INHOUD ARGUS-ARTIKELEN

CUBRA HOME

INHOUD MIDDENSTAND

Om u te abonneren op Argus - KLIK HIER

 

Beschouwingen over het rijm van de middenstand in velerlei gedaanten

zoals gepubliceerd in het tweewekelijks verschijnende periodiek

ARGUS

door

Ed Schilders

 

Jaargang 1 - Nr. 1 - 24 Jaargang 2 - Nr. 25 - 50 Jaargang 3 - Nr. 51 - 72 Jaargang 4 - Nr. 73 - 84 (slot)

 

jaargang 1, nummer 1, 7 maart 2017

Vissersstandspoëzie

 

Bij Stubbe in Amsterdam hebben ze niet alleen lekkere vis, ze kunnen ook aardig rijmen, getuige dit kwatrijn dat lang geleden in de vitrine stond:

 

Eet snoek en baars zoveel gij wilt

Eet paling zonder tal

Maar dokters raad geeft meeste baat:

Eet haring bovenal!

 

Niet gesmokkeld met de versvoeten, eenvoudig doch keurig rijm, en zelfs een binnenrijmpje in regel drie. En vier regels, zo veel lees je er niet vaak in vitrines of op uithangborden.

De vishandel is waarschijnlijk de middenstandsgroep die het meest gebruik maakt van reclamerijmpjes en rijmende slogans. De meeste daarvan volgen de ongeschreven hoofdregel van het genre: kort. Dat onthoudt makkelijker. Dus de visboer die Henk heet, schrijft:

 

Eet vis van Henk

Dat is een geschenk (Markt, Den Bosch).

 

Op een luifel van een kraam op het strand van Zandvoort:

Geef het door

Eet vis van Floor.

 

Uit Rotterdam:

Vis van Toet

Is altijd goed.

 

De eenvoud zelve dus, maar een enkele keer toch ook weer briljant:

 

Vis van Frits

Is het frist

 

De meer zelfbewuste vishandelaren spelen tegenwoordig graag in op het gegeven dat vis gezond is voor mens en milieu. Op de auto’s van een groothandel uit Volendam prijkte de slogan: ‘Vis Een Zee Van Gezondheid’. ‘Duurzaam’ ben ik nog niet tegengekomen, maar daarop zinspeelt wel de raamtekst van Blauwe Oceaan in Antwerpen:

 

Verse vis eten

Met een gezond

Geweten

 

Actueel was ook de spreuk op de viskraam van Wilma Graat (!) in Nijmegen:

 

Eet vis

dan weet je zeker dat het geen paard is.

 

Mijn persoonlijke poëtische analyse zegt dat hier wordt gerefereerd aan criminele praktijken in de vleesindustrie.

In het voetspoor van Stubbe is vooral de haring het uithangbord van de gezondheidsbewuste vishandelaar geworden, inclusief de geestelijke gezondheidszorg. Een viskraam op de markt in Groningen deed aan klantenbinding met:

 

Al huil je tranen met tuiten

Eet vis van Ron en je gaat weer fluiten.

 

Een combinatie van eeuwenoude volkswijsheid en moderne medische chemie werd in Utrecht gesignaleerd aan de Amsterdamsestraatweg:

 

Met mosselen in het land

Kan de viagra-pil aan de kant.

Foto: Verkeersbureaus.info

   
   

jaargang 1, nummer 2, 21 maart 2017

 

Friet rijmt heel goed op Piet

 

Het zou me niet verwonderen als zou blijken dat veel cafetaria- en frietkotenhouders helemaal geen Piet heten maar dat zij zich zo noemen omdat Piet op ‘friet’ rijmt.

 

Friet

van Piet

 

simpeler kan het niet (Haarlem, 2003).

 

Voor lekkere friet

Gaat heel Baardwijk naar Piet (1959).

 

Patat friet

van Limburgse Piet (Arnhem).

 

En volgens dezelfde formule:

 

Geen beter frietje

Dan bij Marietje (Boxtel, 1965).

 

Pieten die een breder assortiment aanbieden, zijn in de minderheid en vallen misschien daarom des te beter op. Een Woerdense Frietpiet dichtte:

 

Eet friet van Piet

Maar vergeet ook zijn ijsje niet

 

Een niet nader geïdentificeerde Piet koos voor gehaktballen:

 

Kom en geniet

Van de ballen van Piet.

 

Uit het Antwerpse werd me een rijmpje toegestuurd waarin schijnbaar op Engelssprekende klanten  gemikt wordt, maar dat in feite bedoeld is om Vlamingen en Ollanders aan het lachen te maken:

 

Fish or meat

With rice or friet.

 

John O’Mill, de kampioen van het rijmende ‘Double Dutch’, zou alleen ‘friet’ hebben verbeterd in ‘freat’.

Door hun hoge onthoudbaarheidsgehalte sluimeren zulke eenvoudige rijmen soms jarenlang in het geheugen van de consument. Slechts in uitzonderlijke gevallen worden ze ook spreekwoordelijk. Zoals de slogan voor de ijsco’s van De Rul in Den Bosch.

 

Geen gelul

Koop een ijsco bij De Rul

 

Als de rasechte Bosschenaar wil zeggen dat iets kwaliteit heeft, rept hij nog steeds van ‘Spul van de Rul’.

Een van de meest legendarische cafetaria uit Tilburg was ‘Broodje Jantje’. Vele generaties studenten hebben na sluitingstijd daar hun heil gezocht. Oké, er werd ook wel eens gevochten, maar het broodje was een delicatesse volgens geheim recept. Toen Jantje rond 2000 de zaak en daarmee zijn broodje sloot, was de stad in rouw gedompeld. Jaren later werden de rechten op de receptuur verkocht, en tegenwoordig heeft Broodje Jantje een eigen website met een stuk of acht varianten. Het heet nu, heel modern, ‘Jantjeburger’. Het succesvolle originele middenstandsrijm, wordt helaas niet meer gebruikt:

 

In ieder handje

Een broodje Jantje.

   
   

jaargang 1, nummer 3, 4 april 2017

 

Gebak van Krul tegenover hare majesteit

 

‘Spul van De Rul’ kun je in Den Bosch nog steeds horen als spreker bedoelt dat iets topkwaliteit heeft. Als dat voorafgegaan wordt door het gebiedende ‘Geen gelul’, dan betekent het dat spreker alleen genoegen neemt met het allerbeste. Dat het gezegde oorspronkelijk bedoeld was om ijsco’s aan de man te brengen, is op de achtergrond geraakt sedert de karretjes van De Rul in de jaren ’70 uit het stadsbeeld verdwenen. Het middenstandsrijm werd volksidioom.

Iets dergelijks geldt voor het Haagse gezegde ‘Geen gelul/ Gebak van Krul’. Een middenstandsrijm is dit echter nooit geweest, want daarvoor waren de banketkunstenaars van Krul aan het Noordeinde veel te sjiek.  Liever adverteerden ze met hun overbuurvrouw:  ‘Tegenover het paleis van H.M. de koningin’. Benevens de banketbakkerij was daar ook de ‘Salon de rafraîchissements’, geopend in 1903. Je kon er Louis Couperus aan zijn ‘groen schuimende kop vloeibare jade' zien. In de hoogtijdagen van Krul stond er een tiental  banketkarren voor de deur, zoals je tegenwoordig de scootertjes van de pizza- en shoarmabezorgers geparkeerd ziet staan.

Geen gelul. Hier spreekt dus de volksmond, wat niet heeft kunnen verhinderen dat AD/Haagsche Courant in 2009, toen de deuren van Krul al bijna veertig jaar gesloten waren, het rijmpje alsnog bevorderde tot ‘de beste Haagse marketingslogan ooit’. De aanleiding tot deze promotie was een nieuwe VARA-comedy, Gebak van Krul, geschreven door Haye van der Heijden. Hoofdpersoon is Henk Krul, die een bakkerij heeft op een beduidend minder sjieke locatie dan het Noordeinde: de Jordaan in Amsterdam. Tegenover Henks zaak woont niet de koningin van de Jordaan maar staat de supermarkt van tweelingbroer Herman.

De erven Krul hebben tegen die vermeende imagoschade tevergeefs bezwaar gemaakt. Op ‘Gebak van Krul’ hadden zij geen merkenrecht, en als er al sprake was van auteursrecht dan berustte dat bij de Haagse Harry’s. 

Dat lijkt me de prijs die je voor kwaliteit en populariteit betaalt.  Wie zich hooguit verwaardigt tot het beginrijm in ‘Koninklijke Krul’, die mag niet klagen als de onderdanen met zijn naamsbekendheid aan de haal gaan. Kapsalon Tärre adverteerde met ‘Boven Maison Krul’, en deurwaarder Van Dalen met ‘Tegenover Krul’.

   
   

jaargang 1, nummer 4, 19 april 2017

 

Piets patat is altijd beter, zellefs voor een trage eter

 

Middenstandsrijm en massamedia, ze verdragen elkaar slechts met moeite. Een tekst op een uithangbord of in het huis-aan-huisblad is tenslotte wat anders dan een reclamespotje op prime time. Wie het grote publiek wil bereiken, doet er echter goed aan diens taal te spreken, met als gevolg dat Duyvis rijmt op ‘fuif is’ (helaas nooit in print verschenen als ‘fuyvis’). Freddy Heineken wordt in reclamekringen nog steeds bewonderd als de auteur van de slogan Heerlijk Helder Heineken. Zo simpel kan literaire middenstandsroem zijn. 'Niet te geloven/ Zo uit de oven', hoor ik in recente spotjes voor bitterballen van Mora. Niet slecht, maar je weet dat de maker geen cafetaria bestiert maar bij een reclamebureau werkt.

Een van de schaarse voorbeelden van waarachtig middenstandstalent op televisie was Piet de Pad. Hij woonde in de jaren ’70 in het Grote Dierenbos van De Fabeltjeskrant, waar hij in Piet’s Smikkelpaleis – onder architectuur van Willem Bever – ‘patatsliertjes met smots’ verkocht. De zaak liep goed en Piet adverteerde op de zijkant van de Dierenbosse tram met: Al patat/ Van Piet gehad? Piet exploiteerde later ook een ‘rijdende’ patakraam die hij zelf voorttrok  terwijl hij, in de beste traditie van de straathandelaren, luidkeels zijn poëzie declameerde:

 

Petat! Petat!

Warreme petat

Van Piet de Pad!

 

Eet petat! Eet petat!

Van Piet de Pad.

Piets petat is altijd beter

Zellefs voor een trage eter.

 

Warreme ballen

Die bevallen!

 

Met patat, smots en ballen werd Piet een geduchte concurrent van Bor de Wolf, die op zekere dag het door hem uitgebate Praathuis (bekend om zijn beukennootjes) met planken dichttimmerde en een mededeling voor zijn clientèle aanspijkerde:

 

Gesloten

wegens

Dichten.

 

De verklaring was dat Bor zich voortaan liever aan zijn volkstuintje wilde wijden. Hij geeft  Ed Bever een voorproefje van zijn kunnen:

 

In de natuur is ieder uur

Dat later wordt

Veel vroeger, dan vroeger

De zwoeger zoals ik

Die een prater was

Wordt nu een denker

Een dichter van het oude woord.

Geen schenker.

Het uur is thans gekomen
Van schone dromen
Omgeven door een glans van maneschijn.

 

Het heeft er alle schijn van dat dichter Bor zich heeft laten inspireren door Querulijn Xaverius, Markies de Canteclaer van Barneveldt, de bekende dichter uit Rommeldam.

Piet de Pad en Gerrit de Postduif

 
   
   

jaargang 1, nummer 5, 2 mei 2017

 

De levensklok slaat slechts één keer

 

Niet veel middenstandsdichters is de eer te beurt gevallen hun werk te mogen declameren op de televisie. Ik ken er eigenlijk maar één, en dat was George Hennep, in een aflevering van het indertijd baanbrekende programma Het Gat van Nederland. Het moet rond de jaarwisseling 1972-73 zijn geweest, want Henneps reclameboodschap was vermomd als nieuwjaarswens, een apart literair  genre binnen de letterkunde van het midden- en kleinbedrijfswezen. Het zal een uniek optreden geweest zijn, dat nog unieker is door de dienst die berijmd wordt aangeboden: Hennep was namelijk begrafenisondernemer in Paramaribo. Het heet ‘De levensklok’:

 

De levensklok staat slechts één keer

En niemand draait haar verder .

Geen wezen stopt haar dan de Heer

De grootste zielenherder.

Maar op de rijweg in ons land

Wordt roekeloos gereden.

Veel doden vallen aan de hand

Van dronken overtreders.

Gelukkig staat George Hennep klaar

Om het leed u te verzachten

Hij zij u ook in het nieuwe jaar

Tot steun met al zijn krachten.

 

Dat redacties van televisieprogramma’s zich bedienen van middenstandsrijm is even uitzonderlijk. Maar als je goed oplet, komt er zo nu en dan een voorbij. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van maart jongstleden, sprak Pieter Jan Hagens in elke uitzending van 1 Vandaag met een lijsttrekker. Voordat hij zijn vragen begon te stellen, herinnerde hij zijn gesprekspartner aan de afspraak: ‘U kent ons motto in deze serie politieke interviews?’ En vervolgens goed gefraseerd:

 

In korte tijd

Maximale helderheid

 

En het werkte. Bij 1 Vandaag. Nu de Tweede Kamer nog. En trouwens, het zou ook niet misstaan als dat het motto van 1 Vandaag werd als het géén verkiezingstijd is.

 
   
   

jaargang 1, nummer 6, 16 mei 2017

 

Schilders rijmt op Wilders

 

Rijmen op een achternaam. Ik ga die van mij maar na om aan te tonen hoe moeilijk dat kan zijn. ‘Wilders’, zeker, dat rijmt op ‘Schilders’ maar dan heeft de dichter toch wat uit te leggen. ‘Dichters’ kan, ware het niet dat dichten nooit mijn stiel is geweest. Er moest dan ook een begenadigd plezierdichter aan te pas komen om mij te eren met een eigen middenstandsrijm. Van Frank van Pamelen kreeg ik zijn bundel Ikea en andere verzen (2008) aangereikt met deze opdracht:

 

Van alle meest verbale bodybuilders

Is wel de meest gespierde Edje Schilders.

 

Ook de signatuur was prachtig in al zijn volrijmende eenvoud:

 

Dank

Frank.

 

Goed. Dan heet je dus Kemme en je hebt een autorijschool (Amsterdam, Amstelveenseweg). Dan zet je op je lesauto’s:

 

Rijden en remmen

leert u bij Kemme.

 

De dichters zijn vrijwel nooit bekend, maar van brandstoffenhandel Van der Waal uit Charlois weten we dat het de eigenaar zelf was die zijn naam berijmde:

 

Met kolen van Van der Waal

Gaat de koude aan de haal.

 

Ik zou het van brandstofboeren niet verwachten, maar ze blijken erg creatief. Locatie onbekend:

 

Brandstof van uw gade?

Ga dan naar Alkemade.

 

Ook uit Nijmegen, het berijmde visitekaartje van Doorman B.V. (audio, video en huishoudelijke apparatuur):

 

Loop niet door … man

Koop 't bij Doorman.

 

Kruidenier Kwakermaat (Den Haag) kwam er niet helemaal stijlvast uit, maar de stapeling van a-klanken mag er toch wezen:

 

Mensen doe een goede zaak

Koop uw kaas bij Kwakermaat.

 

Dit subgenre (naamrijm) heeft zijn klassiekers.

Wie vaak op de snelweg zat, heeft vast wel eens een transportwagen gezien met opschrift:

 

Henk van de Scheur

Van deur tot deur.

 

Miljoenen treinreizigers hebben het gelezen op het traject Utrecht-Amsterdam:

 

De beste bomen uit het bos

Vindt u als hout bij Jongevos.

 

Treinreizigers vormen een dankbaar lezerspubliek. Bij Halfweg kon je vanuit de coupé een firmarijm lezen:

 

Al een kist, krat of vat

Van de Phoenix gehad?  

 

De naam werd meestal uitgesproken als ‘Poenix’, wat nog winstgevender klinkt.

Maar als je dan toch een weerbarstige achternaam hebt, dan kan het ook zoals een niet nader bekende lampenwinkelier het aanpakte: Steek uw licht op bij Donker.

 
   
   

jaargang 1, nummer 7, 30 mei 2017

 

Het crucifix van Van Leeuwen

 

Een van de meest beeldende en eerlijk gezegd ook wel meest hilarische rijmen uit de canon van de middenstand heeft betrekking op een handelaar in ijzerwaren In Amsterdam, gespecialiseerd in ‘nagels’, ofwel spijkers. Waarschijnlijk heeft hij dus ook een smederij gehad.

Hij heette Van Leeuwen. De overlevering wil dat hij in de etalage van zijn winkel op zeker moment een crucifix plaatste, een kruisbeeld dus met daarop de gekruisigde Verlosser. Meestal worden dergelijke kruisbeelden slechts voorzien van een ultrakorte tekstballon,  een op de kopse kant van het kruis aangespijkerd schild met de letters INRI. Dat is een acroniem van ‘Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum’ (Jezus van Nazareth, koning der Joden). Of de crucifix van Van Leeuwen ook voorzien was van zo’n naamplaatje, meldt de overlevering niet, maar wel dat Van Leeuwen er zelf een bijschrift bij etaleerde om een van zijn specialiteiten aan te prijzen, zijn ‘nagels’.

 

Dankzij de nagels van Van Leeuwen

hang ik hier al eeuwen.

 

Bij navraag bleken velen dit rijm te kennen maar waar de zaak van Van Leeuwen zich bevond, wist niemand. Volgens mijn correspondent Jos Paardekoper is hier vrijwel zeker sprake van een gimmick. Hij schreef me: ‘In mijn woonplaats Deventer zou er een zaak geweest zijn die in z’n etalage een kruisbeeld had staan, waar het lichaam van de gehangene vanaf was gevallen.’  Daarbij stond de tekst:

 

Als dit met spijkers van Van Leeuwen was gebeurd

was ik hier niet van het kruis gepleurd.

 

Paardekoper voegde er aan toe: ‘Daarop kwamen uiteraard verontwaardigde reacties binnen, waarna de eigenaar een nieuwe spreuk aanbracht.’ En een nieuwe voorstelling van zaken, lijkt me, gezien de ‘nieuwe spreuk’:

 

Dankzij spijkers van Van Leeuwen

Hang ik hier al eeuwen.

 

Misschien was dit alles slechts een grap, een ‘broodje aap’, een voorbeeld van katholieke humor uit het rijke roomse verleden. Maar dan nog is dit apocriefe rijmpje op een tweede paasdag  aan zichzelf ontstegen. Circa 2004 kreeg ik de volgende regels toegestuurd, die overduidelijk gebaseerd zijn op de apocriefe Van Leeuwen:

 

Je dak van je huis afgepleurd?

Met de spijkers van Vermeulen

Was dat nooit gebeurd!

 
   
   

jaargang 1, nummer 8, 13 juni 2017

 

Vorst en worst

 

Voorbeelden van middenstandsrijm in de mondelinge traditie zijn uiterst zeldzaam en meestal behoren ze dan tot het genre van de straatroep. Zoals de visboer die, eind jaren ’50, zijn stootkar onze straat in duwde met de kreet ‘Gestoomde Ma!  Gerookte Pa!’ Het heeft lang geduurd voordat ik begreep dat het niet om ouders ging maar om makreel en paling. Uit diezelfde tijd moet de ‘sound bite’ dateren van slager Van de Pas. Hij bezocht zijn klanten nog persoonlijk om de bestelling op te nemen, en zodra de deur openging sprak hij steevast:

 

Ik ben slager Van de Pas

En kom vragen wat er nodig was.

 

Klantvriendelijkheid en service, zeker, maar al met al moeilijk door te berekenen naar een pondje gehakt. Daarom hanteerde slager Nozemans (Leiden) de regel:

 

Zelf halen

Minder betalen.

 

En hij had nog een tip om zijn ambulante klantenservice te ontlasten en het vertrouwen van de vrouw des huizes te winnen:

 

Stuur gerust uw kleine meid

Want ook zij krijgt kwaliteit.

 

Het ultieme vertrouwen, daar gaat het ook om bij een door sommige slagers nog steeds gehanteerd rijm waarin Napoleon het toppunt van kwaliteit  is. Zoals in de Tilburgse slagerij van Lejeune. In het midden van de betegelde achtermuur prijkt een geprepareerde zwijnskop met aan weerszijden een houten schild. Op het linker de tekst

 

Varken lief

varken zoet

Al wat van jou komt

is lekker en goed.

 

Rechts:

 

Wat Napoleon was

Onder de vorsten

Is onze worst

Onder de worsten.

 

Er is ook een variant bekend waarin de slager – met minder gevoel voor decorum – ‘onze’ heeft veranderd in ‘mijn’. Lang geleden heeft Unox geprobeerd dit stramien te verheffen tot slogan, maar de firma maakte daarbij een wat vreemde keuze door in plaats van Napoleon de Belgische koning Albert op te voeren:

 

Wat Albert is onder de vorsten

Is Unox onder de worsten.

 

Dan is het rijm van een rijwielhandelaar uit Boekel heel wat beter. In 1911 zette hij met een berijmde advertentie de geschiedenis naar zijn hand. Na de slag bij Waterloo verzucht Napoleon:

 

Te paard ontvluchten kon ik niet,

Hoe dom was ik toen toch

Had ik bij F. Dekkers maar een fiets gepakt

Mijn vrijheid had ik nog.

   
   

jaargang 1, nummer 9, 27 juni 2017

 

Bob is niet bang

 

Het begon in 1972. Bob van Daalen had een caravan gekocht en ging voor het eerst in jaren op vakantie. Op de deur van zijn handel in hout en doe-het-zelfmaterialen in Leeuwarden hing hij een korte kennisgeving op:

 

Dat is pech,

Bob is met vakantie weg.

 

Hoewel. Volgens sommige  Bob-kenners luidde het debuutvers:

 

U heeft pech

Bob is nog tien dagen weg.

 

Ook na die vakantie bleef hij zijn clientèle informeren op rijm.

 

Wacht nog 7 dagen

Dan gaat Bob weer op maat zagen.

 

Of:

 

Op koninginnedag hoeft u niet rond te lopen,

want Bob is open.

 

Van Daalen maakt na dat argeloze begin een snelle ontwikkeling door als middenstandspoëet.

 

Hout van Bob

Aan de top

 

wordt zijn handelsmerk, en hij kondigt zijn aanbiedingen in de lokale pers aan:

 

Het is maar dat u het weet,

bij Bob vindt u voor ƒ 299,— een keukenblok

van 150 cm breed. 

 

In zijn zaak verschijnen berijmde richtlijnen voor de klanten:

 

Doe ons een plezier

doof uw sigaret of sigaar hier!

 

Het is maar dat u het weet,

het is uw eigen risico

als u onze zagerij betreedt!

 

Het is moeilijk voorstelbaar maar er zijn tijden geweest waarin de klusser zich in de zaak van Bob in een rijm-het-zelfbundel moet hebben gewaand. Artikelen, prijzen, en aanbiedingen werden door Bob berijmd, waarna de met balpen geschreven handschriften op de stelling werden aangebracht.

 

Voor u een boffer:

voor ƒ 280,– een AEG accuboormachine

compleet in een koffer.

 

Bob is niet bang.

Hij verkoopt al voor ƒ 4,95 een nijptang.

 

Bobs uitzonderlijke rijmdrang lijkt me uniek en dat is in Leeuwarden niet onopgemerkt gebleven. In 2003 verscheen bij de Leeuwarder uitgeverij Perio het  in alle opzichten fraai verzorgde Verzamelde gedichten, 230 verzen, voor een groot deel gebaseerd op Bobs handschriften.

 

Twee van mijn favoriete rijmen daaruit mogen ook Bobs veelzijdigheid illustreren. Het bijna pastorale

 

Geef uw planten als dank

deze vensterbank

 

en het enigszins experimentele

 

U staat perplex

v.a. 17,80 2 ½ l en € 8,10 SUPER LATEX.

In april 2014 is Bob overleden, hij was uit zeer goed hout gesneden.

 

 

 

 

 

 

   
   
   

jaargang 1, nummer 10, 11 juli 2017

 

Cider is goed voor ieder

 

Ik denk dat ik bij de Melkbrigade wilde omdat op de BRT, de Vlaamse televisiezender die alleen in het zuiden van Nederland ontvangen kon worden, Nonkel Bob en tante Hannie daar reclame voor maakten. Als je maar genoeg melk dronk, kon je een fraaie patch bekomen, de witte M van melk op een blauw fond, met allemaal oranje sterretje erdoorheen geweven. Voor op je jas. Mijn jongere broer is meer van de Joris Driepinter-generatie. We horen het moeder nog zingen: Melk is goed voor elk! Dat ze dat had van een grammofoonplaatje van het Zuivelbureau wisten we toen niet. Het liedje werd in 1962 gezongen door Piet Zuivel, een van de schuilnamen van John Lamers. Refrein:

 

Heel de wereld weet

Melk is goed voor elk.

 

Dat de orkestleider Pierre Biersma heette moge veelzeggend zijn.

De slogan is veel ouder dan mijn broer en ik. Een van de enfants terribles van de Nederlandse letteren, Erich Wichman (1890-1929), fulmineerde er al in 1927 tegen in een schotschrift onder de titel Melk, het witte gevaar. Kanker, hartfalen: allemaal de schuld van melk. Zelfs de  geestelijke volksgezondheid wordt erdoor bedreigd. ‘Melk is goed voor elk’ vond hij even verderfelijk als het rijm dat door het Amsterdams Drankweer Comité (‘quelles vaches!’) langs de openbare weg was geplaatst:

 

Niet drinken, niet schenken,

een goede raad zou 'k denken.

 

Wichman doorzag toen al de propaganda van de zuivelindustrie, van Nonkel Bob, Piet Zuivel, en ‘Ere-melkbrigadier’ Mies Bouwman. Geheel in stijl bood hij  alternatieven:

 

Cider is goed voor ieder

Wijn is goed voor de pijn

Rode is goed voor de noden

En witte is goed voor de hitte

Oude is goed voor de koude

En jonge is goed voor de longen

Bieren zijn goed voor de nieren

Jenever is goed voor de lever

Klare is je ware!

 

Op internet vinden we tegenwoordig vooral artikelen als ‘Melk is slecht voor elk’, en zelfs een pagina over ‘Melk en hersenbeschadiging’ waarvan de titel ‘Melk, het witte gevaar’ is. Het is jammer dat Wichman niet heeft kunnen weten dat hij gelijk had. Niet qua alcoholica, wel qua melk.
 
   
   

jaargang 1, nummer 11, 25 juli 2017

 

Ongemakken in de tent

 

Vakantiegevoel?

Eerst op de kappersstoel.

 

Welke kapper met dit rijm adverteerde, en wanneer, is niet exact overgeleverd. Uit de kappersbranche heb ik in de loop der jaren niet bijzonder veel berijmde promotie kunnen optekenen maar bijna altijd betrof het wel rijmen van de betere soort.

 

Voor scheren en knippen

bij Pietje de kapper binnen wippen

 

dateert uit het begin van de jaren ’50 (Middelrode), maar klinkt nog steeds hedendaags. Tot in de Tweede Wereldoorlog lijkt één advies in allerlei varianten bekend te zijn geweest. In Ravenstein luidde het:

 

Wie goed wil zijn geschoren

Komt 's morgens vroeg, of daags tevoren (1935)

 

In Tilburg:

 

Hier wordt snor en baard geschoren

Zondags niet, maar daags tevoren! (1935).

 

Een verkorte versie, Schoon(er) geschoren als nooit tevoren, werd in de jaren ’30 als slogan gebruikt door Palmolive ‘de olijf-olie scheercrème’ en door STA PAL-scheermesjes.

In de reisbranche vloeit de rijmader beduidend minder rijkelijk. Een vroeg voorbeeld komt van het Zwitsers Verkeersbureau, dat blijkbaar appelleert aan de oervorm van het Zwitserlevengevoel ondanks de crisistijd:

 

Zwitserland goedkoop en goed,

aan kwaliteit niets ingeboet.

 

Op lokaal niveau: 

 

Bedenkt het vandaag

en onthoudt het voor morgen

Laat de R.C.T.

al Uw reizen verzorgen! (Hengelo 1967).

 

Van recentere datum is de rijmende slogan van Sterprodukties:

 

...met deze prijzen móet je wel reizen... (advertentie in NRC, 2003).

 

Drie dagen lijken wel een week

in de prachtige Sauerland-streek!

 

is verrassend omdat het rijm niet bedacht werd voor een reisbureau maar ter promotie van de creditcard van de Postbank.

Een rijm dat het ‘vakantiegevoel’ heel anders definieert, vond ik in een advertentie die op 3 augustus 1936 in een groot aantal dagbladen verscheen. Het betreft het ‘Akkertje’, een van de voorlopers van ons paracetamolletje:

 

Wie gaat kampeeren

Zal Akkertje waardeeren.

 

De rest van de tekst is een opsomming van de ongemakken die je in een tentje kunt gaan voelen. Van hoofd-, kies- en spierpijn tot spit, reuma, griep en koorts. Met als conclusie: ‘Akkertjes is een kamp-apotheek op zichzelf’. Een beter argument om kamperen níet te waarderen, is sindsdien niet meer geformuleerd.

   
   

jaargang 1, nummer 12, 8 augustus 2017

 

Absalom en Johan Willem Friso

In de vorige aflevering van deze rubriek kwamen de kappers aan bod. Ze zijn niet zeer productief  geweest maar wel creatief, en ze kunnen bogen op een rijm dat zowel internationaal als eeuwenoud is. De neergang van het ‘rijke Roomse leven’ in de jaren ’60 viel zo ongeveer samen met de opkomst van langharigheid, en dat heeft het rijm geen goed gedaan. Toch hoor ik het zo nu en dan nog genoemd worden als anekdote. Googel het en je ziet dat het nog steeds niet vergeten is:

 

Absalom, Oh Absalom

Kom vaker in mijn kapsalon.

 

Zowel Gustave Flaubert (Dictionnaire des idées reçues) als W.F. Hermans (Lotti Fuehrscheim) schrijven over het noodlot van Absalom in hun vrije interpretatie van het bijbelboek Samuel 2, waarin de langharige Absalom op de vlucht slaat voor het leger van zijn vader, koning David. Door zijn lange haren raakt hij verstrikt in de takken van een boom, waardoor zijn achtervolgers hem kunnen inhalen en standrechtelijk afslachten.

Had hij maar naar de kapper moeten gaan? Het opmerkelijke is dat de legende vooral door pruikenmakers gebruikt is als uithangbord voor hun nering, in het Frans vooral, maar ook in Latijnse en Griekstalige bewoording. Nederlandse versies zijn opgetekend door Jacob van Lennep in het driedelige standaardwerk De Uithangtekens (deel 2, 1868) en daarin wordt Absalom meestal vervangen door Johan Willem Friso. Vaderlandse geschiedenis: 1711, Hollands Diep, Moerdijk. De prins van Oranje verdrinkt als zijn boot onverwachts omslaat. Mede-opvarende Onno grijpt Johans hand. Tevergeefs.

Die laatste hand werd in de overlevering de haardos van de prins, maar dat was een pruik. Beide partijen doen er hun voordeel mee. In Dordrecht hangt een pruikenmaker een bord uit met een schildering van Absalom en de tekst: 

 

Zoo moeten ze varen,

Die dragen 'er eigen haren.

 

Een haarsnijder in zijn buurt sloeg terug met een schildering van de verdrinking en de tekst:

 

Zoo moeten ze varen,

Die dragen een andermans haren.

   
   

jaargang 1, nummer 13, 5 september 2017

 

Bijbelse rijmelarij

 

Voordat Argus op vakantie ging, berichtte ik u over Absalom, het oudtestamentische enfant terrible dat met zijn lange haren verstrikt raakte in boomtakken.  Zijn noodlot stond eeuwenlang als een waarschuwing met een, zeg maar knipoog, op uithangborden van kappers:

 

Wil het u niet gaan als Absalon

Kom dan in deze kapsalon. (Opgetekend circa 2003)

 

De tijd dat zo ongeveer de gehele oudtestamentischr bevolking op luifels, gevelstenen en uithangborden kon worden ingezet ter bevordering van de omzet ligt ver achter ons. Van Lennep en Ter Gouw voorzagen dat al in 1868 in hun omvangrijke verzameling De Uithangtekens, toen ze de tanende populariteit van bijbelse figuren en gebeurtenissen kernachtig verklaarden met: ‘Gaarne ziet men wat men goed kent.’ Hetzelfde geldt misschien nog sterker voor figuren uit de klassieke oudheid. Geen kroegbaas die het nog in zijn hoofd haalt om het volgende rijm op zijn bierviltjes te printen:

 

Uit Ceres groen gewas

Wordt ’t edel nat gebrouwen

Die ’t recht met maten drinkt

En zal het nooit berouwen.

 

Toch prijkte dit kwatrijn nog in 1889, bij de opening van het centraal station van Amsterdam, op de muur boven de deur van een ‘ververschingkamer’. 

Niettemin zijn veel van de voorbeelden die Van Lennep en Ter Gouw hebben vastgelegd nog steeds zeer begrijpelijk. Een spijkermaker in de Reguliersbreestraat zette de ark van Noach op zijn uithangbord met de tekst:

 

Noach maakte de ark

Byzonder groot en sterk

’t Is niet volbracht zonder spijkermakerswerk.

 

Voor volwassenen was de slogan van kleermaker  ‘De Kuische Josef’:

 

Ben je bij Potifars wijf geweest en verloor je je jas,

Kom dan hier, ik heb er net een van pas.

 

En er zijn dus overlevenden, zoals Absalom. In de jaren ’50 was er in Berlicum nog een groenteman met de reclametekst:

 

Adam en Eva gesteld in ’t groene Paradijs

Aten hun buikje vol van de lekkerste spijs

Maar zij werden verleid door de schelmse droes

Hier verkoopt men kool, wortelen, rapen en groene moes.

 

En deze hele fraaie, zonder jaar, van een café in  de omgeving van Abcoude:

 

Toen Mozes op de rotsen klopte

Gebeurde het dat er water dropte

Groter wonder gebeurt er hier

Klopt men dan komt er Amstel-bier.

 
   
   

jaargang 1, nummer 14, 19 september 2017

 

Met dit boekje in de hand

 

Toen reclameman Don Schothorst eerder dit jaar in zijn autobiografie  De Don, seks, drank & coke  beweerde de bedenker te zijn van de slagzin ‘Melk, de witte motor’ werd hij al snel ontmaskerd als jokkebrok, en werd de uitgever door de erfgenamen van de echte bedenker gedreigd met een claim van zeven ton. De kwestie werd geschikt en uitgever Meulenhoff staakte de distributie. Een goede zaak, want een boek met zo’n bespottelijke titel ziet niemand graag in de boekhandel liggen. Dan zien we daar zelfs liever de zangbundel Kun je nog zingen, zing dan mee, editie 1923, en toen al een jubileumuitgave.  Omslag in oranje en rood-wit-blauw. Met op de achterkant het jubelrijm:

 

Met dit boekje in de hand

Zingt men in heel Nederland.

 

Misschien is het de nederige letterkundige status van rijm en slagzin waardoor juist in het boekenvak deze vormen van promotie zo schaars zijn. Bij de uitgevers ken ik alleen de advertenties uit de tijd (1948) dat De Arbeiderspers nog arbeiders aansprak:

 

Een boek met dit merk

Is een waardevol werk

 

Het gaat om de zogenaamde ‘ABC-tjes’:

 

De tijd vergeet je

Met een A.B.C.-tje

 

Het hogere letterkundige middenstandsrijm vinden we uitsluitend buiten de boekenbranche, zoals bij de kruidenier van wie alleen de achternaam is overgeleverd:

 

De Mei van Gorter is wel vorstelijk

Maar de gort van Meier is ook kostelijk.

 

In de boekhandel wordt middenstandsrijm vooral aangewend om lokale bekendheid te genereren, zoals door een (kantoor)boekhandelaar en drukker uit St.-Michielsgestel in het parochieblad:

 

Voor papier, pennen en boeken

Moet u bij Jan Dekkers zoeken

Want dan bent u wijs

Daar is het voordelig in prijs

Ook de drukkerij staat voor u present

Met haar service en talent

Weet u in deze geen goede raad

Dan staan wij altijd voor u paraat.

 

Op het internet wordt deze schamele analoge eer digitaal hooggehouden door een antiquariaat uit Voerendaal:

 

Behoefte aan een boek?
Onze nieuwe website voorkomt veel gezoek.

 
   
   

jaargang 1, nummer 15, 3 oktober 2017

 

Hitler in zijn hemd

 

‘Het is een tekening van Hitler,’ schreef Johan Raap me, ‘hij poepte een hakenkruis.’ Dat was kort na de oorlog, en Raap herinnerde zich ook het rijm waarmee boekhandel Heinen in Den Bosch de tekening aanprees:

 

Hitler in zijn hemd

Kost 25 cent.

 

En dat zag je dus ook, Adolf staat in zijn hemd. Maar als je het onderste deel van de afbeelding omvouwde, zat hij op zijn hurken boven een ferm gedraaid hakenkruis. Nederland mocht weer hardop lachen en openlijk spotten. Over de hausse aan boekjes waarin de gefluisterde moppen eindelijk hardop getapt mochten worden, en waarin zelfs de oorlogswinter cartooneske humor mocht zijn, is voor zover ik weet nooit een grondige studie gepubliceerd.

Tijdens de oorlog houden de middenstandsdichters er de moed in. Het volgende rijm kan zowel een aansporing tot zelfhulp zijn als een vergoelijking van de schaarste aan energie:

 

Donkere nachten,

Vele klachten.

Ons overheid

Vraagt zuinigheid.

Toch zee van licht

En beurzen dicht.

De wind kost niets,

Benut zoiets!

 

Van Johan Raap kreeg ik ook een vers van een onbekende slager: 

 

De slager geeft graag elke klant

Een mooi stuk vlees met vette rand

Maar is het niet zo mooi geweest

Dan is het zijn schuld niet geweest.

 

Het sjieke Haagse hotel De Wittebrug probeerde het met chique woorden:

 

Wel versobering op quantiteit

Doch handhaving van qualiteit.

 

Naast verontschuldiging is hoop het belangrijkste motief. Unilever kon in 1941 nog adverteren in damesbladen met het doelgroepgerichte rijm

 

Een huisvrouw die weet wat zij wil

Gebruikt voor de wasch steeds Persil

 

maar kon begin 1942 geen witte was meer garanderen:

 

De verkoop ligt maar tijd'lijk stil

De Vrede brengt opnieuw Persil.

 

En zo dacht  een slager ui Boxtel er ookover. Op zijn pakpapier stond te lezen:

 

Het papiertje is wat klein

Het vlees had beter kunnen zijn

Eén troost is er: de tijd gaat vlug

En wat goed was komt weer terug.

   
   

jaargang 1, nummer 16, 17 oktober 2017

 

Betere toekomst op rijm

 

In zijn boek Mooie vrede (1966) heeft Michel van der Plas ook een aantal voorbeelden opgetekend van de manier waarop handel en middenstand het einde van de Tweede Wereldoorlog en de nakende betere toekomst op rijm gevierd hebben. Zoals deze, van een handelaar in brandstoffen, kort na de bevrijding:

 

Hoera de Vrede is weer in het land

Ik feliciteer nu elken klant

Mijn brandstof staat weer voor ieder klaar

Ik beveel mij aan voor heel de klantenschaar.

 

Een niet nader bekende melkinrichting excuseerde zich maar hield toch nog een slag om de arm:

 

In oorlogstijd ons best gedaan

Al mocht het niet altijd naar wensch zijn gegaan

Hopelijk zal het nu weer beter gaan.

 

Daarop is ook een variant die een versregel langer is:

 

En de winkel spoedig vol komen te staan.

 

We weten nu dat deze rijmende melkboer gelijk had, dat distributie nog behoorlijk lang zijn  omzet bepaald heeft, en dat volle winkels met volle melk nog lang op zich lieten wachten.

En wat ook tekenend is, is de eenvoud van het hernieuwde genot. In de oorlogsjaren werd vis door de bezetter aangeprezen als vleesvervanger, als er vis was. Vishandelaren waren daar toen blij mee, maar volksvoedsel als haring was daardoor toch ook in de geur van oorlogsvoer komen staan. Een vishandelaar uit Udenhout rijmde daarom:

 

Eet ook vis

Nu het geen oorlog is

 

Een ijssalon in Amstelveen beloofde:

 

Wilt U den oorlog heusch vergeten,

Kom dan ijs bij Nico eten.

 

Tegenwoordig zouden we dat ‘een ervaring’ noemen.

En voor heel even was ook Adolf Hitler terug. Mijn bronnen twijfelen. Voor de verf van Vettewinkel luidde het:

 

Als hij verf van Vettewinkel had gekend,

Was hij schilder gebléven.

 

Ik kies voor het betere rijm:

 

Als Hitler Ralston had gekend,

Was hij ‘Anstreicher’ gebleven, die vent.

   
   

jaargang 1, nummer 17, 31 oktober 2017

 

Schraa was de kampioen

 

‘Roept u maar!’ Als we een sneldichter beschouwen als een zelfstandige zonder pen, dan was Willy Alfredo zoiets als een meta-middenstandsdichter: elk berijmd antwoord was ook een uithangbord voor zijn rijmnering. ‘De Quay’, riep iemand, en Alfredo reageerde prompt maar ook abusievelijk op de naam van de nieuwe premier:

 

De kraai dat is een vogel, boven op het dak

Daar voelt zich het beestje, het meest op zijn gemak.

 

Er lijkt een tijd te zijn geweest waarin de Alfredo’s-avant-la-lettre lokale en zelfs regionale beroemdheden waren. Ze worden ‘volksrijmers’ genoemd, hebben hun ‘werk’ nooit in druk gegeven, maar werden alom gekend en gewaardeerd door een publiek dat waarschijnlijk nauwelijks kon lezen maar best wel wat kon onthouden. Als het maar rijmde. De allerbesten konden dat waar je bij stond, en Harmen Schraa was hun kampioen.

Bij Schraa hoefde je niet te roepen. De overlevering wil dat hij altijd berijmd converseerde. Hij had circa 1807 een uitspanning-annex-tapperij gebouwd in de buurt van Heerenveen. Wie komt daar binnen? Jan Bult. Jan kent Harmen en rijmt daarom ook:

 

Goeien avond Schraa

Ik kom van Wolvega

Ik ben wat moe van’t lopen

En wou een slokje kopen.

 

Harmen weet dat Jan te veel op de lat heeft staan en verzint een list:

 

Dat is zeer wel, Jan Bult

Maar ’t is niet mijne schuld

Ik wou je wel verkopen

Maar  ’t kraantje wil niet lopen.

 

Schraa is kort daarna in de problemen geraakt als verdachte van valsemunterij. Een rechtbank veroordeelt hem ter dood. In hoger beroep voert hij zelf zijn verdediging met een pleidooi van bijna 500 berijmde regels. Hij wordt vrijgesproken.

Met vrouw en kinderen verlaat hij Friesland en hij vestigt zich in Amsterdam. Hij handelt daar in spiegels en ballonnen. Maar op de gevel hangt ook een rijm:

 

Vraagt

Raad en daad

bij

Harmen Schraa

Stille advocaat.

 

Ofwel: Harmen Schraa, uw beste sneladvocaat.

 

(Met dank aan Willem Winters.)

   
   

jaargang 1, nummer 18, 14 november 2017

Pootjes: de bibliofiel van de middenstand

 

Wien middenstandsinkt door d’adren vloeit (vrij naar de 19de-eeuwse dichter des volkslieds Hendrik Tollens) doet in de regel geen moeite om een uitgever te vinden. Die is hij zelf. Zijn rijmen schrijft hij met viltstift of krijt, of hij publiceert ze op bierviltjes, servetten, placemats, frietzakken, en draagtasjes. Alles in eigen beheer. Niet ongelijk veel echte dichters.

Piet Schreuders, lezer van deze rubriek, wees me er onlangs echter op dat het ook anders kan. Want stel: je hebt een schoenenzaak in Groningen, en je hebt ook een rijm in gedachten:

 

De grootste last dragen onze voeten

Wie dat vergeet moet er voor boeten.

 

En het moet zeer sjiek ogen. Wat doe je dan? Dan bel je firma Pootjes. Google ‘pootjesglas’ en u zult tegelijk een aha-erlebnis en een déjà-vu ondergaan: het toppunt van in glas gepubliceerd middenstandsrijm. In een prachtig lettertype. Kortom: Pootjes is de Athenaeum-Polak en Van Gennep van de middenstand.

Schreuders noemt enige van de bekendere Pootjes-rijmen.

 

Goed bereid

kost even tijd!

 

De uitbater – waarschijnlijk een afhaalcentrum – is niet bekend, maar het rijm komt vaak voor in andere windstreken. Net als een rijm dat Pootjes standaard in de aanbieding had:

 

Het binnenlopen

verplicht niet tot kopen

Elke inlichting

zonder verplichting.

 

En noblesse oblige:

 

Wie aan service en kwaliteit nog waarde hecht

kan bij Pootjesglas altijd terecht.

 

Het moge duidelijk zijn dat Pootjesglas een ghostmiddenstandswriter had. Hij heette Freddy de Haan (1926-2012). Zijn nazaten omschrijven hem als een amicale man. Hij kon ‘leuk sfeer maken bij mensen’, en Freddy ‘kwam altijd met de grootste orders thuis.’ Schreuders: ‘De rijmpjes verzon hij vaak onderweg in de trein, of ter plaatse bij een klant. Een van zijn betere was: Eet onze tosti, lekker is-tie, weinig kost-ie.

Freddy bleef middenstandspoëet ‘over zijn graf’. Hij berijmde zijn overlijdensadvertentie:

 

Beter te vertrekken

Dan te verrekken.

   
   

jaargang 1, nummer 19, 28 november 2017

 

Onstuitbare sinterklaasrijmen

 

Zie ginds komt de veerpont te Katendrecht aan

Wij zien er den Sint met zijn paardje op staan;

Nog enk’le minuten en Sint stap aan wal,

En SCHULTE de bakker verwelkomt hem al.

 

Dat moest, dat zal duidelijk zijn, gezongen worden op de melodie van ‘Zie ginds komt de stoomboot’, maar in tegenstelling tot de tekstdichter van dat liedje uit 1850, de onderwijzer Jan Schenkman, had bakker Schulte bij lange na niet genoeg aan acht regels. Hij was er eens goed voor gaan zitten. Zijn berijmde reclame voor zijn deegwaren in Het Volk van 1 december 1917 telt liefst tachtig regels. Hoe het deeg moet rijzen, de ovens gestookt moeten worden, de ‘machinegalerij’, de adressen van de filialen, hij berijmt het als betrof het een heldendicht. Goed, de helft van zijn broodfabriek is dan wel gesloten, maar

 

Dat is de schuld van het verlaagde broodrantsoen

Maar beste St. Nicolaas, wat kun j’er aan doen.

 

Zijn sterkste troef heeft de bakker bewaard voor het laatste couplet, de gezondheid:

 

Om die te bewaren, eet slechts Schulte’s brood,

Want vergeet ge dit te eten, dan zijt ge gauw dood.

 

Nog voor Sinterklaas en zijn paard één voet of één hoef op Katendrechtse dan wel Nederlandse bodem hebben gezet, wordt de nationale middenstand in de eerste helft van de vorige eeuw steevast getroffen door het virus van de rijmdrift. Logisch, want het lied en het rijm horen evenzeer bij de sinterklaastraditie als pepernoten en surprises. Voor zover ik weet is Sint-Nicolaas echter de enige die de volledige middenstand zo massaal en eensgezind naar de pen deed grijpen. Zelfs zijn werkgever kan daar drie weken later niet tegenop. Hoewel bakker Schulte met zijn tachtig regels een uitzondering is, mag de rijmader dan rijk vloeien, al zijn er uiteraard ook veel tweeregelige slogans:

 

Heer of Boer, Knecht of Baas

Vragen Frenk’s artikelen aan St. Nicolaas.

 

J. Marcus uit Amsterdam adverteerde landelijk met een snuisterijtje:

 

Wie Bruintje Beer kent, dien leuken baas

Vraagt zijn zilveren portretje aan Sinterklaas. (Beide in 1931.)

 

De wat langere verzen zijn de aardigste. Zoals dit vers van een tabakswinkelier uit Tilburg (1920):

 

Ach lieve, beste Sinterklaas,

Je houdt zoveel van kinderen,

Maar denk ook aan den ouden baas

En berg [voor] mij in je grooten zak,

Je weet niet hoe ik daar naar snak,

Zoo’n pakje ‘ Ideaal Tabak’.

 

Alles wat poëzie ontsiert en middenstandsrijm zo leuk maakt, komen we tegen. Rijmelaars die de regel van ‘beperking en meesterschap’ niet onderhouden, vliegen regelmatig hartstochtelijk uit de bocht met opsommingen als die van Louis de Leeuw uit Hilversum:

 

Een groote keuze Prenteboeken, Kinderserviezen, Dominospelen, Elastieke Ballen,

Bouw- en Plakdoozen en  Poppen die de kinderen zeker zullen  bevallen. (1891)

 

Of:

 

Waschmachines, Wringers,

Strijkijzers, al dat gemak

En niet te vergeten

Gasaansteker met batterij

Stak hij niet in zijn zak… (1932)

 

Pas aan het eind van de 21 regels blijkt dat dit een rijm is van de firma Derksen, ‘Handel in Rijwielen’.

Middenstandspoëzie is vooral aardig omdat er in feite helemaal geen regels zijn. En dus kan het gebeuren dat de firma Delmee uit  Den Bosch in 1908 adverteert met een sinterklaasrijm van 28 regels, samen goed voor 261 woorden, waarin slechts één artikel wordt aangeprezen:

 

Een prachtrand aan uw lamp zoo gij ze nergens vindt

Een sieraad in uw huis, ’n vreugd voor vrouw en kind.

 

Het lijkt te gaan over kralenranden die aan de kap van een olielamp werden gehangen.

Wat de vorm betreft mag ik nog wijzen op een vrij uniek naamdicht van bakker Simons uit Den Bosch.  De eerste letters van de versregels… nou ja, u kent het van ons volkslied. Die eerste letters waren in dit geval: D Simons Bakker S Bosch. Ik citeer slechts de regels S, B, A, K:

 

Speculatie van 30 en 40 cent, die zijn van ons overbekend

Boterletters, zeer goed gevuld en zeer fijn van 60 cent

Allerhande taai-taai, beroemd en zeer fijn

Krakelingen en alle soorten banket, die bij ons verkrijgbaar zijn.

 

Bakker Schulte mag het langste sintermiddenstandsrijm geschreven hebben, het meest herdrukte vloeide uit de pen van Catz Levertraan, tegenwoordig actief onder de naam Catz International. In 1912 verscheen het voor het eerst.

 

In den kinderkring gezeten,

Spreekt Mama van Sinterklaas.

Hij zal ons toch niet vergeten,

Roept de jongste kleine baas.

Maar Mama zegt, hoor eens vrindje.

Weet je nog van't vorig jaar,

Toen je hem zoo hebt bedrogen,

Jongens, jongens, dat was naar.

Sint vroeg toen met strenge blikken,

Nam je daagliks levertraan,

En je zeide, ja dat deed ik,

Maar je hebt het niet gedaan.

Ja, zei Piet, toen heb ’k gelogen,

Maar ’k ga fier nu voor hem staan,

Kijk hem flink thans in zijn oogen,

Want ik neem Catz Levertraan.

 

Elk jaar in november verscheen dit rijm in de kranten, voor het laatst in 1937.

 

Dat kan ik ook, zal een zekere B. gedacht hebben. Onder de naam Paradijsvogel bood hij zijn diensten aan als zelfstandig gevestigd rijmer in de Haagsche courant van 10 november 1913, met deze proeve van ekwaamheid:

 

Rijmen voor St. Nicolaas.

Daarin B. wel is een baas

En voor ’t feest van Bethlehem

Dicht hij ernstig en met klem

Maar voor ’t oude en Nieuwejaar

Maakt hij Verzen wonderbaar.

Gaat nu allen, spoedig gaat

32 Boekhorststraat.

 

Het piept, het kraakt, en het rammelt, dus Paradijsvogel zal het in november en december zeer druk hebben gehad.

Werving

Argus is niet groot maar toch erg fijn

En zou dus graag wat groter fijn zijn.

Beslist kan dat, want wist u wat?

Voor 50 euro ligt dit blad

Twee keer per maand op uw deurmat.

 

Dus wees een slimme meid of vent

En neem heel snel, en efficiënt

Op Argus een abonnement.

Dat lukt u zeker en zeer wel

Op argusvrienden.nl

   
   

jaargang 1, nummer 19, 28 november 2017

 

Ik loop mijn poten uit mijn reet

 

Het verhaal is nog steeds bekend: de ongemakkelijke gevolgen van een slagzinwedstrijd van het sigarettenmerk North State. Allemaal waargebeurd maar voor het grootste deel waarschijnlijk ook wat tegenwoordig een ‘urban legend’ wordt genoemd. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wanneer de wedstrijd werd uitgeschreven. De informatie die ik in de loop der jaren kreeg, varieert van de jaren ’30 tot in de jaren ’60. Wie er meer over weet, gelieve het mij te berichten.

In het geval van North State was de tevreden roker wél een onruststoker. Sigaretten waren daar blijkbaar toch al gevoelig voor. Vanaf 1950 adverteerde Hunter met de slogan ‘Ha!… HUNTER Heerlijk!’ Dat heb ik mijn vader tot diep in de jaren ’60 horen aanvullen tot ‘Ha!… Hunter Heerlijk Hoesten!’ Klassiek, maar van een andere poëtische orde, is ook het triootje:

 

Als ik Miss Blanche

onder haar Roxy

Roep ik ‘Ha!… Hunter Heerlijk!’

 

De hoofdprijs van North State’s slagzinwedstrijd was een fiets, maar de teleurstelling was groot toen de fabrikant bekendmaakte dat geen van de inzendingen daartoe was uitverkoren. Dat de jury

 

Rook North State

En je hebt binnen een week

Een fiets onder je reet

 

afwees, is begrijpelijk maar er waren ook enthousiaste slogans met een langere houdbaarheidsdatum:

 

Ik loop mijn poten uit mijn reet

Voor een North State.

 

Of:

 

Al heb ik geen hemd meer aan mijn reet

Toch rook ik North State.

 

Ook de volgende hardcore North State-roker had geen prijs:

 

Plek alle merken aan mijn reet

Geef mij maar North State!

 

De overlevering wil dat teleurgestelde inzenders vervolgens wraak hebben genomen met scabreuze rijmen.

 

Steek die fiets maar in je reet

Ik rook nooit meer North State.

 

En eindelijk ook een rijm zonder ‘reet’:

 

Ik ruik nog liever aan mijn eigen scheet

Dan aan een North State.

 

Dat alles riekt naar orale folklore en het zou mooi zijn als we daarover meer te weten kunnen komen.

   
   

jaargang 1, nummer 20, 12 december 2017

 

Niks taalkundig onbenul

 

In de vorige Argus ging het over het sigarettenmerk North State, en de overwegend scabreuze rijmen die gemaakt werden naar aanleiding van een slagzinwedstrijd. Kort gezegd: North State rijmt op ‘reet’ en ‘scheet’. De fabrikant zou, zo wordt beweerd, geen winnaar hebben aangewezen, en dat leidde tot  venijnige puntdichten. Daarvan ken ik er twee waarbij op aangename wijze gebruik wordt gemaakt van de discrepantie tussen letterbeeld en klank.

 

Wat een pik is voor een hoer

Is een Nortsteet voor een boer.

 

De uitspraak van het Engelse ‘North State’ wordt hier weergegeven in fonetische  Nederlandse spelling. Het volgende voorbeeld gaat nog een stapje verder. Het Engelse ‘State’ wordt vernederlandst en daarop berijmd:

 

Door het roken van North Staate

Zou je het roken leren laten

 

Waarom middenstandsrijmers zulke taalgrapjes uithalen, is me nog steeds niet duidelijk. Meestal worden ze beschuldigd van taalkundig onbenul, maar ik denk dat ze veel slimmer zijn. En humor hebben:

 

Met een lamp van Van der Veen

Voelt u zich The English Queen.

 

Van der Veen zal toch niet echt gedacht hebben dat zijn naam op queen rijmt? Vroeger heette dat ‘oogrijm’, en daar zijn veel mooie voorbeelden van.

 

Diele

Elk seizoen de lekkerste pastille

 

Op een etalagebord van een Brabantse fietsenmaker:

 

Eerst een client

Dan een vriend.

 

Dit middenstandsgenre lijkt gelijke tred te houden met de opmars van het Engels in onze taaluitingen, want de meeste voorbeelden zijn van vrij recente datum.

 

Bij Keuken Centrum Riel

krijgt u altijd ’n goeie deal!

 

Het is weer Sale!

1 hale dus en 2 betale!

 

En een aanprijzing voor violiste Janine Jansen in het tijdschrift Klassieke Zaken:

 

Met Janine als idool

Wordt vioolspelen cool.

 
   
   

jaargang 1, nummer 21, 9 januari 2018

 

Een theelepeltje Nederlands

 

Wordt het Nederlands middenstandsrijm bedreigd door de opmars van het Engels als voertaal? In Argus 20 gaf ik al een paar voorbeelden waarom je dat zou kunnen veronderstellen. De ‘uitverkoop’ heet tegenwoordig ‘Sale’, en rijmt dan op ‘betale’.  Een keukenboer berijmde zijn handel met ‘goeie deal’, terwijl hij toch echt niet in ‘Real’ woonde maar in het Brabantse dorpje Riel.

‘Bedreigd’ lijkt me te somber. Het gaat immers om humor. En daarin is alles geoorloofd.  Bovendien ‘werkt’ het. Zoals een handgeschreven briefje bij de kassa van een Gall & Gall:

 

Van uw leeftijd heb ik geen idee,
Daarom vraag ik om uw ID!
 

En deze van de firma Yellowbrick, die van parkeren een feest wil maken:

 

Je bent getikt
als je niet brickt.

 

In de Van Woustraat (Amsterdam) zetelde circa 2009, en misschien nog, een ‘boomtuinenwerkgroep’ met als leuze:

 

Paradise Now

In de Van Wou.

 

Vroeger werden zulke verzen door filologen ingedeeld bij de ‘macaroneana’. Het basisrecept was een saus van Latijnse grammatica. Als smaakmaker dienden eetlepels vol  Frans en Italiaans vocabulair. Soms is er een theelepeltje Nederlands.

De ‘macaronipoëzie’ van de middenstand lijkt zich tegenwoordig te beperken tot een snelle hap van Nederlands en Engels. Het betere voorbeeld wordt gegeven door een aantal opschriften van eetcafé De Post op de Groenplaats in Antwerpen.

 

Forget nou effe your line

Want our food is very fine.

 

Fish or meat

With rice or friet.

 

Van onze pasta’s, salads and chicken

Zal you crazy doen and kicken.

 

Don’t look so sip

Our panneke met kip

Is ready in a wip.

 

Jan Kuijk stuurde me deze Antwerpse verzen. Hij liet zich door de macaronidichter van De Post verleiden. En was tevreden. Op internet las ik dat uitbater Bob Merckx van De Post in juli 2017 na vijfendertig jaar heeft besloten te stoppen.  Daarmee is een belangrijke experimentele middenstandsdichter ons ontvallen.

 

 

   
   
jaargang 1, nummer 22, 23 januari 2018

 

De wedstrijd van North State

 

Het is nog obscuurder dan middenstandsrijm: consumentenrijm. Enige afleveringen geleden signaleerde ik enige spotrijmen met de merknaam North State als rijmwoord.  De overlevering wil dat het om een slagzinwedstrijd ging. Wanneer? Vóór de oorlog, zegt de een, maar ‘jaren ’60’ komt ook voor. De hoofdprijs was een fiets, maar teleurgestelde inzenders – zo wil de consument – namen wraak met scabreuze slogans.

 

Steek die fiets maar in je reet

Ik rook nooit meer North State.

 

Onderzoek in de digitale krantenbank Delpher leerde me dat North State in september 1932 in de Nederlandse dagbladen een grote reclamecampagne startte waarbij rokers gevraagd werd een lege North State-verpakking op te sturen en daarbij antwoord te geven op de vraag ‘Waarom rookt iedereen tegenwoordig North State sigaretten?’ Elke dag – behalve op zondag! – werd het beste antwoord beloond met een fiets; elke week kreeg iemand ook nog een elektrische fiets; en wie heel veel geluk had, won een Norton-motorfiets.

De actie was een doorslaand succes. Regelmatig verschijnen in de landelijke en regionale pers geïllustreerde advertenties met de namen en adressen van de winnaars. Twee gelukkigen worden op hun Norton gefotografeerd. Het is de BankGiroLoterij en Twitter  avant la lettre. Plus een vleugje Marktplaats: één winnaar zette zijn fiets  twee dagen later te koop in de lokale krant.

De winnende teksten komen daarentegen heel zuinig ter sprake. Ik noteerde de volgende, alle drie op rijm, hoewel daar niet uitdrukkelijk om gevraagd was:

-- North State heeft ieders waardering/ Door fijne tabak en aparte mêleering.

-- North State bracht wat een ander niet kon/Een lagen prijs en de Batco coupon.

-- Omdat North State wat kwaliteit en prijs aangaat/ Niets meer te wenschen overlaat.

Tot maart 1933 werden circa tweehonderd gewone fietsen uitgereikt en North State lanceert spraakmakende nevenacties. Dan gaat er iets mis. De tevreden North Stateroker wordt toch een onruststoker.

Daarover in het volgende nummer.

 
   
   

jaargang 1, nummer 23, 6 februari 2018

 

Evert van North State faalt

 

De North State-campagne van 1932 was een groot succes, vooral ook doordat in de landelijke en regionale dagbladen de namen en adressen (en soms foto’s ) van de winnaars werden gepubliceerd. Maar eind november 1932 doet North State er nog een schep bovenop met de introductie van de North State Man (NSM).  Zijn portretfoto verschijnt in de kranten, en de  wielerliefhebbers die in de R.A.I. de zesdaagse bezoeken worden uitgedaagd hem te herkennen. Als dat gebeurt moeten ze roepen: ‘Ik eisch de fiets!’ Uiteraard met een brandende North State in de hand. Bij latere optredens van de NSM als ‘Mystery Guest’ zijn meestal geen fietsen meer op te eisen maar wel entreebewijzen voor voetbalwedstrijden. Wie op 22 januari 1933 de interland Nederland-Zwitserland bezoekt in Amsterdam wordt opgeroepen een pakje North State in de ‘linkerhand’ te houden. Als de aldaar aanwezige NSM dat opmerkt, krijg je je geld terug.

De NSM wordt populairder dan de fietsenactie. De Telegraaf  noemt het op 10 januari ‘De nieuwe sport’: de aandacht trekken van de North State Man.

Half maart 1933 treedt een nieuwe NSM, genaamd Evert, op in de Effectenbeurs van Amsterdam en als iemand de fiets opeist, weigert hij die toe te kennen. Hij herstelt zijn fout, biedt even later alsnog een tweede fiets aan,  maar het publiek weet genoeg: ‘Dit ging natuurlijk met veel jool en pret gepaard, en vanaf de galerij werden vele pakjes North Statesigaretten in de zaal geworpen.’

North State reageerde met een advertentie waarin het voorval in 54 regels berijmd werd:

 

Want   zoo  sprak  toch  de  Directie

’t   Wordt nu  tijd  dat  Evert weet

Voor een WAREN rooker gaat  er

Heusch  niets boven  een  North State.

 

Te laat. North State Man Evert verdween snel daarna van het toneel. Fietsen werden niet meer toegekend. En ik denk dat vanaf die tijd die versjes gemaakt zijn waarin State rijmt op reet en scheet. (Overigens, ook Nederland verloor: 0-2.)

De North State-man.

   
   
  jaargang 1, nummer 24, 20 februari 2018

 

Hoofdonrein

 

De televisieserie ‘De luizenmoeder’ breekt records, las ik. De titel verwijst, zo is me verzekerd door een deskundige, naar moeders die op de lagere school van haar kind opdraaien voor de periodieke controle van alle kinderkopjes op hoofdluis. Luizenmoeders zijn daarmee in de taxonomie van vrijwilligers zogezegd het laagste gedierte des veldes.

De  preventieve gezondheidszorg is dus ook al niet meer wat het geweest is. In mijn tijd werd de school bezocht door een heuse ‘zuster’ in uniform. Ze werd ‘de pietjeszuster’ genoemd. Je moest gaan zitten, waarna zij met haar vingertoppen allerlei onbestemde handelingen verrichtte met en in je haardos.

In de jaren ’20 van de vorige eeuw was de Pediculus humanus capitis ook al een bedreigde diersoort, en bij gebrek aan pietjeszusters en luizenmoeders konden ouders hun toevlucht nemen tot ‘Bijloos’ Hoofd Eau de Cologne ter zuivering van alle hoofdonrein’. Ik kwam de berijmde advertenties tegen in katholieke jeugdtijdschriften uit die tijd:

 

Weiger namaak, eisch alleen

J. Bijloos en anders geen.

De ondervinding zal u bewijzen,

Dat wij met recht dit merk prijzen.

 

Meestal zijn de rijmpjes huiselijker  van aard en verlucht met silhouetten. Pa, ma, en dochtertje met teddybeer aan de wandel:

 

Moeder is verheugd en blijde

Kindjelief is uit haar lijden

Vader is niet langer boos

Dankzij Hoofd Eau de Cologne van J. Bijloos.

 

Het is duidelijk dat ze bij Bijloos mogelijk verstand hadden van hoofdonrein maar niet van pedagogie. Hoezo boos, vader? In een andere reclame heeft moeder blijkbaar haar dochtertje gemakshalve maar zelf op pad gestuurd om de remedie te kopen. Het kind staat er wat sip bij. Moeder:

 

Kindlief maak mij toch niet boos:

Hoofd Eau de Cologne moet ik hebben van Bijloos.

 

Je kunt dan nog denken dat het moeder is die pietjes heeft en dat ze zelf niet naar de drogist durft, maar dat is niet zo:

 

 Je hebt je iets anders laten verkoopen

En moet nu weer met onrein blijven loopen.

 

Het lijkt me duidelijk. De rijmers van Bijloos kenden maar één rijmwoord: boos.