|
Prins
Christus den Urste
Mergen
ist weer vendaag. De
vastelavend – of zoiets dan – is overduidelijk een natuurfeest. Net zo
oud als de mensen, ge kent ze wel, ’t zijn de enigste bisten die kunnen
lachen. Met mét en met zonder geluid. Toen deze vrolijke wezens in de
gaten kregen dat het elke keer na de sombere winter zo lang duurde eer
zon, groen en fluitende
veugelkes terug waren gekomen, zijn ze lol- en leutigheidsfeesten gaan
houden. Germanen, Menapiërs, Belgen of wat het waren, kregen hier te
stellen met welopgevoede Romeinse bezetters die lente en louteringsdinges
in het inboorlingse zottemansgedoe deden. De
kerk palmde en psalmde het hele gebeuren in tot Pasen, Verrijzenis, Bevríjding
en Verlossing. Eerst áfzien, vasten, biecht en boete en daarna schoon en
lekker: ziel, paaseitjes, lam, snoep,
paas-haas, nieuw pak of andere klerigheid. De mensen lieten zich
niet kisten en hielden hullie blauw Tegendraadse Zottenfeest van Overgang. Vasten-
of Vastelavend is het masker
om trubbel en getob nog niet te hoeven zien. De eerste stap naar wat
doorgemaakt moet worden eer blijkt dat de belofte waar is en het graf
opent, houden we efkes in. Mombakkessen op en net doen of we gek zijn. Meestal
begint het met een carnavals-mis. De Prins preekt, gardegrietjes zijn
misdienaar, de Hofkapel begeleidt volkszang: nie
knie-zen, nie zeu-ren, tis hart-stk-ke fijn … In de Ruwaard, Oss,
werd dat op die wijs met accordeonspel het Lied van de danser en de
boerenkiel.
Aan het altaar hing groot ‘Prins Christus den Urste’. Erop
stond een fleske bier, niet voor de spot, maar om de narrenkap mooi
overeind te kunnen houden. Dat was in ’85. Een volle kerk boerenkielen
zei te geloven dat ’Gij, Prins van altijd, den eerste bent én de leste,
de grootste en den beste, die het beter vindt dat er wordt gelachen dan
dat er leed is.. Wij geloven dat wij met blijheid leed kunnen
verminderen, maar dat droefheden niet kunnen worden weg geláchen.
Gij, grote Prins over zotten én wijzen, geef ons saamhorigheid en
blijheid, nou en altijd, in euwigheid zoveul als. Amen samen.’
|