat ging zo ook prima bij de giraffen, de buffels en de zebra’s, maar bij de olifanten liep het mis. Een grote olifant toonde overduidelijk zijn mannelijkheid. De kinderen telden een, twee, drie, vier, enige aarzeling, vijf. Ze keken ons aan, of ze aan onze deskundigheid twijfelden. De juf bloosde en ik wist ook niet zo gauw hoe we uit deze impasse kwamen. De oppasser zag onze verlegenheid, hoorden de kinderen als maar tot vijf tellen en roepen: "Da’s lekker geen zoogdier", hij vroeg: "Mag ik u helpen?" Hij ging met zijn rug tegen het hek staan, verzocht de kinderen dichter bij elkaar te komen en begon zijn les. "Kinderen, luistert. Jullie meester en juf hebben gelijk en die olifant ook een beetje. In de catecheseles hebben jullie geleerd, dat God alles heeft gemaakt. Alle kleine en grote dieren; de zoogdieren gaf hij vier poten, maar de olifant was zo’n zwaar en log beest, dat hij vijf poten kreeg. Maar dieren zijn net als mensen; ze willen ook niet zo graag anders zijn dan anderen. De olifant ook niet en wat deed hij? Hij gebruikte die vijfde poot niet en daarom hangt die er nu als ene lul bij". Waar had ik die mop toch ook al weer eerder gehoord? We hadden de grootste moeite om deze uitdrukking aan de kinderen te verduidelijken. Ze kenden dat woord wel, maar dachten daarbij meer aan een sul.

vignetleaf.jpg (789 bytes)