De
Moppenspiegel (1941-1942) van J. Kragt
deel
2 - 50 anti-Duitse moppen

Ingezonden
door Hannie van Hoof en René Kragt
Voor meer informatie over deze verzameling,
klik hier
51.
Grote
consternatie in de Kalverstraat te Amsterdam als daar 's middags
omstreeks vijf uur een Duits officier wordt gearresteerd door de
Grüne Polizei, die hem met de revolver in de vuist moet in toom
houden. Deze officier wordt verdacht een Engelschman te zijn en
zich voor spionage in Nederland op te houden. De man ontkent
heftig, doch niemand gelooft hem en tenslotte wordt hij ter dood
veroordeeld. "Hoe konden jullie me toch ontmaskeren?",
vraagt hij tenslotte, als ontkennen niet meer baat. "U kon
geen Duits officier zijn. Want dan had U in de Kalverstraat met
een pakje onder de arm gelopen."
52.
"Weet
U de overeenkomst tussen een spiegel en Hitler en het
verschil?" "Nou?" "Ze kunnen allebei barsten,
maar van de spiegel is het zonde."
53.
Kort
na de capitulatie stapt een Duitser een café op de Veluwe binnen
en vraagt: "Hoe laat is het?" "Twaalf uur",
antwoordt de boerenkastelein. Hij krijgt ten antwoord dat hij niet
bij tijd is. Het is al over half twee. De kastelein protesteert.
Zijn klok loopt best. Weer krijgt hij te horen, dat het veel later
is. "Nou, dan zeg ik maar niks meer," besluit de man het
twistgesprek, "maar het wordt toch weer twaalf uur."
54.
Buziau
komt in zijn nieuwste revue als schilder het toneel op. Hij draagt
een dubbele ladder op de schouder. Zonder iets te zeggen zet hij
de ladder uit, stapt voorzichtig op de eerste sport en klautert
naar boven. Hij gaat hoe langer hoe vlugger, maar als hij de
bovenste sport bereikt, begint de ladder te schuiven en ploft naar
beneden. Het publiek davert van vreugde.
55.
Fientje
de la Mar komt op met een hoedje, dat zij onderzoekend bekijkt. Er
zit een oranje veertje op. Ze draait het hoedje naar alle kanten
en zegt dan: "Hoe moet het ook weer? Is het nou Oranje-boven
of is het Oranje-beneden?" En de zaal geeft juichend
antwoord.
56.
Een
leugenachtige geschiedenis: 's Avonds om zeven uur ontmoeten drie
rasechte Nederlanders drie fatsoenlijke NSB-ers. Er ontstaat een
hevige ruzie en de NSB-ers worden doodgeslagen. Dan komen er drie
Joden bij, die de NSB-ers opvreten. Waarom dit gelogen is? Een
echte Nederlander luistert 's avonds om zeven uur naar de radio,
fatsoenlijke NSB-ers bestaan niet en Joden eten geen zwijnenvlees.
57.
Een
Duits soldaat, in het bezit van een eerzaam Hitlersnorretje, hoort
zich als hij in Amsterdam over straat loopt, telkens het woord
"rotzak" toeroepen. In een sigarenwinkel vraagt hij
tenslotte, wat dat "rotzak" eigenlijk betekent. De
juffrouw achter de toonbank weet zich er echter uit te redden.
"Dat kleine snorretje van U noemen ze hier een rotzak."
"Nou begrijp ik het," zegt de Mof, "heleboel
rotzakken bij ons. Hitler zelf is ook een rotzak." Hetgeen
door de juf beaamd werd.
58.
"Weet
je de overeenkomst tussen een NSB-er en een varken?"
"Nou?" "Ze leven allebei om opgehangen te
worden."
59.
De
NSB-er heeft zich permanent verklaard voor de eerstkomende duizend
jaar. Vandaar dat ze in allerijl cursussen heeft ingericht voor
het kweken van burgemeesters. "Die cursus," vertelt een
insider, "werkt uitstekend en is gelukkig niet zo duur. Vier
gulden per maand voor normale leerlingen. Alleen zij, die noch
lezen en schrijven kunnen, moeten vijf gulden betalen."
60.
De
Utrechtsche studenten hadden gehoord, dat de Nationale
Oranjeliederen verboden waren en dus vermeden zij zorgvuldig die
te zingen. Och, dat is niet zo moeilijk, want de wijsjes waren in
elk geval niet verboden. En op die manier ontstond in de loop van
1940 de nieuwste schlager:
Kleurtje
boven, kleurtje boven,
Leve
je weet wel wie,
Weg
met alle k'mag 't niet zeggen,
Kleurtje
boven, kleurtje boven,
Leve
je weet wel wie,
Weg
met alle k'mag 't niet zeggen,
Leve
je weet wel wie,
Je
weet wel boven, (bis)
Weg
met je weet wel wie.
61.
Een
Duits soldaat komt met verlof in Berlijn aan. Hij voelt zich er
niet zo goed thuis meer en dat maakt hem een tikje balorig.
Vandaar dat hij in de tram weigert te betalen. "Ik krijg 20
pfennig", houdt de conducteur aan. "Man, ik kom net uit
Holland en daar betalen we nooit een cent." "In
Holland?" "Dat zeg ik toch." "Nou ja,"
zegt de conducteur, "in Holland zijn jullie eenvoudig lucht,
maar hier weeg je normaal nog altijd 70 pond."
62.
De
Nederlandsche omroep heeft natuurlijk de bevelen te gehoorzamen
door de satellieten van Göbbels propaganda-instituut gegeven. En
daarom wordt onverwacht de plaat gedraaid, gemaakt bij het
afscheid van de PK-compagnie, die met een gestolen AVRO-auto onder
bevel van Woutertje Hulsteyn naar het Russische front zal
vertrekken. De omroep kondigt op devote toon aan: "Dames en
Heren. Wij laten thans volgen een reportage van het afscheid van
de PK-compagnie, die vandaag naar Rusland is vertrokken." Een
ogenblik stilte. Dan klinkt wilde kermisvreugde uit de luidspreker
op. Een stem zegt: "Dames en Heren, wij bevinden ons op de
grootste kermis in Nederland. U moet eens zien hoe de mensen hier
een lol hebben." Dan ineens zwijgt de luidspreker. En even
laten zegt de omroeper: "Door een misverstand waarvoor wij U
onze verontschuldiging aanbieden, werd een verkeerde plaat
opgezet. Wij laten U thans horen:..."
Waarom
vertrekt Woutertje de leugenaar ook naar Rusland als in Zaandam de
kermis draait? De Engelsche radio maakte de volgende dag haar
Nederlandsche collega een compliment.
63.
De
voormalige airhostess van de K.L.M., Mejuffrouw van Leeuwen (?)
heeft eens dank zij goede kruiwagens van haar fel NSB-gezinde
familie, die o.a. Göring te logeren mocht hebben, een rolletje
gekregen in een radio-hoorspelletje. Een heel bescheiden rolletje
overigens. Ze hoeft alleen maar te zeggen: "M'n vader was
metselaar." Heeft ze Bühnenfieber gehad? Als ze haar woordje
moet doen, zegt ze tot grote ontsteltenis van iedereen in de
studio: "Mijn vader was vrijmetselaar." Foei meneer van
Leeuwen Bovenkamp. En nu lid van de NSB.
64.
De
radioreporters Nord en Felderhof hebben ergens in Brabant een
reportage gemaakt van de fabriek en zijn na afloop de gasten der
Directie, die hen in Nijmegen een borrel aanbiedt. Het is een
troepje, dat na een uurtje reeds vaderlandsche liedjes gaat
zingen. Aangifte bij de politie volgt natuurlijk. Er is altijd wel
iemand, die zich tot zoiets leent. Nord wordt ontboden bij de
politie van Bureau Overtoom te Amsterdam. "Bekent U maar
direct," zegt de Inspecteur op barse toon, "dan maakt U
de zaak tenminste niet nog erger." Nord vertelt wat er
gebeurd is. "Dus U zong: O schitterende kleuren van
Nederlandsch vlag, Waar de blanke top der duinen, en Oranje
boven?" "Ja, meneer." "'t Is wel opvallend,
dat ik de eerste dag dat ik weer hier op het bureau ben weer zo'n
zaak te behandelen krijg." Nord kijkt vragend op. "Ja,
ik was vijf weken weg." "Bent U dan ziek geweest?"
"Nee. Ik heb net vijf weken gezeten voor precies zo'n geval
als het Uwe. U zult er wel meer van horen..."
65.
"Begrijp
je nou, dat ze in Den Haag twee straten naar Seyss-Inquart genoemd
hebben? Het is eenvoudig een schandaal." "Welke straten
hebben die eer?" "De Lange en de Korte Poten."
66.
Zo
ziet een NSB-er eruit: Hersenloos, Blind, Stom, Halsstarrig,
Laaghartig, Zwartgallig, Onhandig, Leeft op grote voet, Eentonig,
Balorig, Onbillijk.
67.
De
binnenstad van Rotterdam is verwoest, maar de plannen tot herbouw
komen al gauw aan de orde. En de bevolking zint op behoorlijke
straatnamen. Julianaweg die moet er zijn, Koninginneweg ook en
stellig ook een Bernhardweg. "Och," zegt de cynicus,
"je weet niet wat er al weg is. Koffie weg, thee weg, vet
weg, vlees weg, ijzer weg, staal weg; binnenkort krijgen we ook
nog Hitler weg."
68.
In
het gebouw van de Kommandantur loopt een Joodsche venter rond
zonder enige begeleiding. Hij klopt op een deur, opent die zonder
antwoord af te wachten en begint meteen zijn waar aan te bieden.
"Man," zegt de Ortskommandant, "je hebt hier niets
te maken. Bovendien ben je een Jood en die heeft niet het recht
hier binnen te dringen." "Asjemenou," zegt de
venter verbaasd, "en d'r staat nog wel met grote letters voor
het huis: Kom-an-de-deur."
69.
Tijdens
de Februarirelletjes in 1941 werd in de Amsterdamsche Jodenbuurt
tijdens een hevige schermutseling WA-er Koot zodanig getroffen,
dat hij nadien bezweek. Meteen wist men in Amsterdam de nieuwe
naam voor de buurt tussen Waterlooplein en de Nieuwmarkt.
"Bij ons woon je veilig." "In de Jodenbuurt
zeker?" "Nee, in Kootwijk."
70.
Een
Duitser rijdt met lijn 8 van het C.S. te Amsterdam de stad in.
Zonder het te weten passeert hij dus de Jodenbuurt, maar
plotseling valt het hem op, dat er zoveel Joden zijn. "Wonen
er hier nog Joden?", vraagt hij aan de conducteur.
"Jawel", antwoordt deze. "Wonen er veel Joden in
Nederland?" "Heel veel." "Hoeveel inwoners
telt Holland eigenlijk?" "Negen miljoen." "En
hoeveel Joden?" "Hoeveel? Nou, ook negen miljoen."
71.
Een
Duits soldaat staat in een café een beetje stuntelig te frommelen
aan een zilverbon. "Wat doet U toch", vraagt de
kastelein. "Ik heb gemerkt, dat op de Hollandsche zilverbons
staat wie de oorlog zal winnen. Kijk maar." Hij houdt de
zilverbon zodanig, dat een deel van het middenstuk verdwijnt en de
kastelein leest het overblijvende woord: "Zion".
72.
Seyss-Inquart
- Hinkelepink zei de Flitspuit - loopt nu eenmaal mank. "Weet
U hoe dat komt?" "Een gewone kerel heeft een kruis in
zijn broek, maar het Sijsje kon met niet minder dan een hakenkruis
genoegen nemen. Nou, U begrijpt..."
73.
Een
Duits soldaat is ter dood veroordeeld. Bij wijze van gunst mag hij
kiezen tussen ophangen of de kogel door het afweergeschut. Hij
kiest de galg: "Hang mij maar op, anders sterf ik de
hongerdood."
74.
"Ik
begrijp niet hoe jij zo'n oude kerel hebt kunnen trouwen."
"Snap je dat niet? Ik wil alleen een man van ouwe
samenstelling."
75.
Tijdens
een filmvoorstelling schreeuwt plotseling een vrouw de zaal in:
"Anton, ben je daar?" En ergens in de nok van de zaal
klinkt prompt het antwoord: "Ja, tante."
76.
Jansen
komt met verlof uit Berlijn thuis. Hij vertelt hoe daar de
schoenendistributie was georganiseerd. "Ik kwam daar in het
grote gebouw van de schoenendistributie. Op de deur stond: 'Links
Herenschoenen, Rechts Damesschoenen'. Ik ging naar links en kwam
in een gang. Aan het einde was een deur en daar stond op: 'Links
Hoge Schoenen, Rechts Lage Schoenen'. Ik ging de linkse deur in en
kwam in een vertrek, waarop weer twee deuren uitkwamen. Op de ene
stond 'Werkschoenen' en op de andere 'Wandelschoenen'. Ik ging de
werkschoenendeur in en kwam in een corridor. Aan het eind twee
deuren met het opschrift 'Zwarte Schoenen Rechtuit, Bruine
Schoenen Linksom'. Ik ging rechtuit en kwam in een zaal. Daar
waren weer twee deuren aan het eind. Op de ene las ik 'Leren
Schoenen' en de andere 'Linnen Schoenen'. Ik weer de
lerenschoenendeur in. Daarachter stonden twee bordjes met pijlen:
'Rechts de Grote Maten' en 'Links de Kleine Maten'. Ik volgde de
deur van de grote maten en kwam nog een paar keer door een
deur." "En toen?" "Toen stond ik weer op
straat. Wat een organisatie, hè?" "En heb je schoenen
gekregen?", vroeg een van z'n vrienden. "Nee, dat
niet," zei hij, "maar die organisatie!"
77.
"Heb
je gehoord, dat al onze radiotoestellen in beslag genomen zullen
worden?" "Is 't waar? En waarom dan?" "De
Duitsers kunnen Moskou niet krijgen."
78.
Een
jongen komt thuis van school en zegt tegen z'n moeder: "Wat
is eigenlijk een sadist?" "Kijk maar eens in een
woordenboek", ontweek z'n moeder. De jongen begint te zoeken.
Het gaat hem niet vlot af. Maar tenslotte schijnt hij een
ontdekking te doen. En hij zegt: "Vader, moet ik nu kijken
bij de SA?" "Ja," zegt Pa," "je moet
kijken bij SA."
79.
"Één
volk, één rijk, één Führer" is immer de leus. Tenminste
totdat de eieren gedistribueerd worden. Want dan weet een
grappenmaker de onvermijdelijke aanvulling: "Één volk,
één rijk, één Führer, één ei."
80.
Een
schoenpoetser is bezig aan de nogal modderige laarzen van een
Duits officier en mompelt voortdurend onder zijn werk. "Wat
mopper je toch voortdurend?" "Ik mopper niks."
"Nou, wat beweer je dan?" De schoenpoetser herhaalt nu
luider: "Één volk, één rijk - hij spuugt op de laars -
één Führer." "Heel goed," zegt de Duitser,
"maar ik spuug er niet op." "Nee, maar U bent ook
geen Hollandsche schoenpoetser."
81.
Moeder
Haai zwemt met haar haaienkroost in de Golf van Biskaje als de
kinderen klagen over de honger. "Nou, dan gaan we maar even
naar de Zuidkust van Engeland. Daar vinden we stellig een lekker
hapje." "Hè, jakkes, moeder," zuchten de
kleintjes, "nou alweer mof?"
82.
"Hitler
kan de pest krijgen", zegt een Jood, als hij een schildwacht
van de Duitsers passeert. Zijn arrestatie volgt onmiddellijk.
"Hoe kan ik dat gezegd hebben. Ik ben een Jood en dus
voorzichtiger dan iedereen. Heus meneer, ik heb gezegd: 'Bij
Hitker kunnen we het best krijgen'. Maar de schildwacht kent te
weinig Hollands om me goed te begrijpen." De commandant
twijfelt wel een beetje aan de juistheid van deze verklaring, maar
hij laat toch de man vrij en de schildwacht geleidt hem weer naar
buiten. Dan bij het afscheid herhaalt de ontslagen arrestant:
"Hitler kan de pest krijgen". Weer volgt arrestatie,
nogmaals herhaalt de man zijn verklaring van het geval en opnieuw
laat de commandant hem gaan. Maar de schildwacht, wiens
hardnekkigheid de commandant verveelt, hoort tegen zich zeggen:
"En jij krijgt veertien dagen arrest". Buiten gekomen
neemt de Jood ten tweeden male afscheid. En hij herhaalt:
"Maar Hitler kan de pest krijgen". "Van mij
ook", bevestigt de soldaat.
83.
Een
man loopt op Koninginnedag over straat, luid roepend: "Leve
de Koningin". Hij wordt opgepakt, maar verklaart bij het
verhoor, dat hij werkelijk niets misdaan heeft. "En je
schreeuwde: 'Leve de koningin'?" "Ik? Hoe komt U erbij.
Ik heb geroepen: 'Lever je koper in'. Ze hebben me verkeerd
verstaan." En hij kwam vrij.
84.
"'t
Was raak weer vanmiddag met het neerhalen van Engelsche
vliegtuigen." "Niets van gemerkt." "Er zijn er
drie neergestort in 't hartje van de binnenstad." "Drie
tegelijk?" "Ja, in de speelgoedafdeling van de
Bijenkorf. Morgen staan ze in het Duitse legerbericht."
85.
Tijdens
de besprekingen tussen Engeland en Duitsland, die aan de tragedie
van Tsjecho-Slowakije voorafgingen, zegt men dat Chamberlain,
Hitler en Mussolini uitvoerig van gedachten hebben gewisseld. En
Chamberlain, eens "The Grand Old", stelde de dictatoren
voor een moeilijke vraag. "Kunt U met een lepel een goudvis
uit een aquarium halen zonder Uw handen nat te maken?" Hitler
probeerde het met een bliksemoffensief. Hij viel de goudvis aan,
maar het beestje ontweek elke aanval. Mussolini deed sluw en
behoedzaam. Maar hij schepte alleen water, de goudvis bleef
rondzwemmen. Toen mocht Chamberlain het doen. Hij ging er voor
zitten, pakte de lepel en schepte het aquarium leeg. De goudvis op
het droge liet zich zonder meer pakken. "Nu ziet U,"
constateerde hij flegmatiek, "waarom Engeland elke oorlog
pleegt te winnen."
86.
In
de hoop later gemakkelijker werk te vinden, meldden zich een
Italiaans fascist en een Duitse Nazi zich als vrijwilliger voor de
oorlog in Spanje aan de zijde van Franco. Zij sluiten vriendschap
aan het front en spreken af, dat zij elkaar een jaar na de vrede
zullen opzoeken. Na een jaar reist de Nazi in een eigen wagen naar
Italië. Hij ontdekt dat zijn vriend geen cent bezit en gras kauwt
om in leven te blijven. "Kauw jij nog gras?", vraagt hij
ontsteld. "Ja, ik moet wel." "Hoe is 't mogelijk.
Toen de Führer te Berlijn kwam, zag hij mij gras eten. Hij was zo
begaan met mijn lot van Spaans oud-strijder, dat hij persoonlijk
zorgde voor een goede baan." "Toen Mussolini het mij zag
doen, knikte hij goedkeurend. Jij bent een echt fascist," zei
hij, "ga zo voort mijn zoon."
87.
Een
sinaasappelenventer heeft een Duits soldaat aan zijn jas gehad,
die een paar appelen nam en wegliep zonder te betalen. Hij
beklaagt zich bij een Duitse officier, wijst den dief aan en deze
wordt, als hij zijn misdrijf bekent, zonder meer doodgeschoten.
"O, meneer de Generaal," zegt de venter, "ik heb
nog een hele kar vol. Blijft U even hier, want er zullen nog wel
meer Duitse soldaten langs komen."
88.
Een
lotenverkoper van Winterhulp Nederland, vurig aanhanger van de
nieuwe orde, heeft iemand een lot verkocht. Het blijkt een prijs
te zijn van 500 gulden. "Zoiets overkwam je vroeger onder het
oude regiem toch maar niet", constateert Winterhulp.
"Daar heb je gelijk aan", zegt de winnaar. "Maar ik
zal het goed met je maken. Hier heb je een halve gulden, koop daar
maar een pond vet voor." "Maar man, vet kost buiten de
Distributie minstens zes gulden." "Nou ja, we hebben het
zo goed gekregen. Onder het oude regiem hadden we zoiets
wel."
89.
Meisjes,
die met Duitse soldaten scharrelden, hadden geen al te beste naam
bij de Nederlanders. Maar de juiste naam kregen ze toch. Vooral
toen de Hitlerjugend begon te komen na een aantal maanden
bezetting: "Erebruiden".
90.
Twee
Rotterdamse Joden brengen een bezoek aan de hoofdstad en stappen
bij het Amstelstation uit de trein. "Waarom niet bij de
W.P.?", vraagt de één. Ze lopen de stad in en passeren de
plek, waar eens de W.P. stond. "Hier was de W.P. vroeger. Ook
gesneuveld." "Wist jij dat?", zegt de ander. Als
zij de beruchte borden "Jodenwijk" zien, constateren ze
dat het toch wel goede wegwijzers zijn. "Nu zijn we tenminste
onder elkaar." Maar als ze de bordjes "Verboden voor de
Weermacht" ontdekken, raken ze enthousiast. "Die
Amsterdamsche Joden durven toch maar. Dat moesten ze in Rotterdam
ook kunnen instellen."
91.
In
de Middeleeuwsche inrichtingen, die men in de 20e eeuw nog een
gevangenis durfde noemen, vervangt een ton - kiebel zeiden de
Oostenrijkers - de WC. "Ik heb m'n ton Peter genoemd",
vertelde een gevangene. "Hij stinkt toch ook, en je hebt iets
bij je om op te schelden."
92.
De
Führer kwam het tapijtenmagazijn van Perez binnen en bestelde een
kostbaar Perzisch kleed. Toen de koop gesloten was, vroeg de
winkelier: "Wilt U dat het op de Rijkskanselarij wordt
bezorgd, of geeft U er de voorkeur aan het hier te nuttigen?"
93.
In
de cellenbarakken te Scheveningen, de Polizei-Gefängnis, waar
duizenden Nederlanders maandenlang naar de vrijheid snakten, komen
twee gevangenen door een kijkgaatje met elkaar in contact.
"Nou, jij mag jezelf wel gelukwensen", begint de één
het gesprek. "Waarom dat?" "Jij kunt de vragenlijst
na de oorlog goed invullen." "Welke vragenlijst?"
"Die bij elke sollicitatie moet worden ingevuld. Hebt U
gezeten? Zo neen, waarom niet?"
94.
De
Franse naam voor Verwalter van een bedrijf, dat door de Joodsche
eigenaar of door de Joodsche Directie niet meer mag worden
gedreven, is gevonden: "Souteneur de la maison."
95.
"Ken
je al het toppunt van verstrooidheid?" "De...
Italiaansche vloot."
96.
Göring
en Hess zijn samen aan de wandel. Plotseling bukt Hermann zich en
raapt iets op, dat hij ijlings in zijn zak laat verdwijnen.
"Heb je wat gevonden?" "Ik wel. Een ouderwets
gouden 20-markstuk." "Maar dat moet je toch aan de
Winterhulp geven?" "Aan de Winterhulp? Waarom die
omweg?"
97.
In
de herfst van 1941 klaagt iemand, dat er zo weinig nieuwe moppen
in omloop zijn. "Hoe kan het anders?", krijgt hij ten
antwoord. "Moosje is toch niet meer op school?"
98.
Iemand
koopt op het Postkantoor een paar postzegels. Het zinken geld is
net ingevoerd. Om te betalen steekt hij een versleten emmer door
het loketje en vraagt: "Daar krijg ik zeker nog wel van
terug?"
99.
"Weet
je, dat Mussert zwaar verdient aan de Nederlandsche Bank sinds
Rost van Tonningen daar de Baas speelt?" "Nee, hoe
dan?" "Moet je maar eens kijken. Op elk bankbiljet van
10 gulden staat tegenwoordig: De Nederlandsche Bank betaalt aan
Toon dertien gulden..."
100.
Een
aantal Nederlandsche vrouwen mocht naar Duitschland om wat op te
knappen na de doorgestane ellende in Amsterdam. Duitse
dierenbeschermers meenden, dat nu ook de dieren een rustkuur
moesten doen en ja, Artis moest een deputatie afvaardigen. Meneer
Sunier (?), de Directeur, benoemde tot afgevaardigden naar de
Berlijnsche Zoölogischen Garten, een papegaai, een aap en een
ezel. De papegaai was na drie dagen terug. "Ik mag er geen
bek opendoen", klaagde hij. Drie dagen later kwam ook de aap
weer in Artis aan. "Geen leven daarginds," mopperde hij,
"de hele dag met je poot omhoog staan en geen kans om je te
vlooien."
[Mogelijk
is mop 100 niet af, maar hier eindigt de Moppenspiegel van J.
Kragt]

|