|
Zuster In dat ziekenhuis daar is een afdeling voor mensen die niet ziek zijn. Dat is Drie West, een verlosafdeling. (Daar laten ze kiendjes los) Het zijn dus allenig vrouwen daar, moeders en moederkes, die ge niet terug kent zo slank als die voort zijn, en vrouwen die nog efkes moeten wachten tot het zo wijd is en daarom nog in verwachting zijn. Het is een heel getater daar als de moeders en de moederkes hullie kiendjes aan de lekkende borsten mogen houen. Mansmensen ziede ge daar op Drie West allenig maar als de vaders er op bezoek komen. En voor de DNA-testen als er nog gene vader bekend is. Tis er meestal vol, maar soms hebben ze op Drie West er ook een of meerdere echte patiënten tussen liggen die niet bezette, lege plaatsen hebben opgevuld. En een mes hebben dat aan twee kanten snijdt: aan de ziekenhuiskant omdat het netuurlijk veurdelig is alle bedden bezet te hebben. Aan de patiëntkant omdat die door het tijdiger geholpen worden meer kans hebben op nog niet doodgaan, en omdat ze het lang wachten en daardoor verergeren van de kwaal voorkomen. Zoals dat nonneke, dat altijd hare rozenkrans bij d'r had, waaraan ge kont zien dat zij een nonneke was. Want in hare nachtjapon was zij als zodanig niet te kennen. Dat nonneke hadden ze bij d'r galblaas gevat. En nou lag het tussen dat kiendjesvolk bij te kommen van de narkoozie. En het was krek het voeier-uur van de kiendjes. Zallen
wellie dè nonneke's fijn op z'n lutje hebben? zei een Hellemondse.
|