Verhalen
in het Brabants
Nelleke
in het Hemelse rijk
'Ik
Snak 'r naar meneer pastoor,' zei Nelleke toen de pastoor vroeg
of ze den Heilige Olie wilde ontvangen. 'Niks Liever.'
't
Was niet te vroeg. Ze voelde 't leven stilletjes uit haar lijf
wegebben.
'Weldra
zal ik voor mijn schepper staan.' dacht ze. Och ze was niet bang
van de dood. Ze was altijd heel braaf geweest en ze had veel
gebeden, haar leven lang. Nooit met mansvolk aangelegd. Elke
keer als zij vroeger ging biechten werd ze daar voor
gewaarschuwd. Er kon zo licht onkuisheid van komen.
't
Einde was heel anders geweest dan ze had gedacht. Ze meende dat
ze 'n beetje indoezelde. Toen ze haar ogen weer open deed zag ze
'n wazige figuur naast haar bed staan in een lang dun wit kleed.
'Bent
U 'n nieuwe verpleegster juffrouw?' vroeg ze heel beleefd.
'Nee
mensje.' antwoordde de gestalte. 'Ik ben een Engel. Ik moet jou
naar de hemelpoort bij Sint Petrus brengen. Gelukkig ben je niet
te zwaar. Klim maar op mijn rug, kruip maar onder mijn vleugels,
want het is koud daarboven. Houd je goed vast want daar gaan
we.'
En
't ging hard.
'Sapperstie
Heilige Engel,' zei ze, 'U trekt er nogal van door. Gebruikt U
Uw vleugels niet?'
O,
' zei de Engel, 'Dat hoeft tegenwoordig niet meer. We gaan met
straalaandrijving. Dat gaat veel vlugger. Maar hebt ge niet
gelezen wat daar op het bordje op mijn rug staat?'
Nelleke
las: Tijdens de vlucht is het verboden met de piloot te praten,
of hem op een andere manier af te leiden.
'Pardon.'
zei ze en ze kreeg een kleur.
'Zo
erg is het ook weer niet.' zei de Engel, Er is vandaag niet veel
vliegverkeer en weinig wind. Maar nu moet je toch even zwijgen
want we gaan landen.'
Tot
Nellekes verwondering begon hij te roepen:
'Gabriel
Four to tower. Ask permission to land. Over.'
Er
kwam warempel antwoord !
'Rodger
Gabriel Four. Runway B East. Proceed Landing. Over.'
'Rodger.
Over and clear.'
Nelleke
verstond er niets van:
'Dat
is vast Hemelse taal.' dacht ze verrukt.
Even
later kwamen er 'n paar lichte schokken en den Engel zei over
zijn schouder:
'We
zijn geland. Klim er maar af.'
Voordat
ze kon zeggen: 'Bedankt voor het plezierig vluchtje.' was hij
alweer vertrokken voor een nieuwe vracht.
Het
viel Nelleke tegen. Ze stond voor een gebouwtje dat veel leek op
een portiershokje van een fabriek. Achter de vuile ramen zag ze
enkele gestalten bewegen. Omdat op de deur stond: Niet kloppen.
waagde Nelleke het om naar binnen te gaan.
Achter
de balie zaten drie meiden. Twee lazen in een modeblad en
rookten een sigaretje, de derde had één blote voet op de rand
van haar bureau en was haar teennagels aan het rood lakken.
'Ha,'
riep er een, 'Eindelijk weer eens iemand. Heb je tijdschriften
of sigaretten mee gebracht? Zeg maar eens wie je bent.'
Nelleke
keek wat geschrokken.
'Ik
ben Petronella, Josefina, Maria Versteeg.' mompelde ze verlegen.
Die
met de nagellak ging achter de computer zitten.
'Wat
was je postcodenummer Petronella?'
Postcodenummer?
Postcode? Dat wist Nelleke niet.
'Wat
was je SoFi-nummer dan?"
Nelleke
had nooit van een SoFi-nummer gehoord.
'Mensje
je komt toch uit een beschaafd land? Weet je dan misschien
wanneer je geboren bent?'
Dat
wist Nelleke. 'Vijfentwintig november negentienzestien.'
'Laat
eens kijken.'
Ze
begon op het toetsenbord van de computer te tikken.
'Hier
heb ik je: Petronella, Josefina, Maria Versteeg.
Geboren
11-25-16. Postcode 4467 DM. SoFi-nummer 0699 25.
Tussen
twee haakjes die code en dat nummer kun je nu gerust vergeten.
Je krijgt hier een nieuwe postcode en een nieuw SoFi-nummer.
Maar
hier staat nog een klein postje open.'
'Wat
wil dat zeggen?' vroeg Nelleke met trillende lippen. 'Moet ik
naar de hel?'
'Nee
mens, hooguit eventjes naar het vagevuur. Komen jullie eens
kijken.' Ze wees de twee andere op een regeltje van het
beeldscherm.'
De
anderen keken gespannen.
Nee
vrouwke. Ook niet naar het vagevuur. Je hebt in
negentienachtenvijftig met opzet een kromme cent in het
collectezakje gedaan. Dat heb je niet gebiecht en er ook geen
berouw over gehad. Daar zal Petrus je nu niet meer voor naar het
Vagevuur sturen. De kosten zouden veel hoger zijn dan de baten.
Maar we moeten het eerst wel aan hem voorleggen. Je hoeft je
niet ongerust te maken. Ga daar maar op die bank zitten tot hij
komt. Hij is vissen. Het zal wel niet lang meer duren. Hij vangt
nooit iets. Vertel eens wat heb jij in je leven zoal
uitgevreten?'
Nelleke
werd er verlegen van.
'Ja,
wat? Ik ben vijftien jaar pastoorsmeid geweest in Baakster.'
'Ha,
dikwijls met de pastoor naar bed geweest natuurlijk.'
'Nelleke
schrok, helemaal niet. De pastoor was een heilig man.'
'Dat
zegt niets. Nooit wat gerommeld met kerels?'
'Nee!
Eerst heb ik mijn ouders aan hun eind geholpen. Toen bij de
pastoor gewerkt en daarna had ik een garen en bandwinkeltje. Ik
ging dikwijls helpen in de kerk. Schoon maken en zondags de
stoelen recht zetten. Ik heb heel veel gebeden. Ik had een rijk
Rooms leven.'
'En
heb je nooit zo 'ns met mannen.....je weet wel?'
'O!
nee! Dat is zonde! Ik ben altijd maagd gebleven.'
'Lieve
hemel wat saai. Hoe heb je 't uitgehouden?'
'Wat
hebben jullie dan gedaan?
'Wij?
Wij waren drie toffe meiden. Veel met mannen gerommeld, gefeest
en gezopen en er nog geld mee verdiend ook.'
'Mogen
jullie daarom niet in de Hemel?'
Mens
wij zijn hier in de Hemel. We zijn volmaakt gelukkig.'
'Moesten
jullie dan niet minstens lange tijd branden in het vagevuur?'
'Die
dikke en die rooie niet. Die hebben aids opgelopen. Lang ziek
geweest, alle tijd om te biechten en een volle aflaat te
verdienen. Ik wel. Ik werd gestoken door mijn kerel. Bloedde
dood, maar er kwam net op tijd een pastoor om mij de absolutie
te geven. In het vagevuur was het best om uit te houden. Wel
heet en zo, maar er waren een groot aantal toffe ventjes, die er
al heel lang zaten en zich flink verveelden. Dus!
Daar
hebben we Petrus. Kijken wat die weet. Maar maak je niet
ongerust.'
Er
kwam een klein dik kereltje binnen met een grijze baard. Nelleke
knielde gauw voor hem neer en kuste zijn ring. Die stonk naar
vis!
Sint
Petrus bekeek eens de gegevens van de computer.
'Mmm,
pastoorsmeid, winkeltje, kerkpoetster. Laat haar maar door. G
I.'
Weg
was hij weer.
'Kom
maar eens hier.' zei de rooie. Proficiat, je mag verder.' en ze
speldde een plastickaartje met naam, foto en met grote letters G
I ,op haar kleed.'
'Wat
betekent G I ?'vroeg Nelleke.
'General
Purpose. Overal geschikt voor . ' zei ze.
'Zie
ik dan dadelijk God De Vader?' vroeg Nelleke hoopvol.
'Vandaag
in ieder geval niet.' zei de lange. 'Vandaag is het Vrijdag. Dan
is hij Allah. Morgen is het Zaterdag dan is hij Jahwe. Pas
Zondag is hij weer God De Vader.'
Even
wachten. 't Bandje terugspoelen. Ze schakelde een versterker in.
Uit de luidsprekers klonk schallend: 'In Paradisum deducant te
angèlie... Ze hield een goudkleurige deur voor Nelleke open en
gebaarde dat zij naar binnen mocht. Nelleke hoorde haar nog net
tegen de anderen zeggen.: 'Weer zo'n poetsvrouw.'
Ze
was nauwelijks een tiental stappen binnen, toen de versterker
weer uitgeschakeld werd. Ze stond in een oneindig grote ruimte.
Er heerste een ontzettend lawaai. Het was net of overal de
radio's aanstonden die allemaal Hosanna in den Hoge of Gloria in
Excelsis Deo speelden. Nelleke had grote zin om mee te zingen,
maar ze durfde niet.
Er
kwam een oude bits uitziende vrouw op haar toe.
'Ik
ben Martha, dochter van Lazerus. Let maar niet op de stank. Ik
ben hier het hoofd van de huishouding. Wat ben jij? G I ?
Ik
krijg verdorie altijd het uitschot en ben belast met vele zaken,
dan heeft mijn zuster Maria een beter deel verkozen.' mopperde
ze.
'Zie
maar dat je ergens een bezem vindt en veeg de vloeren schoon.'
Vanaf
die dag was Nelleke een hemelbewoonster. Ze poetste, veegde en
zong daarbij uit volle borst alleluja. In het topje van de Hemel
stond de gouden troon van God de Vader te blinken. Honderd keren
per dag tuurde ze in de hoogte. Ze zong vaak luid: Gloria in
Excelsis, maar nooit was de troon bezet. Toen zij eens aan Sint
Willibrordus vroeg of ze God de Vader dan nooit te zien zou
krijgen, antwoordde die:
'Jawel,
net als de koningin, een maal per jaar. Op
Drievuldigheidszondag.'
Nelleke
was volmaakt gelukkig.
|