CuBra

    


  INHOUD VOETREIS NAAR VENETIË
  INHOUD PIET SCHELLEKENS
HOME
  AUTEURS
  POEZIE

Hoofdstuk 6.  Op elk slot past een sleutel.

Zo liepen we tegen de avond door de bossen van Commanster weer uit te kijken naar een slaapplaats en zagen een pracht van een houthakkershut staan.
Met steeds maar weer die regen, leek ons deze hut een mooie plaats om te overnachten.
Hij was helemaal opgetrokken uit sparrenstammen.
De gehakte houtblokken lagen in hoge stapels tegen de buitenwanden.
Uit het dak stak een scheef en zwartberoet schoorsteentje.
De zware stevige deur zat natuurlijk op slot. Jammer.
Hoewel……. Ik moet bekennen dat ik iets heb met sloten en sleutels, met verborgen schatten en oude sfeervolle gebouwen.
Als ik een kijkje ga nemen, ben ik al verloren.
Een lichte siddering gaat er door mijn lijf, pretprikkels tintelen in mijn handen en een spannend uitdagend gevoel neemt van me bezit.
Het deed me ook nu weer besluiten om deze deur te openen.
Natuurlijk is het de kunst om dat te doen zonder enige beschadiging.
Ik keek in het sleutelgat en zag dat het op zich niet zo héél moeilijk was.
Er hoorde een ouderwetse sleutel in met een S-profiel, maar ja, hoe maak je eventjes zo’n sleutel?
Ik nam een aluminium tentharing en boog het uiteinde in een haakse hoek.
Een grote steen diende als aambeeld, een kleine als hamer.
Daarmee sloeg ik het uiteinde van het zachte aluminium plat en breed.
Dit laatste was nodig om de veer in het slot op te kunnen wippen en tegelijkertijd de vergrendeling te verschuiven.
En nu proberen: Schuin in het sleutelgat steken, daarna weer recht, omhoog drukken en tegelijk draaien…..open!
Dat gaf een heerlijk gevoel.
Frederik en ik naar binnen en weer naar buiten om de luiken te openen, zodat we nog wat konden zien, want elektra was er niet.
Binnen hing niet zo’n prettige sfeer, bedompt, wat zwaar en hoekig.
Het rook er naar petroleum, oud krentenbrood en opgewarmde koffie.
De sterke verhalen en de tabaksrook hadden een geelbruine aanslag achtergelaten op de wanden en het plafond.
In het midden stond een grote houtkachel en dicht daarbij een lange massieve tafel met banken, die er gladgepolijst uitzagen door het dagelijks terugkerende schuren en schuiven van werkmansbroeken.
Achter de deur stond een grote vlijmscherpe bijl.
We sliepen die nacht droog en uit de wind, maar niet echt rustig.
Ik hield een oog en een oor open en vóór zonsopgang hadden we alles al weer ingepakt en waren vertrokken, voordat de houthakkers zouden arriveren.
Zij mochten het raadsel ontsluieren van de verschoven meubels, het achtergelaten vreemde papier in de kachel en van de betrekkelijke ontoegankelijkheid van hun verblijfplaats

Door naar hoofdstuk 7