CuBra


 

CUBRA HOME

 

Inhoud Broeckx

 

Ineke Broeckx Archief verhalen 2004-2019

 

Ineke Broeckx Poëzie

 

 

Ineke Broeckx
 

Korte verhalen - 02-03-2022


Vóór het paviljoen- Medice, cura te ipse….! - Bij de longarts (vervolg)- Bij de kapper (vervolg) - Opnieuw bij Woonzorgcentrum “Joannes Zwijsen”


Vóór het paviljoen

 

Vóór het paviljoen dat de zwakzinnigen, alsmede mijn broer, huisvest en waar zorgzame verplegers over hem waken, houden een kromme berkenboom en armzalige takken die een zwakke bloei tonen in het hoopvolle vooruitzicht van de lente, nauwelijks het leven….
Een patiënt in een rolstoel, kennelijk als niemand anders door de Satan op uiterst gruwelijke en geraffineerde wijze getekend met mensonterend ongeluk rijdt aan mijn verschrikte ogen voorbij…. Grijskleurige, merkwaardige piramidevormige en ronde bouwsels die in de verre verte aan Egypte doen denken bevinden zich vóór het paviljoen. Binnen confereren de collega’s in de kale woonkamer rond hun tafel. Ik bedank hen voor de goede zorgen voor mijn broer. Men zegt: “Alle gebreken worden verzoend door de zuivere menselijkheid”

 

Medice, cura te ipse….!

Waar, in onze stad, het Sint Annaplein als het ware moeiteloos en onmerkbaar overgaat in de welhaast kosmopolitisch aandoende Korvelseweg met haar vele, al dan niet succesvolle, neringdoenden (blauwe naamplaatjes dragen de naam van het plein en van de weg) was eens, lang geleden, mijn studentenkamer die grensde aan het huis van de arts. Vandaag de dag getuigen nog slechts de gang en de deur die leidden naar zijn spreekkamer van zijn lang-vergeten leven, van zijn zorgzaamheid. Hij die, vaak tevergeefs, streed tegen een veelheid van ziekten en die ik vaak heb bezocht, viel zelf ten prooi aan ziekte en dood nog vóór dat de rust, de ontspanning en de vrije tijd van zijn oude dag aangebroken waren. Nu doen nog slechts anekdotes over dokter H. de ronde; over zijn goedgunstigheid dan wel humeurigheid, over de juiste, dan wel misplaatste behandeling….De mortuis nihil nisi bene

Bij de longarts (vervolg)

 

De wachtkamer van de Afdeling Longgeneeskunde van het Tilburgse Twee Steden Ziekenhuis heeft wel iets weg van een tempel of van een kerk. Het morgenlicht valt boogvormig op de kale witte wanden. Enkele “gemondkapte” dames en heren wachten tot de longarts in de deuropening verschijnt en tot hun naam weerklinkt en zo kom ook ik aan de beurt; “Mevrouw Broeckx!”

 

In de spreekkamer van de longarts larderen twee levensgrote schilderijen, waarschijnlijk van Piet Mondriaan, en heel toepasselijk, de wand, waarop bomen zijn afgebeeld die in de wijde hemel hun kruin uitstrekken, mogelijk symboliserend de heilzame, ruime atmosfeer die hij, de longarts, zijn patiënten zozeer toewenst. “De foto is goed” verklaart hij onmiddellijk en “die bepaalde medicijnen hadden kennelijk geen toegevoegde waarde” We gaan dus een nieuwe koers varen in het nieuwe jaar en hopelijk zal ons schip, figuurlijk gesproken, niet te pletter lopen op de rotsen…..

 

Bij de kapper (vervolg)

 

De stad leek te huilen, Als uit blinde, nietsziende gevels staarden de huizen mij aan. Mijn haar lag als een wilde, ruige vracht op mijn schedel en het donkerblond van mijn jonge jaren , was nog niet geheel verjaagd door grijze lokken die aarzelend als ontdekkingsreizigers op een onbekend continent “voet aan land” hadden gezet. De jongeman, die mijn kapper is, zou er fluks de schaar in zetten, van tijd tot tijd schikkend met de handen en vragend of zijn inspanningen naar mijn zin waren. Mijn trouwe kapster, zijn moeder, was wegens longproblemen in Turkije maar ik hoopte op een spoedig weerzien.
Op mijn terugreis verjoeg bij de bushalte een zwerm meeuwen een zwerm duiven die juist was neergestreken. Gekortwiekt kon ik de weg naar huis aanvaarden.

 

Opnieuw bij Woonzorgcentrum “Joannes Zwijsen”

 

In het Restaurant van Woonzorgcentrum “Joannes Zwijsen” ook wel “De Refter” genaamd hebben enkele ouderen zich verzameld en ze werpen bij mijn komst nieuwsgierige, belangstellende, dan wel opdringerige blikken in mijn richting. Sommigen zijn hulpbehoevend en later op de middag, als een paneel met een afbeelding van een panoramisch landschap wordt opgesteld in een uithoek van de grote zaal, zingen enkelen daar hun trieste of vrolijke, ontroerende of larmoyante liederen, begeleid door een piano, die de tranen doen opwellen in mijn ogen; liederen als; “Zilv’ren haren tussen ‘t goud”, “Daar bij die molen” en “Toen den hertog Jan kwam varen” De ijle, kwetsbare, hoge stemmen stijgen ten hemel, zijn hoorbaar in de gehele zaal en zij treffen hart en ziel van de argeloze toehoorder. Zo is de ouderdom bij Woonzorgcentrum “Joannes Zwijsen”