CUBRA HOME

NICOLAS BOILEAU-DESPRÉAUX

LE LUTRIN

Poème héroï-comique en six chants

 


MARTIN HULSENBOOM

DE LUTRIJN

Komisch epos in zes zangen

 


Inhoud

De Lutrijn

Inhoud Hulsenboom

Paap van gramschap

Verantwoording door de vertaler

 

De Œuvres Complètes de N. Boileau (Paris, 1873) diende als brontekst voor deze tweetalige uitgave.

De Franse tekst is in ongewijzigde vorm overgenomen, inclusief de in onze ogen wellicht merkwaardige interpunctie en de niet meer gangbare spelling van enkele eigennamen, plaatsnamen en boektitels.

Als versmaat paste Boileau de alexandrijn toe, het zogenoemde heroïsche metrum, bestaande uit zesvoetige jamben. Hij deinsde er echter niet voor terug om herhaaldelijk af te wijken van het voorgeschreven aantal van twaalf (of in geval van vrouwelijk rijm dertien) lettergrepen. De vrijheid die Boileau zich aldus heeft veroorloofd, vindt zijn weerspiegeling in de huidige vertaling, waarin zevenvoetige jamben, soms afgewisseld met zesvoetige, de boventoon voeren: die twee extra lettergrepen boden me de gelegenheid om bij het vertalen, ondanks de dwang van rijm en metrum, meer recht te doen aan de strekking van de originele tekst.

De noten zijn in hoofdzaak gebaseerd op de kanttekeningen van Édouard Fournier in de bovengenoemde editie uit 1873, de door N.A. Dubois rijkelijk geannoteerde Œuvres Poétiques de Boileau Despréaux. Le Lutrin (Paris, 1856) en de door Auguste Laverdet bezorgde Correspondance entre Boileau et Brossette (Paris, 1858). Hierbij dient te worden aangetekend, dat Fournier en Dubois op hun beurt zwaar leunden op de Oeuvres de Mr. Boileau Despréaux  (Genève, 1716), dat voorzien was van commentaar van zowel Boileau zelf als Brossette. Verder mag niet onvermeld blijven, dat Leo van Maris en Niels Bokhove me hebben gewezen op het bestaan van Araspe et Simandre (zie noot bij regel 153 van de Vijfde Zang).

De bronnen die ik voor het nawoord heb geraadpleegd, zijn terug te vinden in de bibliografie.

De illustraties zijn afkomstig uit vier edities. In de hoofdtekst zijn de gravures van Bernard Picart (1673-1733) opgenomen, die in oorsprong zijn vervaardigd voor de Oeuvres de Nicolas Boileau Despréaux  (Amsterdam, 1718), maar 11 jaar later met een afwijkende margedecoratie werden herdrukt in de gelijknamige uitgave van Gosse & Neaulme (La Haye, 1729). De hier gebruikte gravures waren bestemd voor de laatstgenoemde editie. Om de afgebeelde taferelen beter tot hun recht te laten komen – het oorspronkelijke formaat is groter dan dat van de huidige uitgave – is de margedecoratie bij de prenten weggelaten en alleen gehandhaafd op de titelpagina (overigens is die marge identiek aan die van de gravures bij de diverse zangen).

De afbeeldingen in het notenapparaat zijn het werk van Émile Antoine Bayard (1837-1891) voor de al eerder genoemde uitgave uit 1873.

De inhoudsopgave is verlucht met een prent van Pierre-Gustave-Eugène Staal (1817-1882) uit de Oeuvres complètes de Boileau-Despréaux (Paris, 1885). Al deze illustraties bevinden zich in de collectie van de vertaler.

De in het nawoord verwerkte afbeeldingen zijn van de hand van de karikaturist Bertall, pseudoniem van Charles Albert d’Arnoux (1820-1882) en werden door Ed Schilders gevonden op de site van de Bayerische Staatsbibliothek (www.bsb-muenchen.de). Ze verschenen in Boileaus Oeuvres Poétiques. Illustrés par Bertall, zoals die werden uitgegeven door G. Barba (Paris, 1851).

Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar Ed Schilders, die zeer nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van De Lutrijn: zonder zijn deskundige commentaar, waardevolle suggesties en aanstekelijke enthousiasme had u dit boekje niet in handen gehad. Voorts wil ik mijn zoon Paul bedanken, die mij met zijn kritische lezersblik voor diverse blunders heeft behoed, alsook mijn muze Basia, voor haar engelengeduld.

Voor de correcties die ik in de huidige uitgave heb doorgevoerd, ben ik bovenal dank verschuldigd aan Jaap Engelsman, die zo attent was me op enkele onvolkomenheden in de eerste editie te wijzen.