Gebeurtenissen
in het Openbaar Vervoer (I)
Af en toe signaleer ik hem her en der. Hij behoort tot
de mensensoort die
eveneens geen enkele degradatie verdient: hij behoort
tot onze mongoloïde
medemensen. Hij onderhoudt relaties met vrijwel alle
chauffeurs van "Veolia"
en voert op plagerige, joviale dan wel serieuze wijze
luidkeels gesprekken
met hen zodat de overige passagiers gewild of ongewild
mee kunnen luisteren
terwijl het voertuig voorthobbelt door de troosteloze
straten, die geen
schoonheidsprijs verdienen. Op een keer bezette ik een
zitplaats in het
midden van de bus, zag hem binnenkomen en herkende hem
onmiddellijk aan het
massieve postuur, de brede lippen en de forse zwarte
bril. Hij kwam naast me
zitten en gaandeweg, terwijl de straten en bushaltes aan
onze ogen
voorbijtrokken, vlijde hij zijn gehele lichaam
stilzwijgend tegen het mijne
aan en uit een soort van naïviteit of vanwege het
gebrek aan weerbaarheid
dat mij siert dan wel misstaat, liet ik
stilzwijgend toe wat andere dames
furieus zouden opvatten als "ongewenste
intimiteit". En zo vervolgen we onze
weg, wellicht tot de verbazing, die zelfs in zijn
gemankeerde brein wel moet
ontstaan over mijn grenzeloze verdraagzaamheid.
Later zag ik hem nog wel eens en als we elkaar
herkenden, moest ik maar
gissen welke sporen of indruk het incident, weliswaar na
lange tijd, nog
heeft nagelaten in de voor mij duistere en onbekende
regionen van zijn
geheugen en persoonlijkheid. We spraken elkaar niet aan
en het gebeurde
zakte weg in de vergetelheid die tweederde van alle
menselijke ondernemingen
en strevingen gelukkigerwijs of ten onrechte ten deel
valt.
|