INHOUD DOSSIERS
INHOUD W T T
CUBRA HOME

 Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

Bijlage

Varken - varkensblaas - vèèrekesblaos - muzikale toepassingen - doedelblaos - blaozevèèr - doedelblaas - blazeveer

 

Voor Dossier rommelpot, foekepot, foetelpot KLIK HIER

 

1. Blazeveer - blaozevèèr

Jan Steen - Titel onbekend

 

¶ Ben Hartman: De blazeveer, ook wel een pseudobas genoemd, bestaat uit een houten steel met daaroverheen een snaar, deze is aan te spannen door middel van een stem-pen die boven aan de steel bevestigd is.

Tussen snaar en steel zit een ossenblaas ( deze is groter dan een varkensblaas) geklemd, die dienst doet als klankkast. De snaar wordt aangestreken met een strijkstok, je krijgt dan een vrij sonoor geluid. Door met de linkerhand de snaar boven aan de steel in te korten verkrijg je verschillende tonen.
 

Onze volkstaal - onder redactie van Taco H. de Beer; 1882 - Gons
In de week tusschen Kerstfeest en Nieuwjaar liepen de jongens vaak met een rommelpot of een gons (primitieve soort van viool, waarbij de snaren, uit gewast bindtouw bestaande, in plaats van over een kam, over een met lucht gevulde en gedroogde varkensblaas gespannen waren). De rommelpot is nog niet geheel uit de mode, ofschoon men haar niet zeer dikwijls meer hoort, maar de gons schijnt voor goed verdwenen.

 

¶ M. D. Teenstra - De Kinderwereld (1853)
In de Ommelanden en in andere streken van ons Vaderland is het bedelen om een Nieuwjaarsgift, gepaard met zoogenaamd muzijk en zang, nog steeds in gebruik. Het muzijk instrument bestaat gewoonlijk uit een rommelpot, aldus genaamd naar zijn geluid, hebbende de vroeger in gebruik zijnde gons en den doedelzak verdrongen.

 

¶  gons, muziekinstrument van boerenjongens, een soort viool, waarvan de snaren over een opgeblazen varkensblaas liepen; nog in de 19e eeuw in Groningerland. (K. ter Laan - Folkloristisch woordenboek; 1974)

 

L.M.G. Arntzenius, Encyclopedie van de muziek, 1959 -- BOMBAS, Nederlands volkseigen variant van de nonnengeige of trompette marine. Een uit de 17de eeuw, o.a. van een schilderij van Jan Steen, bekend strijkinstrument, dat bestaat uit een staaf en een lange snaar, tussen welke onderaan een opgeblazen varkensblaas als klanklichaam is geklemd.

 

¶ Weder andere jongens maakten van een' blaas een gons of doedelzak, welken laatsten men ook nog in de schotse hooglanden vindt. Sommige knapen, op de pieperige muziek der gons hoovaardig, verbeelden zich, de lier van APOLLO te bespelen , en gelooft mij, mijne vrienden, zulke lier-dichters en muzikanten, die wel een dusdanige blaas tot symbolum mogten hebben, — groote, kale windzakken — , vindt men ook wel onder volwassene kinderen. (M. D. Teenstra – De kinderwereld; 1853)

 

Blazeveer, zn. (FS). Soort rommelpot. FS beschrijft het volksinstrument als volgt: "Een

gespannen handboog, aen wiens een einde tusschen het hout en de pees eene opgezette koeijeblaes gepraemd wordt. Wanneer men nu met een strykstok over de pees gaet, geeft dat maskerade-instrument toonen welke genoegzaem met die van den rommelpot stemmen". (Frans Debrabandere, Kortrijks woordenboek, 1999)

FS = Ferdinand Snellaert 1844 (Debrabandere 1972).

 

BLAZE-VEER , BLAZE-VERE , v., klemt, op veer. Zoo heet in het Kortrijksche eene soort van eensnarige guitenviool die te Brugge den naam van goebe draagt. Zij bestaat uit een gespannen handboog, aan wiens einde, tusschen het hout en de pees, eene opgezette koei- of zwijneblaas geklemd ligt, zoodanig dat, als men met eenen strekel op die pees wrijft, er een dof geronk uit ontstaat, gelijkende aan dat van den rommelpot, doch veel sterker en min eentoonig.

Op nieuwjaar- en dertienavond gaan zekere lieden van deur tot deur en zingen een lied bij 't ruischen van de blaze-vére om een stuk geld te ontvangen. De vastenavondzotten

loopen ook in de straat met eene blaze-vére.

Het zal t'avond bale zijn,

En ik ga gemaskerd zijn,

Met een blaze-vére.

(Volkslied.) (L.L. de Bo, Westvlaamsch Idioticon; 1892)

 

GOEBE (wvl. GOUBE, zie OU), v. Eene kan of zoo iets met eene blaas overspannen waardoor een halm of een stokje weg en weder gedreven wordt, zoodat er een dof geronk uit ontstaat; anders ook Rommelpot genaamd. — In 't bezonder, te Brugge, beteekent goebe hetgeen

men in 't Kortrijksche eene Blaze-vere noemt. Zie ald. (L.L. de Bo, Westvlaamsch Idioticon; 1892)

 

Dictionary of the vulgar tongue – 1811 - HUM TRUM. A musical instrument made of a mopstick, a bladder, and some packthread, thence also called a bladder and string, and hurdy gurdy; it is played on like a violin, which is sometimes ludicrously called a humstrum; sometimes, instead of a bladder, a tin canister is used.

Tar, Kaukasisch instrument in guitaarvorm met varkensblaas overdekt en 5 snaren. (Leon C. Bouman, Vreemde woorden in de muziek, 1932)


Eenmansorkest - Verenigde Staten - 20e eeuw

 

2. Doedelblaas - doedelblaos

 

Curt Sachs, De geschiedenis van de muziekinstrumenten (1969) -- Een kleinere middeleeuwse variëteit van de doedelzakken was de doedelblaas, een enkele klarinet of een dubbelklarinet met een blaas in plaats van een zak. Ze wordt vermeld en afgebeeld van de 13e tot het begin van de 17e eeuw en is blijkbaar van het Oosten afkomstig; de eerste poëtische bron rept ervan in verband met het land Krain in de Oostalpen; een houtsnede van 1529 stelt een Turk voor met een doedelblaas, en de Tsjoevasj in Rusland hebben het instrument bespeeld tot in de moderne tijd.
 

Bladder pipe

 

Collectie Metropolitan Museum of Art

 

Plater spiel

Heidelbergse Dodendans (ca. 1488) - De burgemeester en de dood

'Plater spiel' - Wikipedia

 

Fresco in de Frauenkirche in Memmingen (Duitsland - ca. 1460)

 

Pieter van der Heyden - Vastenavond (1567)

 

Moderne uitvoeringen

Bron: http://www.music.iastate.edu/antiqua/bladpipe.htm - Op deze site een MP3

 

Moderne varianten op de doedelblaas - links een Poolse speler

 

3. Varkensblaas – muziekinstrument – Indië – ‘klontong’

Een enkele maal kwamen ze een paar vrouwen tegen in kleurige sarongs en lange 'badjoes' met mooie spelden, een plat zonnescherm bevallig over de schouder houdend. Of een grassnijder met niets dan een smal lendendoekje om, in snelle wiegelende gang zijn last van gesneden gras torsend. Of een Chinees koopman, in de hand het met een varkensblaas bespannen trommetje

waartegen, bij snelle draaiing, twee kogeltjes slaan en zo een roffel veroorzaken, die de komst van de 'klontong' al van verre aankondigt. (Johan Fabricius, De scheepsjongens van Bontekoe; 1973 – 13de druk)