Ik heb me altijd
graag bemoeid met de ontwerpen van de omslagen van mijn boeken. Ik
leverde foto's en ideeën aan. Zo ook voor de uitgave van Aliesje.
Dit is het eerste
ontwerp. Ik leverde een foto aan waarbij een meisje haar arm
vragend of bijna smekend omhoog brengt, naar de lens van het
fototoestel. Zij zit op haar knieën op gras, bij haar liggen een
jack en minigolfstick. Het zwart van de foto is vervangen door
sepia, om de foto diepte te geven, en het raster is zo grof dat
houding en gebaar van het meisje niet goed te zien zijn.
Dit ontwerp werd
afgewezen. Het werd een ander omslag, zie hiernaast. Hoewel Aliesje
mijn eerste boek was, grotendeels in 1971 en 1972 geschreven, werd
het niet als eerste boek uitgegeven. Dat lot was Hyacintha en
Pasceline beschoren, een roman die ik in zomer en herfst van
1973 schreef.
Het personage dat ik
in Aliesje en vele gedichten beschreef, was enkele jaren
mijn muze en inspiratiebron. Een van de aan haar gewijde gedichten
werd op een bijzondere manier uitgegeven. Zie afbeelding van De
dichter en z'n model.
|
Het
nietige machtig maken en het machtige nietig.
Dat was de
beweegreden om Aliesje te schrijven, zo vertelde ik in een
interview. En ook vertelde ik dat ik het nietige belichaamd zag,
letterlijk, in Aliesje, en ze me ontroerde omdat het voor haar
geen rol speelde: wie of wat ze ook was, het maakte haar niet uit,
ze was altijd grappig en vrolijk. In tegenstelling tot mij. Ik was
droefgeestig en met mezelf begaan. Wellicht omdat ik dacht dat ík
wel iets of iemand was.
Ze was mijn muze en
mijn medicijn.
Ik herinner me dat
ik haar bezocht, in een stad in het noorden, en quasi toevallig
met haar de openbare bibliotheek binnenliep en quasi toevallig een
boekenkast passeerde en quasi toevallig naar een boek greep en dat
boek quasi toevallig voor haar ogen hield. 'Wie is dat?' 'Hé, dat
ben ik.' 'Precies. En jij bent op dit ogenblik het beroemdste
meisje van Nederland. Er is het afgelopen jaar over geen meisje
zoveel in krant geschreven. Je bent nog beroemder dan de
prinsessen van Oranje Nassau. Terwijl je niet één cent hebt. Wie
denk je dat dit boek heeft geschreven.' 'Jij.' 'Ik? Nee, jij.'
'Mijn moeder zegt dat jij het geschreven hebt.' 'Nou ja. Als jij
het per se wilt. Maar eigenlijk.'
Van het boek lees
ik, als ik het al ooit ter hand neem, nooit andere dan de laatste
bladzijden. Die roeren de kern aan. En zijn redelijk goed
geschreven. Er is veel duisternis in mijn dwalen. Maar een paar
dagen heeft ooit de zon geschenen.
|