TERUG NAAR MIKKERS - TROLSKY
HOME

OVERZICHT AUTEURS

ALLE TEKSTEN

INTERVIEWS

BRAABANS

Jasper Mikkers / Tymen Trolsky

Publicaties

Biografie Publicaties Interview Links

Deze roman is er de oorzaak van dat ik nooit een eerstegraads bevoegdheid in de Nederlandse taal- en letterkunde heb behaald. Hoewel, ook de gotische grammatica van Braune/Ebbinghaus en de bijbelvertaling in het Gotisch van bisschop Wulfila droegen er ook het hunne toe bij.

In 1972, ik had na twee jaar studie een tweedegraads bevoegdheid Nederlands aan de Katholieke Leergangen te Tilburg behaald, besloot het ministerie van O&W de Leergangen op te heffen. Studenten die zich dat jaar hadden ingeschreven voor de studie Nederlands B (eerstegraads bevoegdheid), kregen te horen dat ze om die reden niet in aanmerking kwamen voor een studiebeurs. Het gevolg was dat ze van de ene dag op de andere in hun eigen onderhoud moesten voorzien en hun studie moesten combineren met werk. Ikzelf was in de zomer van 1972 begonnen aan het schrijven van Hyacintha en Pascaline, in Arnhem, waar ik op een huis paste van mensen die op vakantie waren. De match om het wereldkampioenschap schaken tussen Spasski en Fischer werd die zomer gespeeld, ik volgde die geboeid en verdeelde mijn aandacht bij het schrijven tussen de roman en de sonnettenreeks De schaakmatch (zie Liederen van Weemoed). Toen ik in Tilburg terugkeerde om mijn studie Nederlands voort te zetten, zag ik me voor een drievoudige taak gesteld: studeren, werken en schrijven. Ik deed een dappere poging de beroepen te combineren. Ik werkte 's nachts via een uitzendbureau in fabrieken, volgde overdag colleges en schreef en sliep in de uren ertussen. Soms sliep ik op de zolder van de Leergangen in de Tivolistraat in Tilburg, achter de verwarming.

Na twee à drie maanden begreep ik dat ik een van de drie bezigheden moest opgeven. Het werd de studie. Die beslissing werd vergemakkelijkt door het feit dat ik de gotische grammatica maar niet onder de knie kreeg. Een paar tekstfragmenten waren overgeleverd in het Gotisch, een taal waaruit zich later de Germaanse talen, ook het Nederlands, ontwikkelden. Waarom waren niet ook die laatste perkamentvellen verloren gegaan? En waarom eigenden andere studenten zich de wetmatigheden van het Gotisch met storend gemak toe? Ik schreef me uit bij de Katholieke Leergangen, huurde een huisje in Brouwershaven en schreef daar in volstrekte rust en eenzaamheid verder aan Hyacintha en Pasceline. Zodra er geld nodig was, nam ik de trein naar Tilburg, werkte een week in een fabriek en spoorde terug naar Brouwershaven.

Het onderwerp van de roman ontleende ik aan een dramatisch voorval dat ik van nabij meemaakte, een moord. Een Keiese man, vader van twaalf kinderen, als ik goed geteld heb, vermoordde zijn vrouw met gif. Ik logeerde twee keer bij het gezin, kende man en vrouw, en leerde daar de Keiese buurmeisjes Hyacintha en Pascaline kennen, twee zusjes, erg jong nog in die tijd, ik meen dertien en twaalf, maar sprankelend mooi en ondernemend. Ik was op allebei verliefd, maar moest, zoals vaker voorkomt in het leven van een mens, kiezen. Hyacintha werd het. Maar spijkers met koppen slaan was toentertijd - ik zat op het seminarie en was zestien jaar oud - niet mijn sterkste kant. Terwijl dat wel door de daadkrachtige meisjes werd verlangd. Het bleef een smeulend vuurtje dat vanwege mijn onbekwaamheid nooit opvlamde. - Natuurlijk liep ik tegenover de buitenwereld niet met mijn onhandigheid te koop. En daardoor kon het voorvallen dat ik door de secretaresse van de rector werd ontboden. Ze vroeg me op vertrouwelijke toon of ik een zeker Keiees meisje kende. Ze legde ook uit waarom ze dat vroeg. Dit meisje was zwanger geraakt, maar wilde niet bekendmaken wie de vader van het kind was. Of ik misschien...? Ach, bedoeld meisje was oogverblindend mooi, natuurlijk zou ik best willen dat ik..., ze was altijd aardig tegenover me geweest, al was ik nog zo'n lomperd, maar ik moest bekennen dat ik part noch deel had aan de verwekking, het speet me, ze kon niet weten hoe het me speet. -

De moord schokte me. Ik zat net in mijn eindexamen gymnasium en las over de rechtszaak die erop volgde terwijl ik examen deed. Ik besloot er ooit een boek over te schrijven. Dat het dit boek zou worden waarin de ik-figuur ten slotte vermoord wordt, nog wel door... Leg maar eens uit waarom dat allemaal. Misschien moet ik dat toch maar een keer proberen.