Verantwoording door de vertaler
De Œuvres Complètes de N. Boileau (Paris, 1873)
diende als brontekst voor deze tweetalige uitgave.
De Franse tekst is in ongewijzigde vorm overgenomen,
inclusief de in onze ogen wellicht merkwaardige interpunctie
en de niet meer gangbare spelling van enkele eigennamen,
plaatsnamen en boektitels.
Als versmaat paste Boileau de alexandrijn toe, het
zogenoemde heroïsche metrum, bestaande uit zesvoetige
jamben. Hij deinsde er echter niet voor terug om
herhaaldelijk af te wijken van het voorgeschreven aantal van
twaalf (of in geval van vrouwelijk rijm dertien)
lettergrepen. De vrijheid die Boileau zich aldus heeft
veroorloofd, vindt zijn weerspiegeling in de huidige
vertaling, waarin zevenvoetige jamben, soms afgewisseld met
zesvoetige, de boventoon voeren: die twee extra lettergrepen
boden me de gelegenheid om bij het vertalen, ondanks de
dwang van rijm en metrum, meer recht te doen aan de
strekking van de originele tekst.
De noten zijn in hoofdzaak gebaseerd op de kanttekeningen
van Édouard Fournier in de bovengenoemde editie uit 1873, de
door N.A. Dubois rijkelijk geannoteerde Œuvres Poétiques
de Boileau Despréaux. Le Lutrin (Paris, 1856) en de door
Auguste Laverdet bezorgde Correspondance entre Boileau et
Brossette (Paris, 1858). Hierbij dient te worden
aangetekend, dat Fournier en Dubois op hun beurt zwaar
leunden op de Oeuvres de Mr. Boileau Despréaux
(Genève, 1716), dat voorzien was van commentaar van zowel
Boileau zelf als Brossette. Verder mag niet onvermeld
blijven, dat Leo van Maris en Niels Bokhove me hebben
gewezen op het bestaan van Araspe et Simandre (zie
noot bij regel 153 van de Vijfde Zang).
De bronnen die ik voor het nawoord heb geraadpleegd, zijn
terug te vinden in de bibliografie.
De illustraties zijn afkomstig uit vier edities. In de
hoofdtekst zijn de gravures van Bernard Picart (1673-1733)
opgenomen, die in oorsprong zijn vervaardigd voor de
Oeuvres de Nicolas Boileau Despréaux (Amsterdam, 1718),
maar 11 jaar later met een afwijkende margedecoratie werden
herdrukt in de gelijknamige uitgave van Gosse & Neaulme (La
Haye, 1729). De hier gebruikte gravures waren bestemd voor
de laatstgenoemde editie. Om de afgebeelde taferelen beter
tot hun recht te laten komen – het oorspronkelijke formaat
is groter dan dat van de huidige uitgave – is de
margedecoratie bij de prenten weggelaten en alleen
gehandhaafd op de titelpagina (overigens is die marge
identiek aan die van de gravures bij de diverse zangen).
De afbeeldingen in het notenapparaat zijn het werk van Émile
Antoine Bayard (1837-1891) voor de al eerder genoemde
uitgave uit 1873.
De inhoudsopgave is verlucht met een prent van
Pierre-Gustave-Eugène Staal (1817-1882) uit de Oeuvres
complètes de Boileau-Despréaux (Paris, 1885). Al deze
illustraties bevinden zich in de collectie van de vertaler.
De in het nawoord verwerkte afbeeldingen zijn van de hand
van de karikaturist Bertall, pseudoniem van Charles Albert
d’Arnoux (1820-1882) en werden door Ed Schilders gevonden op
de site van de Bayerische Staatsbibliothek
(www.bsb-muenchen.de). Ze verschenen in Boileaus Oeuvres
Poétiques. Illustrés par Bertall, zoals die werden
uitgegeven door G. Barba (Paris, 1851).
Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar Ed Schilders,
die zeer nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van
De Lutrijn: zonder zijn deskundige commentaar,
waardevolle suggesties en aanstekelijke enthousiasme had u
dit boekje niet in handen gehad. Voorts wil ik mijn zoon
Paul bedanken, die mij met zijn kritische lezersblik voor
diverse blunders heeft behoed, alsook mijn muze Basia, voor
haar engelengeduld.
Voor de correcties die ik in de huidige uitgave heb
doorgevoerd, ben ik bovenal dank verschuldigd aan Jaap
Engelsman, die zo attent was me op enkele onvolkomenheden in
de eerste editie te wijzen. |