INHOUD HET IS ALTIJD VANDAAG
INHOUD WILLEM IVEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

 

Oorloos               

Tis al wat langerder geleejen. Het gebeurde destijds in Orskot (in het Nederlands is het Oorschot maar op de kaart en op de die-kant-heen-borden staat Oirschot) dat daar eens een kiendje geboren is met zonder oren. Het deed evenwel wel horen, toch wel, want als ge uw vingers deedt knippen, dan deed het kiendje met zijn oogskes fliemperen en als ge’r zo op kleinkiendjesmanier tegen praatte dan was het krek of  ‘t zijn kopke deed draaien en naar uw luisterde.  En trouwens: er waren ook gewoon gaatjes in dat kopke op de plaats van de oorkes. Allenig de oorkes zelf die zaten er niet aan. Dat was daarom voor een Oor-schots kiendje toch wel erg. Alleman daar in  Orskot wist tut dan ook in de kortste keren en de mensen zeiden al onder mekaren dat ze er maar niks af zeggen moesten als ze daar op kraamvisiet zouden zijn, want dat zou de nieuwe vadder en het nieuw moederke maar verlegenig maken.     

Op ene middag zitten int geboortehuis de mensen aan de beschuiten-mee-muiskes. Geen-man deed wat zeggen over de oorkes. Wel dat het kiendje zo’n mooie kopke  had…
Zo’n kwa-jong  van ’n jaar of zes had mee hullie mam mee gemogen naar het kiendje-zonder-oren. Daar ie – denkt  erom! – niks af meugde zeggen. Maar ja, ge kont zo ene nie allenig thuis laten want dan zat ie aan de koekskes en overal aan.
Het jong schiefelde eens wat op het wiegske af met het bezunder kiendje daar ie niks af meugde zeggen. Zeen mam hield hem in de gaten. De jongen  bekeek het kiendje met veel aandacht.
Euh…, zei de jongen, ’t  kindje zal toch wel, euh… En zijn mam kwam op hem af en douwde de jongen flink in de zij, want ze dacht: hij zal het over die  oorkes gaan hebben…
Neeje, deed de jongen en ie trok met zijne schouwer, nee, hij wilde het niet over de oorkes hebben, maar het kiendje zal toch wel goed kannen kijken?
Ja,  zíen dat zou ’t kiendje wel kannen, zeiden ze. Gelukkig toch da tie niks over de oorkes zee. Maar wat een arige vraag toch. Waarom vraagde ie dat?
Nou,  gewoon, zei de jongen, als het later, als het groter is geworden, het kiendje nou eens een brilleke zou nodig hebben …