INHOUD DOSSIERS
INHOUD W T T
CUBRA HOME

PRINT DEZE PAGINA

 

Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

Dossier

Mees

 

1

De mees in het WTT, zie:

- biedief

- hangstèrtje

- wèèntapper

 

2

De namen van de mees in Zuid-Nederland -- door dr. Jos Swanenberg

2.1

Koolmees

Uit: Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd - Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten - dr. Jos Swanenberg; Nijmegen 2000.

 

koolmees   (ook keulmees, kielmees, koolmeeuwes, kulmees): freq. Holl.-Br., verspr.

Noordwestbr., zeldz. Maasl., Oostnoordbr., Kemp., Zuidbr., Getel. en Bud., ook in Dinteloord

en Haps (68).

koolmeesje   (ook keelmezeken, koolmeeske, koolmezeke, kulmeeske): zeldz. Mark., Kemp.,

Pajott., Hagel., in het westen van het Maasl. en het westen van het centr.-Zuidbr., ook in

Dinteloord, Loenhout, Gemert en Waalre (19).

kolenmeesje    (kolemeeske): St-Margriete-Houtem.

blauwmeesje    (blauwmeeske): Zevenbergschen Hoek.

zwartkopmees:    Grave en Overloon (2).

keesmees:   Ranst en Herentals; Antwerps Wb. 1 (3).

keesmeesje    (keesmeseke, keesmezeke, keesmezeken): Herentals, Lier en Eizeringen (4).

kezenmees   (ook kesemees): zeldz. Getel. en in het zuiden van het Antw., ook in Oeiegem,

Olen, Tisselt en Mechelen; Hagelands Wb. 2 (14).

kezenmeesje    (kesemeeske, kezemeeske, kezemezeke, kezemezeken): freq. Getel., zeldz.

Zuiderkemp., ook in Antwerpen en Zandhoven (21).

bijmees   (ook biemees, biemeeuwes, bijmeeuwes): freq. Bar., Oostnoordbr. en Cuijks, zeldz.

Maasl., ook in Hoogerheide, Kalmthout, Wechelderzande en Vorselaar (45).

bijmeesje   (ook biemeesje, biemeeske, biemeeuweske, bijmeeske, bijmeesken): freq.

Oostnoordbr. en Cuijks, ook in Waspik, Zevenbergen, Retie, Huisseling en Soerendonk (77).

bijenmeesje    (bijemeeske): Maashees.

klopmees:   Antwerps Wb. 3.

slagmees:   Antwerps Wb. 2.

mees (ook mese): verspr. Noordwestbr., Middennoordbr., Oostnoordbr. en Kemp., zeldz.

Getel. en Cuijks, ook in Dinteloord, Budel en Kester. (20).

meesje  (ook meeske, mezeke, mezeken): zeldz. Holl.-Br., ook in Bornem, Baarle-Hertog,

Heesch, Cuijk, Eizeringen, Dworp en Boutersem(IO).

mezel  (miezel): Oudergem.

bijmus  (ook biemus): freq. Bud., ook in Turnhout, Best en Liessel (6).

bijmusje   (biemusje, biemuske, biemusken): zeldz. Maasl., ook in Turnhout en Kasterlee (8).

bijmuis   (biemuis):   Arendonk.

bijmuisje   (biemeuske, biemuischen, biemuisje, biemuiske, biemuisken, bijmeuske,

bijmuisken): zeldz. Kempenl., ook in Ravels, Retie, Kasterlee, Leenderstrijp en Budel;

Kempenlands Wb. 1 (13).

keesmus:  freq. in het zuiden van het Hagel., ook in Bornem, Hombeek, Hever en Sterrebeek

(9).

keesmusje   (keesmuske): zeldz. centr.-Zuidbr., Hagel, en in het westen van het Getel., ook

in St-Amands (9).

kezenmus   (ook kesemus): freq. Kleinbr., ook in Testelt en Kersbeek; Antwerps Wb. 2 (13).

kezenmusje   (kezemuske, kezemusken): zeldz. Kleinbr. en in het oosten van het Kemp., ook

in Niel (11).

dubbele   kezenmus    (dobbel kezemus): Steenhuffel.

koolmus   (ook keelmus, kuilmus, kulmus): freq. centr.-Zuidbr., Hagel, en Getel., zeldz.

Zuiderkemp. en Mark., ook in Herne (32).

koolmusje   (keelmusken,kjelmuske,  kjelmusken, koolmuske, kulmuske): freq. Zuiderkemp. en

Hagel., zeldz. centr.-Zuidbr., ook in Etten, Rucphen, Dessel, Mol, St-Katherina-Lombeek en

Liedekerke (20).

blauw koolmusje   (blaat kulmuske): Geel.

blauwkoolmus    (blakoolmus): Aarschot.

kolenmus   (kuilemus, kullemus): Herentals en Nijlen (2).

kolenmusje   (kolemuschen, kullemuske): zeldz. in het oosten van het Kemp. (4).

blauw kolenmusje    (blaat keulemuske): Veerle.

korenmus:   Bergen op Zoom.

schurenmusje    (schurremuske): Gestel (bij Meerhout).

keimus:   Herentals.

rietmus:   Lier.

mus: Noorderwijk.

bijmeeuwtje    (biemeeuwke): Hoogerheide en Vlijmen (2).

dubbele   bijmeeuw   (dubbele biemeeuw): Herpt.

koolmeeuw:   Tilburg.

koolmeeuwtje    (koolmeeuwke):  Heusden.

kolenmeeuwtje    (kolemeeuwke):  Veen.

korenmeeuwtje    (korenmeeuwke):  Woudrichem.

bijmeester    (biemeester): zeldz. Noordmei. (5).

bijmeestertje    (biemeesterke):  freq. Noordmei. (9).

dubbele   bijmeester    (dobbele biemeester): Oss.

enkele  bijmeester    (enkelde biemeester): Oss.

bijbijter   (biebijter): zeldz. in het noorden van het Kempenl. (4).

bijenbijter    (bieënbijter): St-Oedenrode.

dubbele   bijenbijter    (dobbelen bieënbijter): Nijnsel.

bijenvanger:    Beers.

bijenvreter    (bijefreter):   Beugen.

bijpikker   (biepikker): freq. in het oosten van het Bar., ook in Poppel (6).

bijpikkertje    (biepikkertje): Dongen-Vaart.

bijdief   (biedief, piedief): freq. Mark., Tilb. en in het westen van het Bar., zeldz. in het zuiden

van het Holl.-Br. en het westen van het Noordmei., ook in Hintham en Liempde (42).

bijdiefje   (biediefje, biediefke, piediefke): freq. Mark., Tilb., zeldz. in het westen van het

Noordmei., ook in Capelle, Hoeven en Liempde (23).

dubbele   bijdief   (dobbelen biedief): Schijndel.

dubbelbijdiefje    (dobbelbijdiefke):   Schijndel.

pietdief:   Baardwijk.

spekdief:   Steenbergen.

koolerd   (koeierd): Lieshout.

koolder  (ook koelder): Werkendam, Stiphout en Helmond (3).

kooldertje    (koolderke): Nieuwendijk.

bijkoolder   (biekoolder): Veghel.

koolver:   Empel en Gewande (2).

bijkoolver   (biekoolver, biekalver, biekulver): freq. in het noorden van het Noordmei., zeldz.

in het westen van het Maasl., ook in Drimmelen en Helmond (11).

bijkoolvertje    (biekoolverke):  Empel.

koolkoolver:    Empel en Gewande (2).

bijkuiver   (biekulver):   Middelrode en Boekei (2).

bijkuivertje    (biekuiverke):  Nuland.

bijmook   (biemook, biemeuk, biemuik): zeldz. Kempenl., ook in Hooge en Lage Mierde;

Kempenlands Wb. 1 (9).

bijmookje   (biemeukske, biemuikske): Reusel en Bladel (2).

bijbok  (biebok): Kempenlands Wb. 1.

bijteut  (ook bieteut, bietuut): freq. Noorderkemp., zeldz. Bar. en in het noorden van het

Antw., ook in Bouwel en Herentals (19).

bijteutje    (ook bieteutje, bieteuke): freq. in het westen van het Bar., zeldz. in het noorden

van het Antw., ook in Standdaarbuiten, Oudenbosch en Bergeijk (13).

bijenbeest   (biembees): Herpen.

bijenbeestje    (biembeesje, biembeeske): Velp, Uden en Oeffelt (3).

biemnestje:    Berghem.

geelborstje   (ook geelbosje): Made, Capelle en Leende (3).

blauwkopje   (blauwkopke): Heusden en Tilburg (2).

zwartkop   (ook zwatkop): Haarsteeg, Herne en Landen (3).

zwartkopje    (swartkopke, zwartkopke, zwatkopke): zeldz. in het noorden van het Tilb., ook

in Halsteren, Capelle, Lith, Oss, St-Anthonis, Deurne en Walshoutem (11).

stijfselkopje    (stijfselkopke):   Raamsdonksveer.

ossenkopje   (ossekopke): Halsteren, Bergen op Zoom, Drimmelen, Velp, Schijndel en Veghel (5).

ossenhoofdje    (osseneuke): Den Dungen.

blauwsijsje:    Alem.

sijsje  (sijske): Poppel.

keut:  Bouwel en Herentals (3).

keeskeut:   Bouwel en Herentals (3).

keespook:   zeldz. Zuiderkemp., ook in Binkom (5).

keespreut:   freq. in het noordwesten van het Kemp. (6).

kezenpreut:   Olen.

keesmietje    (keesmieke): Wezemaal (2).

kezenmietje    (kesemieke, kessemieke, kezemieke, kezemieken): zeldz. in het oosten van

het Zuiderkemp., ook in Baal en Aarschot (6).

koolpijpje   (koolpijpke): Deurne.

blokvink:   Overloon.

botvink:   Best.

sitje:  Wechelderzande.

toetimmertje     (toetimmerke):   Schijndel.

klimmertje    (klemmerken): Herne.

overmeter:   Best.

iedietwee:   Roosendaal.

schiet   in het  vuur:  Boxmeer, Overloon en Budel (3).

KOOLMEES

Totaal aantal opgaven:  673

Totaal aantal woordtypen:         104

Meest frequente woordtype: bijmeesje:            77


 

2.2

Pimpelmees

Uit: Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd - Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten - dr. Jos Swanenberg; Nijmegen 2000.

 

pimpelmees   (ook pempelmees, pimmelmees, pumpelmees): freq. Zuidbr. en Zuiderkemp.,

verspr. Antw., zeldz. Noordmei., Kempenl., Noorderkemp. en Getel., ook in Waalwijk, Engelen,

Roosendaal, St-Lenaarts, Oijen, Boxmeer en Budel (53).

pimpelmeesje   (ook pempelmezeke, pimpelmeeske, pimpelmezeke, pimpelmezeken,

pumpelmeeske): freq. Pajott. en centr.-Zuidbr., ook in Berkel, Roosendaal, Herenthout, Volkel,

Veldhoven, Merchtem en Boutersem (15).

pimpelpees:   Uden.

pimpel:  Beers en Cuijk (2).

pimpeltje   (ook pimpelke): freq. Holl.-Br., ook in Tilburg (7).

pimpelaar:   Halsteren.

pinkelmees:   Boom.

hemelmees:   Woensel.

hommelmeesje    (hommelmeeske): Someren.

bijmees   (biemees): verspr. Oostnoordbr., ook 's in-Hertogenbosch en Oosteind (11).

bijmeesje   (ook biemeesje, biemeeske, bijmeeske): verspr. Oostnoordbr., zeldz. Cuijks (18).

bijenmeesje:    Overloon.

keesmees:   Vorselaar en Nijlen (2).

blauwe  keesmees:   Antwerps Wb. 1.

blauwkeesmees:    Turnhout.

kezenmees   (kesemees): Ranst en Rummen (2).

kezenmeesje    (ook kezemeeske): zeldz. in het zuiden van het Getel., ook in Broechem (4).

blauwe  koolmees:    Everberg.

blauwmees:   Boxtel, Wommelgem, Oelegem, Ranst, Beugen en Geldrop (6).

blauwmeesje   (ook blauwmeeske): Zevenbergschen Hoek, Drimmelen, Engelen, 's-Hertogenbosch, Dinteloord, Gilze-Rijen, Cuijk, Best, Geldrop en Someren (10).

blauwkopmees:    Woudrichem en Dinteloord (2).

blauwe  mees   (bla mees): Aartselaar.

bonte  mees:  St-Anthonis.

mees: zeldz. Holl.-Br., ook in Lepelstraat, Dinteloord, Alphen, Oostmalle, Merksem, Oploo,

Kester, Lubbeek en Landen (12).

meesje  (ook meeske, mezeke,mezeken): zeldz. Holl.-Br., ook in Bergen op Zoom, Beerse,

Heesch, Liedekerke, Dworp, Heverlee en Tienen (10).

pimpelmus:   Londerzeel, St-Pieters-Rode en Waasmont (3).

pimpelmusje    (pumpelmuske): Bierbeek.

bijmus:   Soerendonk.

bijmuisje   (biemuiske, bijmuisken): Arendonk en Retie (2).

blauwmus   (blaatmus): Sterrebeek.

blauwmusje   (blauwmuske): Berghem en Leende (2).

blauwmuisje   (blauwmeuske, blauwmoeske): Geldrop en Budel (2).

keesmus:   freq. centr.-Zuidbr., zeldz. Hagel., ook in Puurs (9).

keesmusje   (keesmuske): Boortmeerbeek en Lubbeek (2).

klein  keesmusje   (klein keesmuske): Kerkom.

kezenmus:   Merchtem, Kersbeek en Miskom (3).

kezenmusje    (kezemuske): Balen, Olmen en Veerle (3).

blauwe  kezenmus   (bla kezemus): Steenhuffel.

klein  kezenmusje    (klein kezemuske): Balen en Olmen (2).

blauwe  koolmus   (bla koolmus): Everberg.

heggenmus: Asten.

bijmeeuw   (biemeeuw): Bergen op Zoom.

bijmeeuwtje    (biemeeuwke): Halsteren.

bijmeestertje     (biemeesterke): Geffen.

dubbele   bijmeester    (dobbelden biemeester): Oss.

enkele  bijmeester    (enkele biemeester): Oss.

bijbijter   (biebijter): Best.

bijenbijter    (bieënbijter):  St-Oedenrode.

bijpikker   (biepikker):   Gilze.

bijdief   (biedief): Loon op Zand, Vught en Etten (3).

bijdiefje   (biediefke, bijdiefke): Kruisland, Den Dungen, Schijndel en Liempde (4).

dubbele   bijdief   (dobbelen biedief): Den Dungen en Schijndel (2).

blauwkopbijdief    (blauwkopbiedief): Moergestel.

kooldertje    (koeldertje): Stiphout.

bijkoolder   (biekoolder): Veghel.

bijkuiver   (biekuiver): Middelrode.

bijmook   (biemook): Hulsel.

bijteut   (bieteut):  Baarle-Nassau, Essen, Kalmthout, Beerse en Vosselaar (5).

bijteutje    (bieteutje): Zundert, Kalmthout en Vosselaar (3).

bijenbeestje:    Oeffelt.

blauwborstje    (blauwbosje ): Made.

blauwkop:   Heikant, Goirle en Oisterwijk (3).

blauwkopje   (ook blaatkopke, blauwkopke): freq. Mark., Bar., Tilb., Noordmei. en Peell.,

zeldz. Holl.-Br., Maasl. en Kemp., ook in Haps (48).

blauwkoppertje    (blauwkopperke): freq. in het westen van Bar., ook in Standdaarbuiten en

Oudenbosch (7).

zwartkopje (zwartkopke, zwatkopke, zwetkopke): Dongen-Vaart, Kaatsheuvel, Dessel en

Bierbeek (4).

keeskopje   (keeskopke): Dessel.

stijfselkopje    (stijfselkopke): Raamsdonksveer.

ossenkop:   Berkel-Enschot en Huijbergen (3).

ossenkopje   (ossekopke, ossekopken): Hoogerheide, Kaatsheuvel, Tilburg, Hintham,

Oirschot, Arendonk, Nuland en Zeeland (10).

mosterdbolletje     (mosterdbolleke): Herentals.

pieper:   Breugel.

pjepertje   (pieperke, pieperken): Geel; Breda Wb.: pieperken of piepieperken, naar het

geluid, is een klein vogeltje van eene blaauwachtige kleur ook wel blaauwkopje genaamd. Het

moet zeer vruchtbaar zijn, als doorgaans vijftien of zestien eitjes leggende. (2).

piepiepertje    (piepieperken): Breda.

blauwpieper:    Spoordonk.

blauwpiepertje    (blauwpieperke): zeldz. Tilb., ook in Dommelen en Liessel (5).

bospieper:   Reusel.

mastpieper:    Reusel.

mastpiepertje    (mastpieperke): Oud-Turnhout.

blauwtje   (blauwke): Best en Aanschot (2).

blauwschijtertje     (blaatschijterke): Scherpenheuvel.

blauwleggertje:    Brouwhuis.

blauwmannetje    (blauwmanneke): Overloon.

blauwwindappeltje     (blauwendappeltje): Capelle.

keut: Bouwel.

keeskeut:   Bouwel.

keespook:   Heist-op-den-Berg.

keespreut:   freq. in het noorden van het Zuiderkemp. (5).

keesmietje    (keesmieke): Wezemaal en Houwaart (2).

kezenmietje    (kezemieke, kezemiete): Westerlo en Aarschot (3).

geelvink:   Asse-ter-Heide.

tuinrobbertje    (tuinrobberke): Budel.

ziet  die twee:  Vlijmen.

PIMPELMEES

Totaal aantal opgaven:  344

Totaal aantal woordtypen:         9 2

Meest frequente woordtype: pimpelmees:        5 3

 

2.3

Kuifmees

Uit: Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd - Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten - dr. Jos Swanenberg; Nijmegen 2000.

 

kuifmees:   Rijsbergen, Wommelgem, Aartselaar, Den Dungen, Gemert, Geldrop, Herentals,

Veerle, Diest, Kumtich en Boxmeer (14).

kuifmeesje   (ook kuifmeeske): Berkel, Roosendaal, Vorstenbosch en Everberg (4).

kuifje   (kuifke): Goirle.

kapmeesje   (kapmeeske): Boutersem.

topmees:   Antwerps Wb. 1.

tuiltjeskeesmees:     Antwerps   Wb. 1.

mees: Roosendaal.

koolmus   (kulmus):   Geel.

kuifkeesmus:    Heverlee.

topkeesmus:    Sterrebeek.

toppelwerk:   Wechelderzande.

hot: Oisterwijk.

bijdief   (biedief): Moergestel.

mastelaartje    (mastelaarke): Vorselaar.

ossenkopje   (ook ossekopke): Oirschot, Arendonk en Gemert (3).

KUIFMEES

Totaal aantal opgaven:  33

Totaal aantal woordtypen:         1 5

Meest frequente woordtype:     kuifmees:                1 4

2.4

Zwarte mees

Uit: Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd - Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten - dr. Jos Swanenberg; Nijmegen 2000.

 

zwarte   mees  (ook zwatte mees): Nieuwkuijk, Roosendaal, Aartselaar, Veerie, Den Dungen

en Kumtich (6).

zwart   meesje   (zwart meeske, zwat meesje, zwat meeske): Roosendaal en Boutersem (3).

zwartkopmees:    Dinteloord.

zwartkop:   Gemert.

bijmees   (biemees): Breugel; Antwerps Wb. 1   (2).

bijmeesje   (biemeeske, bijmeeske): Gemert (2).

zwart   bijmeesje    (zwart biemeeske): Vorstenbosch en Breugel (2).

kezenmees   (ook kesemees): Rummen en Tienen (2).

koolmeesje   (koolmeeske): Gemert.

mees: Rijsbergen, Boom, Herent en Leuven (4).

koolmus:   Diest.

koolmusje   (kulmuske): Geel.

keesmus:   Sterrebeek.

zwarte   keesmus   (zwatte  keesmus): Heverlee.

kezenmusje    (kessemuske): Mol.

keesmietje    (keesmieke): Wezemaal.

keut:  Bouwel en Herentals (2).

bijdief   (biedief): Berkel.

bijdiefje   (biediefke): Den Dungen.

zwarte   bijdief   (zwarte biedief): Goirle en Moergestel (2).

bijteut   (bieteut): Antwerps Wb. 1.

grondbijteut    (grondbieteut): Vorselaar.

bijenbijter    (bieënbijter): Nijnsel.

ossenkop:   Oisterwijk.

ZWARTE MEES

Totaal aantal opgaven:  40

Totaal aantal woordtypen:         1 5

Meest frequente woordtype: zwarte mees:          6

2.5

Staartmees

Uit: Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd - Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten - dr. Jos Swanenberg; Nijmegen 2000.

 

staartmees    (ook sjaartmees, staatmees): Drunen, Dinteloord, Roosendaal, Boxmeer,

Gemert, Broechem, Herentals, Everberg en Kumtich (9).

staartmeesje    (staartmeeske): Berkel, Roosendaal, Vorstenbosch, Breugel en Gilze-Rijen

(5).

langstaartmees:    Den Dungen.

langstaartmeesje     (ook  langstaatmeeske): Boutersem (2).

langstaartje    (ook langstertsje, langstetje, langstetsje, lankstertje): zeldz. Tilb. en

Noorderkemp., ook in Oirschot, Best, Veerle en Mierlo (13).

hangstaartje:    Tilburg.

bijmeesje   (biemeeuweske): Made.

ekstermees:   Wommelgem.

meesje   (meeske): Boortmeerbeek.

ossenbol   (ossebol): Herentals.

ossenbolletje    (nossebolleke,  ossebolleke, ossebolleken) freq. in het zuiden van het Antw. en het midden van het Kemp., ook in Heverlee en Boutersem (19).

oksterbolletje     (oksterbolleke): Oud Gastel.

knotsenbol:   Sterrebeek.

knotsenbolletje     (knotsenbolleke): Antwerps Wb. 2.

ossenhoofdje    (osseneuke,  ossenhuke): Heeswijk en Schijndel; N-Meierijs Wb., Hagelands

Wb. 1, Hs Van de Biezen (5).

mossenhoofdje    (mossenheuke): Kempenlands Wb. 1.

ossenkop:   Udenhout en Berlicum (2).

ossenkopje   (ossekopke): Goirie, Turnhout, Rosmalen, Den Dungen, St-Oedenrode, Son en

Woensel; N-Antwerps Wb., N-Meierijs Wb. (9).

pieper:   Breugel.

pijlstaartje:    Nieuwkuijk.

pijltje:   Merksplas.

stout  jantje   (stout janneke): Everberg.

klein ekstertje    (klein eksterke): Goirie.

akkermannetje    (akkelmanneke): Diest.

bijdief   (biedief): Moergestel.

koolmus   (kulmus): Geel.

ovenmetseltje    (ovenmetselke): Geldrop.

overmetseltje    (overmetselke): Gemert.

overmetsertje    (overmetserke): Geldrop.

STAARTMEES

Totaal aantal opgaven:  84

Totaal aantal woordtypen:         29

Meest frequente woordtype:     ossenbolletje:         1 9