Aan mijn geliefde Galgeven
Aan jouw oevers speelde ik als kind in het rulle, gele
zand met
bontgekleurde schepjes, zeefjes en emmertjes. Jouw
watervlakte zag ik later
vóór mij uitgestrekt liggen: kabbelend, deinend,
donkerblauw, zwart of grijs
en ik spiegelde mij in jou.
Mijn Galgeven, ik hoop je wéér te zien, eens, als ook
in mij de storm is
gaan liggen, als de wind tot bedaren is gekomen, als in
mij alles zwijgt;
eens, vóór het grote afscheid.
|