Het tijdperk van "aap, noot, Mies"
De
ferme handdruk van mejuffrouw H. op de eerste schooldag
luidde het (welbekende) tijdperk van "aap, noot,
Mies" in. Op die dag stond ik met mijn rug tegen de
houten, gelaagde muur van het schoolgebouw in de W.-laan,
waartegen de planken waren aangebracht als de schubben
van een vis en sloeg ik vanaf een afstand het woelige,
wilde spel van de klasgenootjes gade, zonder er zelf aan
deel te nemen en de daaropvolgende zes jaar zou ik
tijdens het speelkwartier mijn positie niet veranderen.
Toen
al scheen het onuitgesproken parool, het Leitmotiv van de anderen ten opzichte van mij te zijn: "Jij hoort
niet bij ons" en mijn intuïtieve vermoedens
daaromtrent zouden grotere vormen aannemen in de
volgende jaren zoals een aanvankelijk zwak signaal
versterkt wordt door een microfoon of luidspreker of
zoals een microbe wordt uitvergroot door een
vergrootglas of microscoop, tot tenslotte, aan het
desastreuze einde van mijn schooltijd, mijn Leitmotiv
werd: "Als je door een uiting als liefhebbend mens
jezelf niet tot een geliefd mens maakt, is je liefde
onmacht, een ongeluk"
(Het
slotakkoord van mijn schooltijd was een kolossaal
sneeuwballengevecht met mij als enig doelwit waarbij
allen zich tegen mij keerden en de tot dan toe
sluimerende haatgevoelens nu onverhuld aan het daglicht
traden waardoor hierover geen misverstand meer kon
bestaan).