INHOUD MIKKERS
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRAABANS
HOME

.

Jasper Mikkers / Tymen Trolsky

Gedichten

GEDACHTEN OVER DE ONSTERFELIJKHEID

 

I

 

Jij was naar bed, ik deed de afwas.

"Niks is onsterfelijker dan een klein gedicht",

dacht ik, "geschreven onder wat stoffig lamplicht".

Ik nam de vuile pannen van het gas.

 

Ik dacht: "Je schrijft een gedicht

zoals je een kever in het gras

kust, of een kapotte trapper onder je jas

verbergt: het is van geen of heel gering gewicht".

 

Een van de pannen had een lek

op een oude las. Op het druiprek

dampten de kopjes en het oud bestek.

 

Ik dacht: "Een ei bij het ontbijt,

een kus of teder woordje op zijn tijd:

dat zijn onze stukjes onsterfelijkheid".

 

 

II

 

De afwas was klaar, de handdoek droop.

Ik dacht: "Misschien is het wel wáár

dat alles leeft, zelfs de klok en de kandelaar".

Ik hoestte terwijl ik naar boven sloop.

 

Ik zakte door een gat in de overloop.

Er zat een grote scheur in mijn peignoir.

Ik streelde je: mijn gedachten en jouw haar

raakten even volledig in de knoop.

 

Buiten ruiste de beukelaar.

Ik stond op, had weer even hoop.

Ik dacht aan jouw woorden: "Een raar

 

soort kikker ben jij", maar misschien was het wel waar

dat de onsterfelijkheid binnen de dingen sloop

zoals ik nu weer terug bij jou in bed kroop.

 

 

III

 

Ik stond wéér op en ging aan mijn tafel

op zolder zitten. "Het zijn de kleine dingen,"

dacht ik, "die de onsterfelijkheid bezingen,

onsterfelijkheid in de knop." Ik rukte een rafel

 

van mijn mouw, het was diep nacht.

En ik dacht: "Een leeg doosje lucifers

is eigenlijk net een klein vers

met een heel heelal aan vracht".

 

Een potloodstompje lachte idioot en zacht.

Ergens ritselde er een medalje.

"De onsterfelijkheid is net een raar kavalje",

 

dacht ik, "op vier wielen en met een schuiftrompet

als stuur". Ik ging terug naar bed.

Op mijn tafel stond een potje met vet.