INHOUD DOSSIERS
INHOUD W T T
CUBRA HOME

 Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

Bijlage

Varken - vèèreke - varkensblaas - vèèreklesblaos - frutblaos - uiteenlopende toepassingen

Samenstelling: Harry van Boxtel & Ed Schilders

 

Frutblaos  ► FoetelpotMuziekinstrumenten

 

Op deze pagina

Blaas als afsluitmiddel
Verftube

Tabakszak

Huishoudkundig

Tuinieren

Scheepsapotheek

Augurken

Mosselen

Drank

Geneeskunde
Klisteer

Tegen doofheid

Pixie dust

Ziek vee bevrijd van beheksing

Afkoeltoestel

Eerste hulp bij liesbreuk

Wetenschap en uitvindingen

Geluid en luchtledigheid - Christiaan Huygens

De eerste telefoon - Philip Reis

Reddingsboei - A. Scheerboom

In de eerste duikboot - Cornelis Drebbel

Osmose - Van Leeuwenhoek

Diversen

Bekleding van lampenkap

Voetbal en rugby

Smokkelattribuut

Gevelsteen

Theatereffecten

Brandstichting

Rarekiek bouwen

Bescherming tegen billenkoek


BLAAS ALS AFLSUITMIDDEL

 

Verftube

Restanten van blazen waarin verf gemaakt en bewaard werd - voorloper van de verftube. Uit de collectie van fabrikant Old Holland.

 

Tabakszak

Nicolaas Beets - uit Pijpen en tabak van G.A. Brongers, conservator van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum; 1964
'Beets schaart zich voor wat het tabaksgebruik betreft onder Bilderdijks vanen, 't Roken lag hem niet en hij heeft daar reeds in zijn jonge jaren uitvoerig getuigenis van afgelegd in zijn meesterlijke verhandeling Varen en Rijden in 1838 gepubliceerd in de Leidsche Studentenalmanak en een jaar later voorkomend in de eerste uitgave van de Camera Obscura. Een schat van gegevens over het toenmalige roken heeft Beets in deze vertelling samengebracht. Op de hem eigen fijn humoristische en beschouwende wijze schrijft hij:
-- Ook is de geheele wareld tegenwoordig op den voet van tabaksrooken gebracht; die kunst behoort geheel tot het vita publica, en al haar materieel is zoo portatief mogelijk gemaakt; ieder rijtuig is een tabaksambulance; alle sierlijke uitvoerigheden der rookkonst zijn geabbrevieerd; -
Geen classieke langwerpige, chineesverlakte tabaksdoos meer met de handtekening van den eigenaar in het deksel; maar tabakszakken van een vieze varkensblaas gemaakt, met een rood riemtjen aan het knoopsgat opgehangen. Om de waarheid te zeggen, zijn alle rokzakken tabakzakken, en wanneer gij een gezelschap fatsoenlijke Heeren van onderscheiden kaliber en verdienste bijeen ziet, kunt gij er altijd opaan, dat zij door elkander gerekend stellig zes of acht stuivers waard zijn, alleen aan de cigaren die aan hun lijf zullen worden gevonden.'

Toebaksblaas,  znw., v. — Varkensblaas die als tabakzak gebruikt wordt. (Idioticon van het Antwerpsch dialect, Bijvoegsel 3e deel; Jozef Cornelissen; 1939)

Zwijneblaze, zn. v. Varkensblaas, werd vroeger ook gebruikt als tabaksblaas, tabakszak. (Frans Debrabandere, Kortrijks woordenboek, 1999)

Voor hij van huis ging, voor welke taak dan ook, stond hij eerst breed zijn pijp te stoppen en ik heb wel eens ooit gedacht dat hij het gevoel had anders niet gekleed te zijn. Dat stoppen geschiedde uit een gedroogde varkensblaas... (Jacques Schreurs msc, Mijn moeder Elisabeth ; 1947)

Het is een armetierig huisje in de Wolvengang, de bewoners zijn ruwe, goedhartige lui. De vader steekt hem aanstonds de varkensblaas met tabak toe en Marie, Goverts zuster, schenkt hem een kom groezelige koffie. (Risseeuw, Omnibus Landverhuizers; 1982)

 

Huishoudkundig

- Bewaart de huismoeder de blaas, om er potjes en fleschjes mede te overtrekken en lucht digt te houden... (M. D. Teenstra – De kinderwereld; 1853)

 

Tuinieren

- ...of de vader om er erwten en boonen als poters tegen het volgenden voorjaar in te bewaren... (M. D. Teenstra – De kinderwereld; 1853)

 

Scheepsapotheek

Margreet Algera, Mens en Medicijn (2000) -- In de grote scheepskisten werden middelen voor alle mogelijke gezondheidsproblemen meegenomen en ook verschillende instrumenten (...) Een grote zorg was de bewaring van de vaak kostbare middelen. Men wist dat vocht en een hoge temperatuur veel invloed hadden op de houdbaarheid. Daarbij was vocht uitsluiten minder moeilijk dan een hoge temperatuur vermijden. Vloeistoffen werden in glazen flesjes met tinnen doppen opgeborgen, stropen in geglazuurde kruikjes van aardewerk. Kruiden die vocht aantrekken werden in tinnen busjes gedaan en droge stoffen in zakjes van leer. Stenen potjes dienden voor de bewaring van zalven, ze werden met een varkensblaas afgesloten. Alle flesjes en potjes werden beschermd tegen breuk door ze ieder apart in een met stof gevoerd vakje in de kist op te bergen.

 

Augurken

R.P. Rijnhart, Woordenboek van het praktische leven (1866) -- INGEMAAKTE AGURKJES De agurkjes moeten zoo veel mogelijk van gelijke grootte worden genomen, geplukt kort vóór hunnen bloeitijd, wanneer zjj zoo groot zijn als een pink. Men borstelt ze af of wel men wrijft ze af met een' ruwen doek, om er al het stekelige dons af te nemen, en bestrooit ze met een weinig zout. In dien toestand blijven zij een paar dagen op eene frissche plaats; daarna werpt men ze in koud water en laat ze vervolgens uifdruipen; ten laatste doet men ze in steenen of glazen potten, met bijvoeging van een weinig der volgende ingrediënten: dragon, kruidnagelen, lange peper, grof  gestooten muskaat, kleine uitjes. Nu kookt men goeden azijn en giet dien laauw op de agurkjes. Na verloop van 21 uren giet men den azijn af, om hem andermaal te koken en op de agurkjes te gieten, en dit werk kan men 3- of 4maal herhalen,naar gelang van de slerkte des azijns en den graad van verdichting, waartoe men wenscht te komen. De potten worden dan zorgvuldig met kurken stoppen gesloten, en overdekt met een stevig dichtgebonden stuk varkensblaas of perkament.

J.A.H. Jockin, Allemansgading (1893) -- A u g u r k e n moeten hard, gaaf en zonder veel zwarte spikkels zijn. Men bewaart ze, evenals heele en in stukken gesneden komkommers, door ze eerst te pekelen en ze dan met kruiden en azijn in flesschen of potten te doen, waarna deze met uitgekookt perkamentpapier gesloten worden. Heel dikwijls wordt ook ter afsluiting varkensblaas genomen, doch dit is niet aan te raden, omdat deze veel gauwer schimmelt.

 

Mosselen

Dr. J. Bosscha, Boek der uitvindingen, dl. 1 (1890) -- Door het koken [van de mosselen] gaan de schelpen open; men neemt dan de dieren er uit en plaatst ze in een lang glas, een zoogenoemde stoop, zooals voor augurkjes enz. veelal gebruikt wordt, alles zindelijk. In het glas doet men zekere hoeveelheid besten azijn, en tusschen elke laag mosselen eenige witte of zwarte peperkorrels, doch vooral heele korrels, omdat de azijn anders te heet van smaak zou worden, en bovendien hier en daar een laurier blad. Is nu de stoop tot aan den hals vol, dan giet men er nog zooveel azijn in, dat de hals halfweg gevuld is, laat alles zoo eenige uren staan, opdat de mosselen met azijn doortrokken worden, en doet er vervolgens weder zooveel azijn bij als noodig is. Op den azijn giet men genua-olie, om de lucht zooveel mogelijk af te sluiten. Het is niet goed om, zooals men wel eens doet, een laagje gesmolten vet op den azijn te gieten; want als het vet koud en stijf wordt, komt er eenige ruimte tusschen het glas en het vet, en beantwoordt dit laatste dus niet geheel aan het doel. Vervolgens spant men een stukje vochtige varkensblaas over het glas en omwoelt den hals met sterk bindgaren, om alles goed gesloten te houden. Bedekt men nu nog de blaas met een laagje lak, dan zijn de mosselen geschikt om jaren lang bewaard te worden en blijven zij een zeer lekkere spijs.

 

Drank

Varkensblaas als verpakking voor drank

De jongen van Marre bracht brandewijn naar de Pruis. Hij droeg die in een grote varkensblaas bij zich. Het was na de turfkampanje in September (...) Hij nam de varkensblaas en dronk een scheut brandewijn. Hij zoog het vocht naar binnen en hij voelde, hoe een wilde vreugde door zijn lijf schoot. Hij nam nóg eens en nog eens een dronk, tot hij niets meer wist. (Aar van de Werfhorst, Omnibus – De winterkraaien – 1953)

 

GENEESKUNDE

 

Klisteer

John of Arderne's Book Of Medicines, manuscript ca.1425

 

Verluchtingen in onbekende middeleeuwse manuscripten
 

Blaas om tabaksrook in te brengen - met een pijp moet het ook lukken...

 

¶ S.A.D. Tissot – Van den aard en geneeswijze van verscheidene Zwaare Ziekten; 1772
Ik liet haar derhalven eene tweede klisteer zetten vier uuren na de eerste, (het welk ik wel eerder had moogen doen) die zo wel als de derde , welke vervolgens gezet wierd, van geene uitwerking was. Ten laatsten, geene verligting wachtende, zo lang er geen ontlasting kwam,
schoot my in den zin, om eene proef te neemen , wat eene dampklisteer te weeg zou kunnen brengen. Door middel derhalven van eene klisteerspuit, eene varkensblaas, en eene trechter , (eene ruwe doch nuttige machine) deed ik de rook van het Decoctum van Malva in de darmen koornen, het welk naar wensch slaagde; want na ses minuuten begon de patiënt reeds eene ongewoone beweeging in den buik te gevoelen; na tien minuuten wierden de instrumenten
weggenoomen...

Uit: Eelhart, de menschenvriend; 1807
De klisteer
Dezelve behoort onder de voomaamste hulpmiddelen, en in elk huis moesten zoo wel de vereischte middelen als de werktuigen daartoe te vinden zijn. Tot eene gewone kitsteer heeft men niets anders te nemen, dan twee eet-lepels vol Havergort, of gepelde Garst, anders een halve lepel Lijnzaad, en een handvol Kamillen of Vlierbloemen; Zijn de laatste echter niet bij de hand, zoo kan men ze zonder zwarigheid ook uitlaten. Dit kookt men af met zes of acht koppen water, en mengt er twee of drie eetlepels vol Lijn-, Boom-, of eenige andere Olie bij,
met twee theelepeltjes Keukenzout. Moet het voor kleine kinderen dienen, zoo neemt men van alles slechts de helft, en, in plaats van Zout, even zoo veel Suiker. De beste wijze, om het toetedienen, is zeker door middel van eene spuit; en in ieder wel ingerigt huishouden moest zulk een werktuig voorhanden zijn, maar bij gebrek daar van, en om zich schielijk te redden, kan men zich van een Varkensblaas bedienen, waaraan men een pijpje, bij voorbeeld een horenpijpje van een tabakspijp, vast maakt. Wanneer men het vocht in de spuit of blaas doet, moet men er op bedacht zijn, dat hetzelve slechts laauw, gelijk versch gemolken melk, zijn moet, en dat men de lucht, die boven het vocht in het werktuig is, eerst uitperst. Elk een, die slechts een weinig handigheids heeft, kan zulk een klisteer toedienen. Het bestaat hierin , dat de lijder zich op de regter zijde legt, en dat men het pijpje, na het te voren met Olie bestreken te hebben, een tot twee duim diep voorzigtig in den endeldarm inschuive, vervolgens met de linkerhand het pijpje vasthoudt, en met de regter zoo veel als noodig is, drukt.
 

Tegen doofheid

Bij doofheid een varkensblaas onder de pet of de muts [dragen]

(K. ter Laan - Folklore en volkswijsheden; 3de; 2005)

 

Pixie Dust

With the help of an experimental powder, a man’s severed finger has regrown to its original length in just four weeks, reports London’s Daily Mail. Lee Spievack, of Cincinnati, who sliced almost half an inch off the top of one of his fingers, described the powder as “pixie dust,” according to the newspaper. The “pixie dust” is actually extra-cellular matrix, bursting with collagen and is made from a dried pig’s bladder, the newspaper reports. The dust was designed to regenerate damaged ligaments in horses, the Daily Mail said. (Trefwoord Pixie dust op internet)
 

Ziek vee bevrijd van beheksing

In de Boven-Pfaltz en in den Harz laat men het zieke vee wateren in eene varkensblaas en hangt die goed dichtgebonden in eene kast of in den schoorsteen. Wanneer de inhoud opdroogt verdort de heks en hare kracht houdt op te werken. (De Dieren in het Germaansche volsgeloof en volkgebruik; A. Sloet; 1887)

 

Afkoeltoestel

Dr. Ch. Bles, Populair Geneeskundige Encyclopaedie (1929) -- Afkoeltoestellen, toestellen om gedeelten van het lichaam af te koelen en koel te houden. Een afkoeltoestel voor het hoofd bestaat b.v. uit een slang van guttapercha, in het midden in kringen gelegd, terwijl het begin in een hooger geplaatsten bak met ijs water rijkt, en het andere eind neerhangt in een emmer, welke het water opvangt. (...) Het meest gebruikelijke afkoeltoestel is de ijszak, of ijsblaas van caoutchouc; in geval van nood kan hiervoor ook een varkensblaas dienen.

 

Eerste hulp bij liesbreuk

Bron: Suzeau, E. (Dr). Nouvelle méthode pour le traitement des hernies abdominales étranglées (1890).

Vertaling

1. Leg het slachtoffer in een houding met het hoofd naar beneden (decubitus dorsal)

2. Leg op de breuk een varkensblaas die gevuld is met fijngestampt ijs; bij gebrek aan ijs, een stevig compres gedrenkt in water en azijn

3. Geef het slachtoffer een stukje ijs in de mond

4. Pas de helling waarin het slachtoffer ligt aan, naarmate hij dat kan verdragen, door middel van meer of mindere kussens

5. Laat de benen van het slachtoffer vasthouden door behulpzame omstanders -- bij toerbeurt

6. In deze houding wachten op de arts die bekwaam is in de Suzeau-behandeling.

 

 

WETENSCHAP EN UITVINDINGEN

 

Geluid en luchtledigheid

Experiment van Christiaan Huygens van 1674 om te beproeven of geluid te horen is door het luchtledige heen, waarbij aansluit een experiment om te zien of geluid zich voortplant door water.

19 Dec. 1674.
Om te beproeven of geluid zich laat horen door het luchtledige heen, heb ik een horloge met wekker opgesloten in het vat en het op vlas gelegd, zodanig dat het niet aan het glas raakte. Toen heb ik de opening AC dichtgemaakt met een bevochtigde varkensblaas, ondersteund op een soort rooster van blik, gemaakt in kleine vierkantjes, van blaadjes op hun kant gezet en aan elkaar gesoldeerd. Dit rooster was vastgemaakt op een platte cirkel die met zijn kanten steunde op de omtrek van opening AC.

Tekening van Huygens


20 Dec.
Nadat ik de lucht uit het vat had gehaald dat onderin open was in D, en in het zachte cement van de machine gestoken, was het geluid van de wekker helemaal niet waar te nemen, ook niet met het oor voortdurend dicht bij de blaas AC gehouden. En terwijl er elders in de kamer geen geluid was. Toen aan de wijzer te oordelen het geluid allang voorbij moest zijn, werd de lucht binnengelaten door de binding van de blaas weg te halen, en nu was te zien dat de wekker inderdaad was afgegaan want hij was niet meer opgewonden. Vervolgens zette ik hem weer net zo als te voren neer, maar ik haalde geen lucht uit het vat. En toen was zelfs het geluid van het balanswiel te horen, en terwijl de wekker afging, was het geluid van het belletje duidelijk waar te nemen, ook op een afstand van 2 of 3 passen van het vat. Zodat blijkt dat geluid niet wordt overgedragen door het luchtledige heen. Er is een experiment dat hiermee in strijd is onder die van de academie van Florence, maar toen zij het deden konden ze geen middel vinden om te beletten dat de beweging van hun klokje werd overgedragen aan het glas van het vat, door de draad waaraan het was opgehangen. Wat betreft hun andere experiment met het orgelpijpje dat ze hoorden klinken in het luchtledige, het is te geloven dat ze hun vat niet goed leeg maakten.

 

De eerste telefoon

dr. T. Beijer en dr. C.G.L. Apeldoorn, Woordenboek van medische eponiemen (1996) -- In wezen is Bell niet de uitvinder van de telefoon. Die eer komt toe aan Philip Reis, natuurkundeleraar aan een middelbare school in het Duitse Friedrichsdorf. In de jaren zestig van de vorige eeuw kwam Reis op het idee dat de door de stem ontstane luchttrillingen op de een of andere manier in elektriciteit moesten kunnen worden omgezet. Met behulp van een membraan, vervaardigd uit een varkensblaas, een vioolsnaar, een sigarenkistje en een breinaald fabriceerde hij een apparaat waarbij hij zich liet leiden door de bouw van het menselijk oor. Zijn uitvinding gaf hij de naam 'telefoon'. Tussen zijn huis en het natuurkundelokaal voerde hij zijn eerste telefoongesprek. Reis demonstreerde zijn toestel voor wetenschappelijke academies en

natuurkundige verenigingen, maar kreeg nul op het rekest. Het was een 'amusant maar volkomen nutteloos spelletje' (Grauls).

Marcel Grauls, Uitvinders van het dagelijks leven (1993) -- Ter nabootsing van het trommelvlies plakte hij [Philip Reis] de gehoorgang van zijn houten oor dicht met een stukje varkensblaas. Eén gehoorbeentje verving hij door een dun platina strookje dat als hamer tegen het artificiële trommelvel aanleunde. Als aambeeld gebruikte hij een veer die het platina plaatje aan het raakpunt met het trommelvlies lichtjes raakte. Aan de veer en aan het draaipunt van het hamerstrookje sloot hij een batterij aan. Als Reis in het houten oor sprak, begon het artificiële vlies te trillen en werd het contact tussen de platina strook en de veer op het ritme van die trillingen onderbroken. Wat ook betekende dat de geluidstrillingen in elektrische trillingen werden omgezet.

 

Reddingsboei

Uit de collectie van het Rijksmuseum

Beschrijving van het Rijksmuseum:

Drijvende ballon - Objectnummer NG-MC-828

Vervaardiger: A. Scheerboom (1826)

Ballon van geoliede blaas, aan een eind samengebonden rond een houten kokertje, het mondstuk, dat afgesloten is met een afgeronde houten dop. Deze ballon was voor twee gebruiken bedoeld. Indien gebruikt als 'ballon van kondschap' werd een opgerold bericht aan de ballon bevestigd, die, drijvend op het water en gebruik makend van de wind, communicatie over tamelijk grote afstand tot stand kon brengen. Met vijftig of honderd opgeblazen blazen samengebonden in een grote zak waaraan een touw werd vastgemaakt, verkreeg men een drijfzak voor het tot stand brengen van kontakt tussen een op lager wal gestrand schip in nood en de wal. Overboord gegooid zou de zak aan wal geblazen worden, waar mensen hem opvingen en een kabel aan het touw vastgemaakt aanhaalden. De ballonnen en andere uitvindingen van SCHEERBOOM werden op 10, 11 en 13 juni 1826 te Scheveningen met succes beproefd.

 

In de eerste duikboot

17de-eeuws schilderij van Drebbels proef met een duikboot in 1620, en een werktekening met de blazen

 

De eerste duikboot werd in 1620 gebouwd door Cornelis Drebbel, en met succes getest in de Thames -- de twintig inzittenden, waarvan 16 roeiers, voeren drie uur onder water. Om te duiken werden varkensblazen, via pijpen met het water verbonden, gevuld. Om boven te komen moest de bemanning op de blazen gaan zitten om ze weer leeg te persen.

 

Osmose

Leo Beek, De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap (2004) -- Het is duidelijk dat Van Leeuwenhoek, die voor al zijn onderzoeken gebruik maakt van zijn eigen microscopen, zich niet alleen heeft beperkt tot biologische waarnemingen. Zo zal hij de grondlegger worden van de theorie dat kristalmoleculen veelvlakken zijn met precies dezelfde kristalvorm als de kristallen die zij opbouwen. En hij berekent dat een kristal, dat niet groter is dan 0.001 mm reeds 'de goede kristalvorm' bezit. Hij doet een proef op het gebied van de osmose en ontdekt dat een stuk darm dat met water is gevuld en aan een varkensblaas wordt gebonden, wel het water doorlaat maar dat 'niet de minste lugt of wint uijt de darm is getrokken'.

 

DIVERSEN

 

Bekleding van lampenkap

 

Voetbal

Foto: College Footbal Hall of Fame

In dieje tijd gingen we vuul nao ons grootje. Die aer ’n varken en as da gemest was, werd da geslacht. Wie dan ’t beste gewerkt aer, kreeg de varkensblaas om mee te voetballe. (John Knappers, uit: ‘Bosschenhoofd’; in: Onder ons gezegd in Brabant, Top-tien van Noord-Brabantse dialectwoorden; Cor Swanenberg & Michel de Koning; 2011)

Varkensblaas – bal – oorsprong van rugby

Oorspronkelijk Engels is badminton dat genoemd is naar het kasteel van de hertog van Beaufort in Gloucestershire en ook rugby, naar het plaatsje van die naam in Warwickshire waar het spel werd uitgevonden. Het was een folkloristische traditie, dat partijen een varkensblaas naar het dorp van de ander moesten duwen. Toen een leerling van de Rugby-school met de blaas ging lopen was het rugby geboren; de ovale vorm van de bal herinnert nog aan de blaas. (P.A.F. van Veen, Sprekende getuigen; 1987)

 

Smokkelattribuut

Varkensdarm gebruikt om jenever in te smokkelen - 19de-eeuws schilderij. Een smokkelaar wordt door agenten betrapt. Collectie Douane- en belastingmuseum.

 

Lodewijk Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek (1950) -- Varkens- en koeblazen werden voorheen gebruikt om likeuren, bijzonderlijk brandewijn te smokkelen; de blazen werden op het lijf gedragen gelijk een schapelier; --- waer wij bevonden hebben verscheyde koeijblaesen [nl. bij een smokkelaar]. -- Crim. proc. (1719)

blaasjesnat Omstreeks 1890 opgetekend in de Achterhoek, in de vorm blaöskesnat. Blaasjesnat was jenever die in een varkensblaas over de Duitse grens was gesmokkeld. Dit werkje werd indertijd meestal opgeknapt door 'flinke boerenmeiden', zoals het ergens heet. Zij verstopten de met foezel - goedkope Duitse jenever - gevulde blazen onder hu n kleding, in de hoop dat de douane daar niet zou kijken. (Ewoud Sanders, Borrelwoordenboek; 1997)

 

Gevelsteen

Het is niet precies duidelijk waarop deze twee gevelstenen (bron: internet) duiden. De blazen zijn gevuld. Onderaan de steen rechts kootjes van het varken. Adres onbekend. De steen links bevindt zich op het adres Stoofsteeg 8 in Amsterdam (de Wallen), en wordt ook geflankeerd door kootjes, maar die zijn op de gepubliceerde foto niet zichtbaar.

Over de gevelsteen van Stoofsteeg 8 schrijft Onno Bloem in zijn boek De gevelstenen van Amsterdam dat de huisnaam 'De blaes met coten' was, bekend uit een akte uit 1578. En: 'Varkensblazen werden gevuld met reuzel en verkocht als een blaasje reuzel, soms werd een blaas gevuld met lendevlees van het varken en vervolgens gekookt en gerookt: de zogenaamde blaasham. De zeven kootjes onder de blaas zijn runderkoten waar jongens mee speelden. Meisjes speelden met kleinere bikkels, hielbeentjes van een schaap.'

 

Theater-effect

¶ Jules Vandereuse – Ditjes en datjes ;  in: Brabantsche folklore, jrg. 1932 -- Al blijven er geen andere gebruiken meer te beschrijven, toch kunnen wij niet nalaten te zeggen dat de bevolking van tijd tot tijd nog blijk geeft van een zekere stoutmoedige originaliteit. Het feest, dat op 28n September 1919 ingericht werd om den vrede en het Verdrag van Versailles te vieren, gaf « La Gazette » van Brussel aanleiding tot het publiceeren (in haar nummer van 2n October) van volgend artikeltje.

«De gebruiken der Marollen verspreiden zich in het land. Daar de Volkenbond zich niet al te haastig toont om den Kaiser [d.i. de Duitse Keizer] terecht te stellen, werd dit thans gedaan door de inwoners van Goutroux, een dorpje van dertienhonderd inwoners, uit het bekken van Charleroi. Na door de straten der gemeente gedragen geweest te zijn, werd de in hooger officier verkleede pop, die den kaiser voorstelde, nabij het schavot gebracht, waar de scherprechter te wachten stond. Na een korte beraadslaging van de jury, werd de kaiser veroordeeld om op staanden voet onthoofd te worden. De bijl sneed hem letterlijk den hals af, waarin een varkensblaas vol bloed verborgen zat. Dit bloed spatte langs alle zijden weg, tot zelfs op de toeschouwers, die een oorverdoovend gejuich aanhieven».

 

Varkensblaas – met bloed – theatraal – zie ook schoolmeester bij Pietje Bell

„En die keer dan," vult Derk Jan aan, „dat ik een grote stok voor de meester meebracht om de belhamels te lijf te gaan. O, wat schrok hij, toen Jaap Egkamp met de stok op de falie kreeg en er een hele plas bloed uit z'n lichaam drupte. Die sufferd had het nog niet door ook, dat Jaap een varkensblaas met bloed onder z'n kleren gedaan had. Hij was stellig van mening, dat het bloedbad veroorzaakt was door de stokslagen. (Arend van Voorst, Het zwaard der machtelozen; 1978)

 

varkensblaas –theatraal

Gelukkig was het bijna afgelopen en, mijn rapier zwaaiend, riep ik: „Gij trouweloze schavuit, uw spel is uit gespeeld! Hier, ontvang het loon des verraders!"

Ik stak toe en doorpriemde de varkensblaas met water en rode inkt, die hij, onzichtbaar voor het publiek, onder zijn wijde mantel verborgen hield. Het rode goedje stroomde naar buiten en, dodelijk getroffen, liet hij zich vallen.

„Erbarm u mijner!" stamelde hij nog en bleef, zoals het hoorde, dood liggen. (Jan Lamers, In de hoofdrol, Kees Knip; 1941)

 

Brandstichting

- ‘Gij weet, dat het Gemeentehuis van Schaarbeek voor een goed gedeelte is af-, of beter is uitgebrand, want uiterlijk biedt het nog steeds een bezienswaardig geheel aan. Gij weet tevens, dat burgemeester Reyers en ik het eens zijn, om de ramp aan kwaadwilligheid toe te schrijven, eene kwaadwilligheid die gediend werd door een merkwaardig brandstichtersvernuft, een vernuft dat een mooie illustratie ware voor Thomas de Quincey's thesis over de misdaad beschouwd als fraaie-kunst. Want gij kent de formule van den plichtige: neem eene varkensblaas, vul ze met terpentijn, hang ze vijftig centimeters boven een kaars, die geplaatst is tusschen een stapeltje houtskrollen. Steek dan de kaars aan: na zekeren tijd steekt zij op hare beurt de houtskrullen aan, dewelke eene warmte ontwikkelen waar varkensblazen niet tegen zijn bestand; barstend, plengen zij de terpentijn op het vuur; de brand, gij beseft het, is gesticht...

Het stichtend feit nu, dat men de overblijfselen van zes dergelijke blazen in Schaarbeek's gemeentehuis heeft gevonden, laat geen twijfel over aangaande de bedoelingen van dezen, die ze daar gehangen had. Er kan geen spraak zijn van toeval of grap; want wie versiert op tweeden Paaschdag een gemeentehuis met varkensblazen of steekt ten teeken van lol dergelijke vuren aan?... Er is dus wel degelijk misdaad gepleegd. Den misdadiger opzoeken was me weldra de dierbaarste der plichten.

‘Naar hem gaan vragen in de omstreken van het gemeentehuis-zelf ware naïef geweest. Ik verkoos eene tournée te doen bij de spekslagers van Brussel en omstreken. Deze lieden immers verkoopen varkensblazen, en het uitzicht van diengene, die bij hen eventuëel zes exemplaren ineens van dit lichaamsdeel hadde gekocht, moest hun ongetwijfeld zijn opgevallen en bijgebleven... Mijne opsporingen bleven echter vruchteloos: de dader was klaarblijkelijk slim genoeg geweest zich zes blazen in zes onderscheiden winkels aan te schaffen; mogelijk was hij telkens van grime veranderd; misschien had hij zelfs de werktuigen zijner misdaad uit Chicago laten komen. Zoodat langs dien kant niet veel te verwachten was. (Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 4: Nieuwe Rotterdamsche Courant oktober 1910 - november 1911)

Zelf een rarekiek bouwen

Vader maakt voor Anneliesje een rarekiekkastje: heel veel kinderen hebben een rarekiekkastje, maar geen een zoo mooi als Anneliesje. 't Is een lang sigarenkistje, en Vader heeft er een mooie ronde opening in gemaakt, waar je net met een oog door kunt kijken. Boven over het sigarenkistje is een stuk varkensblaas gespannen, dan kun je alles goed zien, wat er in is. En wat is er allemaal niet in, een sprookje gewoon. Anneliesje heeft haar mooiste plakplaatjes gegeven, een kruis met rozen en een engel. Die heeft Vader in het midden gezet, op een dwars onderstukje, dat ze blijven staan. Toen heeft hij met mooie letters op een kaartje geschreven: Een kruis met rozen,

Is 't menschen lot, Is 't rijke leven, Uw gave, O, God.

 

(G.J.H. Riemens-Reurslag, Anneliesje uit den Achterhoek. 1941)

 

Bescherming tegen billenkoek

HOOFDSTUK XIV

Pietje leert het nut van een varkensblaas kennen

 

Pietje had genoeg van die rammelingen [die hij op school kreeg van meester Long]. Van de slager kreeg hij een varkensblaas en, nadat hij die halverwege had opgeblazen, nam hij hem mee naar school en stopte hem daar in zijn broek. De blaas vormde een aangenaam, zacht kussen dat, ingeval Pietje weer een pak op zijn broek kreeg, de slagen prachtig zou opvangen.

Die middag was meester Long verbazend slecht gemutst. Niets konden de kinderen naar zijn zin doen. Pietje deed erg zijn best op zijn sommen en als gewoonlijk was hij er weer het eerste mee klaar. Hij had nu niets meer te doen, maar zei niets. Hij kauwde op een stukje papier en schoot het balletje gedachteloos weg. Ongelukkigerwijze trof het meester Long juist midden op zijn voorhoofd. Johan de Braai, de lieve Jopie, had het gezien en stak dadelijk zijn verraderlijke vinger omhoog.

„Meester, dat deed Pietje Bell!"

„Pietje Bell, kom hier!" daverde meester Long.

Zonder een woord te zeggen nam de onderwijzer Pietje over de knie. Hij sloeg harder dan gewoonlijk, maar Pietje gaf geen kik. De varkensblaas was een heerlijk zacht kussen en ving al de slagen op.

Maar opeens, tegelijk met een bijzonder harde slag, klonk een knal door het lokaal, zodat de ruiten rinkelden. De blaas was gebarsten! Pietje begreep het en maakte er gebruik van!

„Au, au!" schreeuwde hij. „M'n rug breekt kapot!"

Meester Long liet hem verschrikt los en Pietje gleed van zijn knie op de grond, waar hij bleef spartelen en roepen, dat zijn rug helemaal kapot gebroken was. Toevallig kwam op dat ogenblik de hoofdonderwijzer de klas binnen.

„Wel, wel, wat is hier aan de hand?" vroeg hij. „En waarom schreeuwt die jongen zo?"

„Hij zegt dat ik zijn rug gebroken heb," zei meester Long wanhopig, „ik gaf hem een pak voor zijn broek."

Intussen ging Pietje voort met kreunen en steunen en weeklagen, maar stond toch tenslotte op en liep pijnlijk naar zijn bank.

De hoofdonderwijzer fluisterde meester Long in het oor dat het beter zou zijn de kinderen niet te slaan en een beetje geduld te tonen, en voegde erbij: „Er zit een natte prop op uw voorhoofd, meneer Long."

Na deze gebeurtenis heeft Pietje Bell van de meester geen broekrammelingen meer gehad en Pietje heeft niemand iets verteld van de varkensblaas. Alleen maar aan zijn vader en moeder. Toen vader het hoorde, stikte hij haast van het lachen (...) Pietje had een nieuwe ervaring opgedaan. Hij had ondervonden dat hij zichzelf kon beschermen tegen dergelijke aanvallen. Van nu af aan besloot hij op zijn hoede te zijn en een voorraad varkensblazen in te slaan. (Chr. van Abkoude, Nieuwe avonturen van Pietje Bell)