|
Wens Het
is in zo’n
wijdwegland dat int Oosten is gelegen. Tis dat Oosten, dat men altijd
tegen beter weten in het Nabije Oosten noemt, want tis echt verrekkes wijd
eweg. Daar gebeurt er iets arigs.
Tenminste, wij vinden dat arig en dat komt omdat de mensen daarginder
anders in mekaar zitten en
over veul dingen anders denken dan wij hier. We snappen veul van hullie
niet en we weten er niks af waarom zo wordt gedacht. En waarom het daar in
dat land (of daar in de buurt tenminste) het toch altijd oorlog is. En al
wat we niet kennen of niet snappen en niet doorhebben, dat is vur ons arig,
gek en vreemd. Zo zit dat. Volgens hullie had ne jood een goed-verkeerd
iets gedaan en omdaarom hadden
z’um gevat. Ze moesten zijn zaak
nauwkeurig – en dus langdurig – onderzoeken en voor
zolang en voor de sekurigheid wier ie int kot gegooid en
daar langen tijd vastgehouden op water en brood. Sterk vermagerd en
erg knokig is ie toch voor het gerecht moeten komen (niet gewoon, nee, ze
hebben hem erhenen gesleept). Afjjn,
om kort te gaan, en ook om van hem af te zijn, is de goeie man ter dood
veroordeeld en de straf zou voltrokken moeten worden door steniging òf
door de galg, naar keus van de veroordeelde zelf, en die kiest voor 't
leste. Dit
is een heel grove en gemene verneukersmenier van de rechters (heel slap
ook) - om een eventuele dwaling hunnerzijds om te draaien naar de
veroordeelde, want die heeft toch zelf gekozen om te worden opgehangen, of
niet soms? Het is zo wijd. De galgendag
breekt aan. Heel vroeg in den dageraadse morgen ziede ge daar die
treurigheid
van ne jood op den
schavot staan int licht van een voorzichtige morgenstondzon die
rozenvingerig alle lelijks van de mensen heel even aanraakt en mooi maakt
en dan weer verder glijdt, ja ook over het schavot met de galg en daar
onder met de dunheid en de knokigheid van de zielige jood. Die de
vreselijk pijnlijke steniging gelukkig gemist heeft. Maar het ophangen
willen de mensen ook wel zien. Daarom loopt het plein nu geleidelijk aan
vol. Maar
waar is dat voor? Waarom zo op 't alderlest pas? En waar is die gedachte
toch van gekomen? Nee
ik óok niet. Maar ge hebt me wat gevraagd. Mijn antwoord komt hier op neer. Kie, kijk pater, als er hier dan toch iemend moet worden opgehangen (en ze laten dat zeker doorgaan, want ze kunnen het niet maken al dat volk naar het plein te laten kómen en ze dan niks te bieden en ze naar huis te sturen) Pater, dan wil ik niet - en ìk kan dat tegenhouden als gij tenminste een bietje meewerkt - dat het ne jóód ís,, daarum.
|