Eenzaam
in Rome
De bus
had de lange weg gevolgd en zijn levende bagage met zich
meegenomen, door Frankrijk, door Zwitserland en had
tenslotte Rome bereikt. Een hele belevenis voor een kind
uit een ambtenarengezin. Op school waren de monumenten,
kerken en bezienswaardigheden van de Eeuwige Stad al bij
voorbaat aan de orde gekomen, van de Piazza Navone tot
het Forum Romanum en ze had zich er fantastische
voorstellingen bij gevormd. De driehonderd gulden hadden
de ouders welhaast uit hun mond gespaard. De jongens en
meisjes verkeerden bijna allen in de problematische
overgangsfase tussen kind en volwassene en volvoerden
daarin een schemeroorlog, zetten aarzelende schreden in
het tot dan toe onbekende terrein der volwassenheid,
streden de strijd die hen tot man of vrouw zou maken.
Op het terras van het nonnenklooster waarin de
schoolklas haar tijdelijke onderdak had gevonden speelde
een meisje gitaar en zong een lied over liefde, over
verlangen. De ambtenaarsdochter, een kind nog, vormde
een uitzondering, ze begreep het niet, het was vreemd
aan haar wezen. De Basiliek van St. Pieter werd eveneens
bezichtigd naast al het andere interessante en
opwindende dat sinds eeuwen de wereld tot zich trekt. Ze
hadden de trappen beklommen die leiden naar de
beeldengalerij op het dakterras met de monumentale
gestalten van Petrus en Paulus. Het eeuwenoude panorama
waarover priesters, prelaten en pausen hun blikken
hadden laten dwalen was voor even het uitzicht van
Brabantse jongelui van 17 jaar. Tot nu toe hadden de
anderen de ambtenaarsdochter verdragen, maar nu, in het
uur van de waarheid, toen ze haar voet op de trappen had
verstuikt, wilde niemand van de klasgenoten haar naar
het “hotel” brengen
De Rome-reis waarnaar zo verheugd was uitgezien, werd
het toppunt van de uitstoting die haar sinds jaar en dag
ten deel was gevallen.
|