Hoofdstuk
5. Overweldigende
liefde.
Een 30-tal kilometers gelopen
die dag met op het laatst nog vele gebeurtenissen en nieuwe
ontberingen.
Niks meer te eten, geen geld, het was vrijdagavond en de pinpasjes
bleken nergens te werken.
Ook het slapen gaf weer moeilijkheden, o.a. problemen met een
gestoorde zwerver.
Bovendien liepen er nogal wat ongure types rond in het park in Spa
waar we wilden gaan liggen.
Uiteindelijk na diverse wanhopige zoektochten, spreidden we onze
slaapzakken uit onder het fel verlichte afdak van het Parkhotel en
vielen in slaap.
De volgende dag meteen naar huis gebeld van de allerlaatste
francskes.
Gelukkig hadden we van tevoren afgesproken dat moeder de vrouw,
dochter en haar vriend, ons nog ’n keer op zouden komen zoeken
onderweg.
Nou, dit was dan hét moment daarvoor.
De volgende dag zouden ze komen en wat eten meebrengen. Hoera !
Maar eerst moesten we deze zaterdag nog zien door te komen.
Het weer was ondertussen nogal beroerd geworden, erg koud en nat,
met nóg slechtere vooruitzichten.
We zetten ons tentje op een nogal verwaarloosde camping neer, midden
in Spa en brachten daar de nacht door.
De dure lichtgewicht tent bleek echter niet bestand tegen het grove
geweld van de weergoden en zo ontwaakte ik al vroeg uit een natte
droom.
Een klétsnatte, want ik lag half in het water.
Het tentdoek kon de hevige stortregens niet aan en lekte als een
zeef.
Alle kleding nat, rug- en slaapzakken doorweekt en buiten was het
één grote blubber, wat een ellende!
In een oud gebouw dat daar in de buurt leegstond, spande ik touw
tussen de muren om onze kleren te drogen, wat erg optimistisch bleek
te zijn.
We zetten ons neer op enkele aftandse stoelen, moe, nat en verkleumd
en wachtten op de hulpploeg.
In de middag hoorden we plots getoeter en ja, daar kwamen ze de hoek
omgereden.
Ze hadden een diner voorbereid waar je “u” tegen zegt en we
werden bevoorraad alsof we de Mount Everest gingen beklimmen.
Drie overvolle pannen met warme gerechten, wijn, hete kruidenthee,
zoute koekjes, nootjes, allerlei kaassoorten, twee bakken yoghurt,
stapels besmeerde boterhammen, honingkoek met roomboter, drie pakjes
chocoladekoekjes, sinasappels, een half brood, seitanbroodjes en
waarschijnlijk ben ik nog een heleboel vergeten.
Ik krabde me eens achter de oren.
Soms is liefde overweldigend.
Op deze rustdag nam ik ook de tijd om eens naar mijn toch wel
pijnlijke voet te kijken.
Nu ik hem voor het eerst bekeek, zag ik dat er behoorlijk wat vocht
rondom de enkels zat. De achillespees was rood en gezwollen.
Dit zag er niet goed uit en even later wist ik zeker dat ik een
peesschede-ontsteking had en ook dat dit betekende: rust.
Niet ‘n dag, dat helpt niks. maar zeker enkele weken.
Ik kon twee dingen doen: hier blijven of naar huis gaan. Het werd
die laatste mogelijkheid, er zat niks anders op.
Zo reden we dan toch nog onverwacht met z’n vijven terug, wat
achteraf een geluk bij een ongeluk bleek.
De extreme regenval zette zich daarna namelijk nog weken voort. Een
groot gedeelte van België kwam onder water te staan, wat tot een
uitzonderlijke noodtoestand leidde.
Onze tent stond bij een riviertje in het dal, dus de volgende nacht
zouden we bij wijze van spreken nog verzopen zijn ook.
Thuisgekomen naar de dokter gegaan, die dezelfde diagnose stelde,
over de pijnlijke voet dan en zoals verwacht, me adviseerde om rust
te nemen.
Ziek-zijn is niet leuk en komt vaak op een ongelegen moment. Dat was
nu ook zo.
Als je eenmaal zo’n reis bent begonnen, wil je ook verder en dan
toch plots: stop!
Na de ontsteking kwam er ook nog eens een stevige griep bovenop.
Om weer fit in de startblokken te kunnen staan, had ik 5 weken
nodig.
Overgave, rust en bezinning om langzaam meer inzicht te krijgen in
het diepere waarom. Ziekte is eigenlijk net zoiets als onkruid.
Het heeft een slechte naam, terwijl het nou juist harmoniseert.
Uit de rugzakken zijn inmiddels wat spullen verwijderd en andere
weer toegevoegd.
Allebei hebben we een warmere slaapzak, speciale kleding en
thermostatisch ondergoed, zodat het aan ons lijf altijd droog en
warm blijft.
De tent hebben we ook thuis gelaten.
Hij was “je van het” maar hij bleek toch lek te zijn en te
zwaar.
We hebben nu een gewoon rechthoekig stuk zeildoek van 4 x
3 meter
met ogen, een improvisatietent dus.
Een heel stuk lichter, redelijk beschermend en eenvoudig in het
gebruik.
Het is een uitdaging om steeds weer een andere tent te creëren,
afhankelijk van bodem, begroeiing, weer, e.d.
Ongeveer eens per week nemen we onze intrek in een jeugdherberg of
hotel.
Daar kunnen we onze kleren wassen en onszelf, genieten van de luxe
van een toilet, van een warm vlak bed, gewoon eventjes bijkomen.
Op dit moment bevinden we ons in Luxemburg en wandelen langs het
riviertje de Our, welke zich o.a. door het grensgebied met Duitsland
kronkelt, in de richting van Vianden. Het is hier prachtig.
Ons pad slingert zich door het landschap als een mooi muziekstuk dat
je voor het eerst hoort. Vol van ritme en melodie, met verrassende
wendingen en tempowisselingen.
Hoe hoger de heuvels worden (hier
500 m
.) hoe meer de taal ook begint te zingen.
Alles golft, leeft en trilt en dat is voelbaar.
De uren voor de schemering behoren tot de spannende momenten van de
dag.
Uiteindelijk moeten we toch iedere keer maar weer een geschikte
overnachtingplaats vinden.
Liefst
een droge en enigszins beschutte plek die niet te veel in het zicht
ligt.
Door naar hoofdstuk 6
|