CuBra


 

CUBRA HOME

 

Inhoud Broeckx

 

Ineke Broeckx Archief verhalen 2004-2019

 

Ineke Broeckx Poëzie

 

 

Ineke Broeckx
 

Korte verhalen - 29-06-2022


De berkenboom - Leeggeroofd als een Koningsgraf? - Ontmoeting met Bobby -  Over de macht van het “duivelse” dan wel mysterieuze toeval - Bij de voormalige Sociëteit “De Nieuwe Koninklijke Harmonie” te Tilburg - Feest op het Wagnerplein


De berkenboom

 

In het kleine tuintje van ons arbeidershuisje dat gesierd werd door welig groen gras en dat gescheiden was van de tuin van de buren door een ligusterhaag, verhief zich van oudsher een berkenboom. Hoog rees zijn stam met de zwart-witte tekening op en zijn fragiele blaadjes ritselden en ruisten in de wind. Onze moeder koesterde een grote voorliefde voor de boom; een stukje natuur te midden van de grauwheid en armoede dat beantwoordde aan de tedere, gevoelige en dichterlijke aard van haar diepste wezen. Sedert haar vroege jeugdjaren had zij met haar geliefde broer de natuur verkend en de namen van bloemen, planten en bomen leren kennen. De berkenboom troostte haar in haar verdriet om de ongelukkige zoon, begroette haar in ieder seizoen en ook als hij die groene, uitbundige weelde van lente en zomer aan zijn takken droeg. Hoezeer betreurde zij het toen nieuwe bewoners een bijl aan de stam van de berkenboom legden en zijn trotse glorie voorgoed vernietigden….

 

Leeggeroofd als een Koningsgraf?

 

Een snelle Regiotaxi bracht me onlangs naar de Dr. P. Janssenweg na een verlepte, onvriendelijke dame afgezet te hebben bij haar armzalige woning in een achterstandswijk.

 

Mijn beste vriendin had pas geleden tot mijn verbazing haast onbeschaamd plotseling het hulpstuk uit haar mond genomen; haar kunstgebit dat eruitzag als het bit van een paard en zij had mij dit getoond. Zoiets was nu kennelijk ook voor mij “toekomstmuziek”

 

De trouwe tanden die mij mijn hele leven al vergezeld hadden; beter gezegd; wat daarvan over was en die nog rechtsonder zetelden in de mondholte zouden er kennelijk “uitgebeiteld” moeten worden en zij zouden vervangen moeten worden door een soortgelijk “bit” als mijn vriendin sinds jaar en dag draagt. Ik zag hier niet naar uit maar zou me nolens volens uitstrekken op de “alternatieve chaise longue” van de man, die deze toch wel merkwaardige taak kennelijk als zijn roeping en bestemming in het leven beschouwt.

 

Zover kwam het dus en aanvankelijk aarzelend maar even later resoluut plaatste tandarts Mohammed, voor mij een jongeman, de zware, geavanceerde tang, die het meer verouderde instrumentarium uit vroeger tijd heeft opgevolgd en die dit vervangt, rond de onwillige tand en kies die aan zijn krachten niet schenen te willen toegeven maar die vervolgens onvermijdelijk moesten bezwijken. De krater; de bloedende wond is nu geslagen die twee maanden genezing zal opeisen. (Op een groot computerscherm in de wachtkamer had ik de beschikbare “klikgebitten” gezien, omringd door rozig tandvlees). Tenslotte hecht tandarts M. vaardig en ijverig de ontstane wond met een lange draad en met de handen gestoken in blauwe plastic handschoenen.

 

Door straten en achterbuurten, die zo lang het panorama, het decor van mijn leven voor mij hebben betekend, heb ik de terugweg aanvaard……

 

Ontmoeting met Bobby

 

Er heersten een serene stilte en rust op het Rosmolenplein op 4 mei, nog wel een nationale gedenkdag. Het helder groene, welige gras kon mij wel bekoren, in tegenstelling tot het danig verzakte dak van de woning naast de voormalige drogisterij, dat het pand tot een krot degradeerde.

 

Een jongeman, vergezeld door een klein hondje met zwarte en bruine vlekken op de vacht, naderde mij en ter kennismaking strekte ik uitnodigend mijn hand uit. Het beestje snuffelde er even aan en naderde even, maar week terug en kwispelde met wat het restant van een staart leek; een bobbel op het achterwerk.

 

“Hij is bang” veronderstelde ik “maar hij kan wel kwispelen” “Hij is zo geboren” verklaarde de jongen, “de andere hondjes uit het nest hebben wel een staart” “Als hij maar goed in zijn vel steekt” zei ik tenslotte. En zo was mijn kennismaking met het hondje Bobby en met zijn baasje….

 

Over de macht van het “duivelse” dan wel mysterieuze toeval

 

In het Restaurant, genaamd de “Nieuwe Koninklijke Harmonie” aan de Stationsstraat bevindt zich die grote zwart-wit-foto aan de wand, dat “portret” van een voltallig harmonie-orkest uit vroeger tijd. Sommige heren op de foto zijn getooid met de trompetten en zij zetten deze als het ware alvast aan de lippen in een gebaar dat tot stilstand is gekomen, anderen dragen de trombones, de bombardon of de grote trom…..

 

Hoe het ook allemaal geweest moge zijn; hier, in dit restaurant, wachtte ik eens op een vriend toen mijn blikken vielen op een klein gezelschap dat zichzelf kennelijk hier had uitgenodigd. Ik stapte op hen af onder het uitspreken van de woorden; “Bent u niet meneer Van der M.?” Mijn veronderstelling bleek juist. In mijn vroegere jaren van grote armoede had ik eens aangebeld bij zijn kapitale huis aan het Theresiaplein en had ik hem gesmeekt om een biljet van vijftig Euro dat nolens volens geschonken werd. De zaak leek “schandelijk” maar ik schaamde me nauwelijks….Tevens had ik eens notuleerwerk verricht onder zijn leiding voor de zogenaamde “Spoorzonegroep”; een actiegroep die rebelleerde betreffende de plannen van onze Gemeente ten aanzien van de wijk rond het station. De groep was ter ziele gegaan, maar de hernieuwde agressie tegen de bestuurders had zich opgestapeld en deze zou opnieuw als een vlam in de pan kunnen slaan. “Als ik als notuliste weer eens verwelkomd zou worden, zou ik geen “nee” zeggen, zo verklaarde ik.

 

En zo schijnt uiteindelijk het toeval te regeren in een mensenleven; het toeval dat men zo men wil “mysterieus”, “heilzaam”, “gunstig” of “duivels” kan noemen….

 

Bij de voormalige Sociëteit “De Nieuwe Koninklijke Harmonie” te Tilburg

Hier dansten wij eens in een ver, vergeten jaar en hier is nu de chique zaal van “De Harmonie”; ik bevind me in de Tilburgse Stationsstraat in het pand op huisnummer zesentwintig dat gesitueerd is naast het kantoorpand op huisnummer vierentwintig waar mijn dierbare, maar zeer betreurde en betreurenswaardige vader zijn door de uiterste rampspoed getekende en verwoeste dagen doorbracht. Glazen, elegante kroonluchters als gedecoreerd met parels hangen neer vanaf het hoge plafond en het meubilair is ook alleszins de moeite waard. Een gecapitonneerd donkerrood bankstel in een uithoek biedt wellicht rust aan sommigen en het “bekroont” en siert de zaal. De jonge ober is zelfs bereid me papier te verschaffen voor de onderhavige aantekeningen. Mijn vriend arriveert om 14.00 uur. De flessen drank met mij onbekende etiketten en inhoud bevinden zich keurig op een rij achter de toonbank. In vroeger tijd was hier een “herensociëteit” Rode, lange gordijnen schermen een onbekende, mysterieuze ruimte af en houden deze verborgen voor de argeloze gasten. Ik heb door de ramen uitzicht op een hooggelegen erker van een pand waarin ik eens, lang geleden, mijn desastreuze en tot mislukking leidende kantoorwerkzaamheden volvoerde…

Met mijn vriend betreed ik tenslotte nog de tuin achter het pand en onder de milde en weldadige hemel van mei zitten we zij aan zij op een bank…..

Feest op het Wagnerplein

Als het feest is op het Wagnerplein in de nabijheid van het grote, monsterlijke winkelcentrum dat kaal en massief oprijst met haar betreurenswaardige, mislukte vormgeving, staan de kramen opgesteld waarin de lieflijke, schattige babykleding te koop is en de parfums en de leren riemen en -tassen. En bij “Délifrance” zijn twee heren, gekleed in stoere T-shirts druk in de weer achter de counter om het bol te werken en om de bestellingen te honoreren van de klanten die zich welhaast opdringen. Een dame koestert een baby in haar armen en een meneer in een rolstoel werpt me kennelijk verbaasde blikken toe. Zelfs hier, bij “Délifrance” vindt het mensenleven haar begin en haar einde….