|
Uit liefde voor een broer.....
Mijn zus had mij bezocht ter gelegenheid van mijn negenenvijftigste
verjaardag.
Op een terras, onder de warme zon van juli, had ze als een amateur-ingenieur
haar plannen gesmeed.
Op een vodje papier, op een oude envelop, had ze uitgetekend hoe ze onze
broer, onze zwakzinnige broer, die sinds zijn vroegste jeugd een
ongeneeslijke beperking en een stigma met zich meedraagt (onze ouders hadden
hem in zijnpeutertijd over moeten geven, af moeten geven, over moeten geven aan de zorg
van verplegers in een inrichting en mijn goede zus had op voor haar
onbegrijpelijke wijze afstand moeten doen van haar speelkameraadje, onze
broer) wilde verrassen met een kunstig geconstrueerd en aangelegd waterwerkje, een kleine
installatie voor het tuintje bij zijn huisje op het terrein van de inrichting.
Het handschrift van mijn zus, waarmee de schets uitgevoerd was, mij zo
vertrouwd en bekend, toonde een raderwerk met tandraderen die in elkaar
grepen en een kleine "achtbaan" waarop het water zijn kunstige en grillige
spel zou kunnen gaan spelen, hopelijk tot fascinatie en amusement van onze
arme broer, de zwakzinnige man, die nooit het voorrecht of de eventuele
kwelling van een normaal functionerend verstand of gevoelsleven heeft
gekend.
In weke, kwetsbare regionen van het brein van mijn geliefde zus waar op, ook
voor filosofen onbegrijpelijke en wonderlijke, mysterieuze wijze gevoel en
verstand zetelen, heeft zich een brutale indringer, een moordzuchtige
infiltrant genesteld, die zijn moordzuchtige karwei ééns af zal willen
maken.
Als dan de tombola gedraaid heeft, als de kaarten van het noodlot zijn
geschud en de broer de zussen zal overleven, zal hij dan met zijn
verbijsterde brein, met zijn verdwaasde ogen kijken naar het kunstige
mechanische raderwerkje in zijn tuintje en naar het spel van het water en
zal hij dan op de een of andere manier beseffen, dat het het geschenk is van
de zus, altijd zo'n trouwe bezoekster, die op voor hem onverklaarbare en
merkwaardige wijze nooit meer op bezoek komt?
|
|