INHOUD AANVULLINGEN
INHOUD W T T
CUBRA HOME

PRINT DEZE PAGINA

 

Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

AANVULLINGEN 19 mei 2011

- Aanvullingen uit werk van Theo de Wijs, A.J.A.C. van Delft en Pierre van Beek in letters L tot en met S

De Wijs -- (over ’n hond die weigert op straat te poepen: ) ik haaw ‘m aon de leibaand en nog leetie ‘m aaltij op de kaaibaand (09-04-1973)

laajbaand

Van Delft - Hij stak niet onder stoelen of banken, dat hij "ook wel eens neven 't potje gepist had" en drukte dat uit door te zeggen: "Ik heb ook wel eens over geploegd laand geloopen." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

laand

De Wijs -- (gehoord bij brei-bezigheden: ) Dès broddelwerk, die braainolde zèn te laank. -’t is zunt want ge zèt al aon den buîknaovel (23-09-1970)

laank

De Wijs -- Ze wônen zô diep in, as ge denkt degger zèt, zedder nog bij langenaon nie… (16-01-1975)

langenaon

De Wijs -- diejen lanternpaol hee ginne tèd om uît zunnen grondverf te koome (23-09-1970)

lantèère

Van Delft - Wanneer iemand een weduwe met veel kinderen trouwt, klinkt het: "Hij durft nogal wat aan. Weet ge hoeveel lappen er op staan?" Als dan de ander het aantal kinderen niet alléén 'n bezwaar vindt, verduidelijkt hij zijn meening nog door er aan toe te voegen: "Ja, en 't is toch altijd nog maar opgewarmde potage." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

lap

Van Beek - Hij is in de lappermand. - Het is met zijn gezondheid niet in orde, zodat er iets aan gedaan moet worden. - Hij is aan de sukkel. (Deze laatste uitdrukking kan ook op moeilijkheden in zaken slaan). (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

lappermaand

De Wijs -- ’t is vlees van den bakker (gehakt met veel brood) mee lawaai-sju (17-08-1964)

lawaaj…

De Wijs – Ge meugt alles mee me doen, as ge mar van m’n lèf afblèft (27-12-1968)

lèèf

Van Delft - "Met leenen volle neef, met teruggeven hoerekind." Dit is: Als hij geld wil leenen, is hij poeslief, doch als het later op teruggeven aankomt, is hij onbeschoft. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

lêene

Van Delft - - Een boer rijdt "zen pèrt mee een lent en haauwt bij het uitwijken hot (rechts) of aar (links) aon". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

lent

Van Delft - Hoe heerlijk onschuldig staat daar tegenover het "lesje doen" of "gevangetje". Een vlot elkaar na loopen en als men elkaar bereikt had een tikje geven, waardoor de "getikte" het contraspelletje ging vertoonen. Wie het "lest" tikte, was ditmaal ook het best af. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

lèsje doen

Van Beek - Hij voelde zich in die functie zeer op z'n gemak "als 'n luis op 'n zeer hoofd." (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

lèùs

Van Delft - Hasseltschen Litanie". Zonder de bedoeling te hebben beleedigende spot te geven of injurieus over zaken te schrijven, die anderen dierbaar zijn, schreef een oude man mij dat "lieke" op, zooals hij het als kwajongen vroeger met de heele jongensschaar zong, als zij op vacantiedagen rondzwierven; als zij tegen valavond aan de deur zaten, lagen of hingen (al naar 't uitkwam) of als ze naar de bosschen gingen om hout te sprokkelen. Hij woonde toentertijd "achteraan in de Hasselt" en het liedje was gemaakt op enkele boeren en burgers, die in de buurt der Hasseltsche Kapel woonden. Voorzoover hem bekend zijn allen reeds dood. Het is dan ook al vijftig jaar geleden. Doch al zou dat niet het geval zijn, dan is 't nog niet erg: 't is maar voor de grap. Zeker wist mijn zegsman echter, dat twee woningen ervan al jarenlang verdwenen zijn, namelijk nr. 1 en 2 in de Dongensche baan. Die stonden ter hoogte waar nu de steenoven der firma Teurlings is, doch dan aan de overzijde van den weg; er woonden de Kinderen van Besouw en Kees Kleiberg. 't Was nog geen keiweg, doch een rulle zandbaan.

Het liedje werd door een of meer voorgezongen, terwijl het refrein in koor door allen ingezet werd. Dat refrein was: "Ora pro nobis" doch om niet te spotten klonk het ook wel "Viva brokken lorum" achter iederen regel. We steken dus op oude wijs van wal.

Tirres van Besouw zat in de hei, Viva brokken lorum

Daar maakte hij alle meskes blij. Viva brokken lorum

Jaans Klaai zat in den hoek, (idem telkens verder refrein)

Zij vangt de vlooien uit Kees z'n broek.

Suske Leyten hee n'n trog,

Hij wil wel bakken, mar hee geen rog.

Grortje van Dijk, dè ies ne wèver,

Hij gaot ok slaachten vur de lèver.

Kiske Heeren hee un biljert,

Ze speulen d'r op, mèr 't is niks wèrd.

Tinus Rijnen hee un wijf,

As ze sch....t, dan stao ze stijf.

Tinus Bierkens hee un klep, (pet)

Ze dient ok wel veur mulikschep.

Dien Bayens hee 'nen os,

As die sch....t, dan brikt ie los.

Tontje Vromans hee negen jong,

Hij stulpt ze allemaol onder 'n ton.

Boer Jaansen hee 'n pèrd,

Dat is gin hallef centje wèrd.

Mie Verhiel wont aachter de kapel,

Ze ies wel dik, mar ze ies nie wel.

Sjef de Jong mee zunnen witte slub, (sloof)

Hij spult ok wel veur bulzebub. (Beëlzebub = opperste duivel)

Jantje Mutsaers hee nun hond,

Van veure spits, van aachter rond.

Tiest Koolen hee un keir, (kèr = kar = wagen)

Mee burries van een maastespeir. (spar = den)

Peer Brobbel kan goed huskes lichten, (beerput ledigen)

Mar ook heel goed z'n liekes dichten.

Kees van Eyk wont neffe de spuit, (het brandspuithuisje)

Maar hij krijgt daorvan ginnen rooien duit. (Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115; 18 mei 1929)

lietenie

Van Beek - Toen we in 'n vroegere bijdrage de oude "Hasseltse litanie" opnieuw ten tonele voerden, verwachtten we niet, dat er nog reacties op komen zouden, want er zijn meerdere "teksten" van al naar buurt wáár en tijd tóen ze gezongen werd. Doch men vroeg opheldering over het volgende. (Briefschrijver zal me niet kwalijk nemen te veronderstellen, dat hij van origine niet-Tilburger is, want anders wist hij toch zeker, wat 'n Kèr is!) 'n Kèr. Nou zeg, wie kende vruuger gin boerekèr! Zeg dan maar "kar" of wagen. Hoewel lang niet iedere wagen 'n Tilburgse kèr is. Zeg dat eens tegen "'n slee-van-'n-wagen." Want ook deze begripsaanduiding voor een luxueuse auto zal tezijnertijd nadere toelichting eisen, als op dit gebied - en wie weet, hoe spoedig! - ingrijpende veranderingen plaats vinden. 'n Boerekèr naast 'n tractor; 'n vlaams werkpaard tegen 'n paardekrachten tellende landbouwmachine. Ga zo maar door met historische vergelijkingen. 'n Maaste spèr is een rechte tak Van een masteboom, dienende voor berrie. Met 'n mölkschep schepte men melk uit de karnton, staande bij de karnmolen, waarin een karnhond al maar voortliep, eindeloos met hetzelfde uitzicht, totdat de boter boven klonterde. 'n Trog was de langwerpige houten bak, waarin naast de bakker ook de boer ijverig hun roggebrood en mik bakten. Al te hygiënisch kon het niet heten, als de boer zowel als de bakker met blote voeten de deeg al trappende bereidden. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

lietenie kèèr maaste spèèr mölkschèp tròg

Van Delft - "Zô'n vuil stinkende sigret, waor ze 'n briefke veur de lighallen bij moesse geve as ze verkocht wierre" wordt met graagte opgepaft ten nadeele der gezondheid. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

lighalle

Van Delft - "'n Eerlijk hart moet wè lijden, zee Poeper de Lepper" klinkt het bij verongelijkt worden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

lije

De Wijs -- (Hondenshow)"Hij is nie lillik in z’n sôôrt, maar ’t sôôrt is lillik." (ook opgestuurd: 16-1-1975) (15-06-1963)

lillek

De Wijs -- Meetoere bende ûnne lillikû drèver, dreiner! (feb. 1962)

lillek

Van Beek - Hij lag te lillepoten. - te stuiptrekken. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

lillepôote

De Wijs -- Hij hee ’n luchtje bij’m as fraanse lis in de zomer (20-03-1968)

lis

De Wijs -- Dieje liste hàk niemir motte vatte (15-06-1963)

liste

Van Delft - De vreugde zwol aan en de kleintjes klapten in de handen van pret. Toen pakte vader Jantjes pollekes in z'n grove knuisten en zong al klappend:

Klappen in de haand,

Hallef zaand,

'n Koei in de Locht (1),

'n Pèrd in 't gras,

En 'n kuzeke in den hooitas. (2)

1. Zoo heette vroeger de weidestreek, die thans stadscentrum is: Gasthuisstraat.

2. Kuzeke = jong varken; tas = schelf.

(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115; 18 mei 1929)

Lòcht

kuus kuuzeke

tas

Van Beek - Draagt een meisje of vrouw een onderjurk, die onder de bovenrok uitkomt, dan heet het: "'t Lof ies langer as de lèste mis". (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

lòf

Van Beek - "Lomp als 't achtereind van een vèrken" (varken). (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

lomp

Van Delft - "En van Loon (Loon op Zand) heet het: Loon op Zaand/ Èrm volk, èrm laand./ Ze schooien de kost/ En ze stèlen den braand." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

Lôon

Van Beek - 't Loopt als 'n lintje. - 't Loopt gesmeerd. - 't Loopt als 'n lier. - 't Gaat vlot. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958)

lôope

Van Delft - Een meisje, dat wat los van zeden is, noemt men "een meisje dat te los is", terwijl men een flink, niet preutsch meisje "een losse meid" noemt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

lòs

De Wijs -- Ze vietze bè d’r lurven (feb. 1962)

De Wijs -- Dokter, ik heb zo’n pent aan m’n lurven. M’n lurven zitten tussen m’n kladden. Dan zal ik jou ‘n kluts veurschrèève want die zède kwèt. (11-02-1965)

lurve

lurve

De Wijs -- Nou moe’k ùn plasje maoken en heb ik mùn lucifers vergete (10-01-1970)

luusiefèr

Van Beek - "Moe als 'n maai". (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

maaj maoj

De Wijs -- vat die maand waas op, Fraans, ge zèt maans genog. (17-08-1964)

maans

De Wijs -- (interessant mode-praatje) -- Mee dieje maantel heb ik ginnen aord, die doe’k zo nooi aon, ’t stao wel vlug as ge hard lopt en ik vein’t wel schôôn mar ik vein’t nie zo leuk (09-07-1967)

maantel

Van Beek - Hij doet 't "zo manketijen" - somwijlen, soms. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

manketije

De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes, smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963)

mèèlemòp

Van Beek - ..."maar hij heeft onder de meelzak gelopen." - zoveel als: 't is voor hem niet zonder gevolgen gebleven. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

mêelzak

Van Delft - "O, ze zeggen zooveul, mèr op meensepraotjes kunde gin staot maoken." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

meensepraot

Van Beek - 'n meepraoter is 'n sikje, 'n kinbaardje. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

meepraoter

De Wijs -- Dettie veul laast hee van de merregeziekte is nie zô errig, mar hij rektet toe dettie naor bed gao. (04-07-1969)

De Wijs -- Hij hee veul laast van de merge-ziekte en des nie zo erg assie ’t mar nie rekt tot den aovond. (24-02-1966)

mèèregeziekte

mèèregeziekte

De Wijs -- Toen ik ut uîtmekaar had, wies ik wel hoe ut in mekaar zaat (24-02-1966)

mekaar

De Wijs -- Daor zal nie aon mankeere (23-10-1963)

De Wijs -- Doe de groete thûîs. - Dè zal nie mankeere (23-09-1970)

mekeere

mekeere

Van Beek - Van iemand, die zich niet lichtvaardig laat beetnemen, zegt men, dat men hem "niet in een mendje melkt". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

mèlleke

Van Beek - Bij een moelgevecht klonk het: "Bij ons hebben de Mennekes nooit op de vloer gezeten lek bij jullie". Dit stamt uit de dagen, dat het nogal eens voorkwam, dat bij beslaglegging door de deurwaarder alles in huis werd verzegeld en twee heren daar dan dag en nacht de wacht hielden, die men nog bovendien te eten moest geven ook. (Die twee wakers waren "de Mennekes".) (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)

mènneke

De Wijs -- ik kôôp fleskes veur 5 cent en verkôôp ze veur 3 cent en verdien toch…. deur de mennigte (23-10-1963)

mennigte

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

merkoof

Van Beek - "Dè meugde nie" is: dat mag niet. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

meuge

Van Beek - Van muizen kunnen geen ratten komen, of: Van ratten kunnen geen muizen komen. Daar draai ik m'n hand niet voor om. -- Dat gaat als vanzelf. - Daar behoef ik geen moeite voor te doen. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

mèùs

De Wijs -- "Eigendiglijk staode daor mar ’n bietje te meutele." (10-02-1963)

De Wijs -- Wè ge doet motte goed doen, spèkers mee koppe slaon, mar gij ligt te meutele! (17-10-1966)

meutele

meutele

De Wijs -- (Moeder met kinderwagen tegen moeder met kinderwagen) ‘Dan mok wir naor ’t consolatie bero en za’k wel wir aandere middelezijn krège’ (23-10-1963)

middelsèèn

De Wijs -- Dès mieke-muîk – werk (knoeiwerk). Ge gooit ut veur z’n kont. (10-01-1970)

mieke mèùk

Van Delft - Iemand, die allerhande karweitjes uitvoert zonder dat men weet, wat het allemaal is, wordt toegevoegd: "Wè zèdde toch aon 't mieren?" "De zieke stumper lag te mieren in z'n bed." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

miere

Van Delft - "Zoolang ze vrijen, zijn het minnebroeders, doch getrouwd worden het kruisheeren." En de vader wist ter aanvulling: "Zit de vogel in de kooi, dan fluit de vogelaar minder mooi." Pater (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

minrebroeder

Van Delft - - "We hebben dan tegelijk veul mis voor ons eirepullaand, want huskemis deugt nie daorveur." "Dè witte, war?"(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

mis

De Wijs -- Stao ik in de weg? -Nè, waant ik zèè misdienèèr gewist (17-10-1972)

misdienèèr

Van Delft - - "As we dan goed misten, dan haolen we een vat van de roei, de zetters en verrekeseirepul nie meegerekend, nee alleen een vat eeters", zoo keuvelde een Hasseltsche huiswever(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

miste

Van Beek - En "mitje stêke", een spelletje om centen, was vroeger bij politieverordening verboden. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

Van Delft - Iets soortgelijks was het meetje steken. Hierbij ontbrak de steen en de ijzeren bol, zoowel als de "proem" of "merpel". (Deze laatste zijn een plaatselijke benaming voor een stuiter van steen of glas.) Men "stak" (wierp) met centen naar een half ovale lijn, waarboven nog een klein vierkantje in het zand geteekend was. Wie het dichtst bij de streep lagen, wonnen het geld, waarmee geworpen was, en wie in het vierkantje kwam, was de voornaamste winner. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

mitje

mitje steeke – proem - mèrpel

De Wijs -- (gehoord in ’t Zand: ) Ik geleuf dettie wôônt in de Mondvoltaandelaon (Montfortanenlaan) (23-02-1972)

Montvoltaandelaon

Van Delft - Een rijf is een hark, een reep is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

moor

Van Beek - "Zij heeft mos aan d'r knieën" - zij is rijk. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

mòs

Van Beek - Voor fijne mensen en motregen moet men oppassen. - Huichelaars gelove men niet. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

mòtreege

Van Beek - De Tilburgers noemde men vroeger "messentrekkers" of "messenstekers", omdat men bij vechten vlug met het mes was. Dan voegde men daaraan toe: "Ze hebben het achter (of in) de mouw". Dit is dan de oorspronkelijke betekenis der uitdrukking, toen men het mes in de mouw droeg, zodat de tegenstander het niet zag. Dr. F.A. Stoet schrijft, dat men vroeger verboden wapenen in de mouw droeg, en dat bewijst het "Keurboek van Haerlem. 27": waert dat yement enige wapene anders droege dan geschreven staet, heymelyc in bosemen, in mouwen, in cousen, enz. In West-Vlaanderen zegt men ook "Een mes in de mouw hebben", voor trouweloos en wreedaardig zijn, onbetrouwbaar. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

mouw

De Wijs -- As ik mee m’n voete in wè laaw waoter mee wè zout gao zitte, trekt er de muugt wel ûît (04-07-1969)

muugt (zn)

Van Delft - "Ik laot me kaort iets muuke", zegt een kaartspeler, die zijn kaarten bijeen laat liggen totdat ze rondgedeeld zijn en allen ze opnemen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

muuke

De Wijs -- Wè, de hôôge C zingen, des mar ’n stukske alfabet, de kalk môt van de muure (27-12-1968)

muur

Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

naagtemiddag

Van Delft - "'t Zit er nauw in", zegt de kleermaker, die maar amper een kleedingstuk uit een lap stof kan maken. Hetzelfde zal ook een ander vakman zeggen, die slechts met moeite de benoodigde hoeveelheid materiaal voor een bepaald werk heeft. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

naaw

Van Delft - "Hij is een neetekont." Dit is: Hij is een akelige, humeurige kerel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

neetekont

De Wijs -- (uit diepzinnig gesprek opgevangen) - ik zeg… ik docht dekket goed daacht mar jè, ik was er neffe omdèk daor zô gezegd zogezeed gin gedaacht op gehad had. (17-10-1966)

De Wijs -- jè Kees, ik zô wel neffen oe willen gaon zitten.. mar dè stao nie… (16-01-1975)

nèffe

nèffe

De Wijs -- Hedde göllie de neftenalte nie? (geen van alle niet) (17-10-1972)

nèftenalte

Van Delft - "As 't was da (indien) 'k ne vent kos kreijgen, dan liet ik munne negotie vaoren." Dreef ik geen handel meer. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

negoosie

De Wijs -- Zukke meense mossen ze nekke (feb. 1962)

nèkke

De Wijs -- As get nergenââns veint, motte ieveraans kèkke (23-10-1963)

Van Delft - "Nergeraans" (men zegt ook "nergeraand") beteekent: nergens. Zelfs hoort men gecombineerd zeggen: "ievraand ergens". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

nèrgeraand

nèrgeraand

De Wijs -- (gehoord bij ’n afscheid: ) Zeg, as ik oe niemer zie, tot ziens war. (09-04-1973)

niemer

Van Delft - "Niemes", dit is niemand. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

niemes

Van Delft - "Nievraand" beteekent: nergens. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

nieveraand

Van Delft - "Hij heeft den kastelein nagemeten" zegt men van iemand, die te veel gedronken heeft en daarna gebraakt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

nòmeete

De Wijs -- Mee dieje maantel heb ik ginnen aord, die doe’k zo nooi aon, ’t stao wel vlug as ge hard lopt en ik vein’t wel schôôn mar ik vein’t nie zo leuk (09-07-1967)

nooj

De Wijs -- Nè en nog ‘ns nè, náá nie, mêrregù nie en nôt nie (23-02-1972)

nôot

Van Beek - "Veel kinderen is de zegen van den Heere, maar ze houden de noppen van de kleren." (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

nòp

De Wijs -- ’t Lèkt wè, mar ‘t is navenaant niks (feb. 1962)

De Wijs -- tis nie veul naovenaant dettis (1965)

De Wijs -- Wat hebt u ’n prachtige "Hals", mevrouw! -Jè en zô is alles naovenaant (23-09-1970)

Van Delft - "'t Ies nen goejertrouwen vent naovenaant ie zoveul geld hee." "Naovenaant" is eigenlijk advenant uit de samenvoeging "naar advenant", hetgeen betekent: in evenredigheid, in overeenstemming met het vorige. (Volgens Van Dale zegt de spreektaal: "na venant".) (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

nòvenaant

nòvenaant

nòvenaant

nòvenaant

Van Delft - Het "nootje rollen" geschiedde met een schuin tegen den muur geplaatste plank, waarbij op eenigen afstand van het ondereinde eene noot gelegd was. Ieder mocht nu om beurt met een noot langs die plank rollen en raakten de noten elkaar, dan was degene, die de noot op den grond had moeten leggen, deze kwijt. Hetzelfde geschiedde met eikels of ander rollend materiaal. Was de voorraad van den een ten koste van den ander aanzienlijk vermeerderd, dan begon vaak de handel over zooveel voor één cent, ofwel enkel en alleen om een "oppers of mis". Het geluk mocht dan weer beslissen. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

nutje rolle

Van Delft - Bij dit paapke en meetje steken werden de dichtst bij de streep liggende centen met twee of drie in de hand genomen, geschud en boven het hoofd opgeworpen: dan vormde op den grond het kruis of munt ("oppers of mis") weer den eindsleutel. Tijdens dit opgooien verbond men er nog wel ooit aan, dat nummer twee gedurende het in de lucht zweven der centen er eens de hand onder slaan mocht om de centen, die hij zodoende opving, weer neer te werpen. De geldstukjes, die dan "oppers lagen", waren voor hem. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

Van Delft - Ook werd vaak onderweg op straat "oppers (obbers) of mis gegooid". Men moest dan raden, terwijl de kameraad zijn cent opwierp, hoe het muntstukje neer zou komen. Waren de centen op, dan begon vaak de ruilhandel en het leentje-buur-spelen, geen van beide aanwensels met goede paedagogische strekking. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

obberis

obberis

De Wijs -- Hedde den òlf ? (Ben je klaar met je werk? Olf is vrijaf, verlof) (20-07-1962)

òlf

De Wijs -- Ölliedegölliedejöllieje nog? (feb. 1962)

ollieje

Van Beek - "'t Is oliemaat" - overvol. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

olliemaot

Van Delft - - Vroeger "mossen de zatlappen boven kommen bij den commesaar" en als zij dan boven (op het stadhuis) waren geweest "wieren ze d'r onder gezet" (in de gevangenis).(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

onder zette

Van Delft - "Komd' onder(r)aand?" Kom je nu eindelijk eens, na al dat getreuzel. "'k Ben onderaand klaor." 'k Ben bijna klaar. "Onderaand" beteekent: onder de hand, bijna welhaast, ongeveer. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

onderaand

Van Delft - Het "onderdraaien" was wederom een geldspelletje. Onder den klomp of den schoen werden naar wederzijdsch goedvinden 4 of 5 centen gelegd. Die legde men, zonder dat de tegenpartij het zag, willekeurig "oppers of mis" door elkaar. Nu mocht de ander daarnaast zijn 4 of 5 centen leggen. Lagen die met de bedekte overeenkomstig kruis of munt, dan had hij gewonnen wat gelijk lag, terwijl de ongelijk liggende voor den ander waren. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

onderdraaje

Van Delft - "Hij is kort aangebonden", hij kan niet veel verdragen, hij wordt spoedig driftig of kwaad. (Een geit, die op een grasveldje staat en ook maar aan een kort touwtje gebonden staat, rukt en trekt er ook veel aan.) (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

òngebonde

Van Delft - "Wè is dè keind toch aongehaold mej bukpènt" beteekent dat een kind telkens aan buikpijn onderhevig is. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

òngehaold

De Wijs -- Laot ‘um mar aonpartije, hij is nie gewôôn, maar kaaigek (23-10-1963)

ònpartije

Van Delft - - Alles wat tot een huishouden behoort, spreekt men aan met "ons". Zoo zegt men: onzen vadder, ons moeder, onzen hond, ons kat, enz.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

ons

De Wijs -- Ze is nie katholiek ôk nog nie mar ze motte mar aon tamboere (04-07-1969)

òntamboere

De Wijs -- Gè zit ôk goed in oew vléés. - Jè, jè en ’t is ammaol ècht, nie aongetuigd, gelèk van m’n ège (23-02-1972)

òntèùge

Van Beek - "Den onze" zal "die van ons" nooit 'n lel om der oren geven, zegt 'n moeder, die bedoelt, dat haar man de kinderen niet slaat. (Zo'n uitdrukking houdt iets patriarchaals in). (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958)

onze – den

De Wijs -- Ge mot oew oôge béter opmaoke, dè oôgt mir! (10-01-1970)

ôoge

De Wijs -- veur d’n marathon motte oewe kuîte insmère mee ooievaorskuîke-vet (23-10-1963)

ôojevaor…

De Wijs -- (gehoord van een maandaghouder) ‘K zè blij dè’k overmerrege kan zegge de wut overmerrege alwir gehad hebbe (10-01-1970)

oovermèèrege

Van Delft - Aanduidende, dat een poging niet gelukken zal, zegt men: "Dieën vlieger zal nie opgaon." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

opgaon

De Wijs -- Dès nie toevalligerwèès, dès opgelee pandoer (09-04-1973)

opgeleej

De Wijs -- ’tgao zô gééf goed, mar ge môt me nie opjuine (1965)

opjèùne

Van Delft - - Wij gaon vliegers maar ook duiven "oplaoten" en laten dan los "twee duiven en drie horens", waarmede wij "prijs verdienen en ook den scherreweg", terwijl een ander "geen veerke thuis had" en er zoodoende weinig om gaf, wie met "de poel" ging strijken.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

oplaote

De Wijs -- Zal ik veur jou is naor unne goeije kloris uitkèke [?] - Nè, veur men ginnen opgesolferde (13-07-1966)

opsòlfeere

De Wijs -- (Gehoord van Sint Nicolaas) Ge kunt alles wel optáásse mar als gut ûîtspraait lèk ’t veul en veul meer (11-02-1965)

optaase

Van Delft - - Wij plukken "brem bezemen" en "knoesels" en spreken van "eenen houteren haomer", die in eenen "euregel" klopt, daarmede bedoelend braambessen, kruisdorens, een houten hamer en een orgel.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

Van Delft - Een dorpel noemt hij een "dulleper"; een orgel een "ulleger"; zelfs hoort men de wijk Korvel ooit "Kullever" noemen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

örgel

örgel ölleger

Van Delft - "'k Heb 'm uitgeduid, wa'k wó." 'k Heb hem uiteengezet en verklaard, wat ik wenschte. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

ötduije

De Wijs -- Gao de gij kèke naor ’t uitgepakt / of wochtte op de klottermert? (11-02-1965)

ötgepakt

Van Delft - Een boer wijkt niet gaarne ver uit en dan zeggen wij, dat hij "niet genog uithaolt".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

othaole

De Wijs -- (Gehoord van Sint Nicolaas) Ge kunt alles wel optáásse mar als gut ûîtspraait lèk ’t veul en veul meer (11-02-1965)

ötspraaje

De Wijs -- uît d’n kerk motte irst oewen maantel ûitspraaie in de goei kaomer (23-10-1963)

ötspraaje

Van Delft - Als bijv. ouders tegen een verloving zijn, "trekt er een zoon of dochter wel eens uit"; ook "zetten ze ooit de kont tegen de krib" en geven enkel kostgeld af om dan toch tegen beters wil en wensch in te trouwen. Een beschaafder spreker drukt dit uit door te zeggen: "Men slaat de verzenen tegen de prikkels." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

öttrèkke

Van Delft - "Vraag me nou asteblief nie tot op m'n hemd uit." Dit is: Blijf niet zoo nauwkeurig vragen, zoodat ik vast raak. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

ötvraoge

Van Delft - Dan had men nog het paapke steken. Hierbij diende een rond hout van circa dertig centimeter lengte, waarop men centen zette, elk één of twee al naargelang de afspraak luidde. Was dat gebeurd, dan werd weer pijltje getrokken en de langste was de beginner. Men had ieder een stuk steen. Wie het paapke raakte, zoodat er centen afvielen, mocht de centen hebben, die er afgevallen waren. Met het opraken der centen, eindigde het spel vanzelf. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

paapke steeke

Van Delft …ziekten (…) die door den Tilburgschen volksmond volgenderwijs benaamd worden: "padscheet, leepoog, schurbeuk, snotvruut, prutlip, schurbek, krintenbaord, kletskop…" (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

padscheet etc

De Wijs -- (gehoord in ’t voorbijgaan van ’n aantrekkelijk meisje:) Ik zie ze liever as unne blôte paoter op brûîne voete! (17-10-1966)

paoter

De Wijs -- (Gehoord als beoordeling over ’n jeugdige, vrouwelijke schone) Ze blaost d’r partij goed mee, mar ze lopt ’n bietje taps-toe (13-07-1966)

pertij

De Wijs -- M’n paviejotten zet ik aaltij in mee kraante papier, de gaoget biste (04-07-1969)

pavejòt

De Wijs -- Er tussen uit peere (04-07-1969)

pèère

De Wijs -- Ik hauw van pèrs mar hedde ze nie nòg pèrsiger (17-08-1964)

pèèrs

Van Beek - "Ge moet nie teute. Pees um!" is: Ge moogt niet treuzelen. Haast je! (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

peeze

De Wijs -- (Na bijgelegde ruzie) ’t is wir penneke tot aon ’t stiltje toe (23-10-1963)

pènneke

Van Delft - "As g'oew haande mèr van 't pepier hauwt, doen z'oe niks" zegt de man uit het volk om uit te drukken, dat men nimmer een handteekening onder eenigerlei officieel stuk moet plaatsen, teneinde niet wettelijk aansprakelijk gesteld te kunnen worden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

pepier

De Wijs -- Trouwde gij mee den auto of mee ’t pèrd? - En ik, ik wô gère mee ’t perd trouwe mar menne jongen zee: dûrfde dè? ik zeg: ikke wel mar ik waar me toch bang. (27-12-1968)

Van Beek - "Het is wat te zeggen, as ge met 'n oud perd moet eggen", 't is moeilijk met slecht of oud gereedschap te werken. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

pèrd

pèrd / ègge

Van Delft - - Hij die voorzichtig speelt "zit te huipen" en iemand, die stilletjes een teeken geeft, terwijl de ander het ziet, krijgt de aanmaning: "Maok nou gin pergestikus" (gestes).(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

pergestiekskes

De Wijs -- Den dieje zôde de sleutel van oew braandkaast geve, mar z’n bruur is nog nie goed vûr ’n perronkaortje. (17-10-1966)

perronkòrtje

Van Delft - "Wat is me dat een persekussie!" Dit is: Wat is dat vervelend, een naar geval, dat hindert. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

persekuusie

Van Delft - Een "persekuusie" is narigheid. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

pèrsekuusie

Van Beek - Als vroeger de jeugd een boer zag, die zijn "erdkaar" bespannen had met een os of een koe, kreeg hij spoedig de sarcastische vraag te horen: "Boer, mag ik wè pèrshaor plukken". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

pèrshaor

Van Delft - "Wat heeft die vent een pertentie (verbeelding)." Dit is: Het is een branieschopper. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

pertènsie

Van Beek - "pertines" zijn bottines, hoge schoenen; (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

pertines

Van Delft - Wanneer iemand een weduwe met veel kinderen trouwt, klinkt het: "Hij durft nogal wat aan. Weet ge hoeveel lappen er op staan?" Als dan de ander het aantal kinderen niet alléén 'n bezwaar vindt, verduidelijkt hij zijn meening nog door er aan toe te voegen: "Ja, en 't is toch altijd nog maar opgewarmde potage." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

petòzzie

De Wijs -- ‘tis ’n schôôn portret (17-08-1964)

petrèt

Van Delft - Het piepeltje doen (verstoppertje of schuilevinkje). Dit spelletje geschiedde onder vier of acht kameraadjes: jongens en meisjes. Om te beginnen moest elk een stroopijltje trekken. Deze strootjes waren verschillend van lengte en die het kortste trok, was de zoeker. De anderen moesten zich dan verbergen achter boom, schutting, haag of in een schopping of stalletje, als het maar een veilige schuilplaats was. De zoeker moest zóólang in een op den grond getrokken cirkel blijven wachten tot de anderen zich verstopt hadden. Was alles verborgen, dan riep men "Kom maar", en de zoeker er op af. Vond hij er een, dan moest hij het nog winnen, want dan liepen beiden om strijd naar den cirkel terug. Wie er 't eerst in was, was de winner. Zoo moest hij vervolgens allen winnen, eer hij van zijn zoekpost verlost was. Liep een ander heimelijk vlugger den cirkel binnen, dan bleef de eerste de gedwongen speurder. Zoo was een soortgelijk spel, dat echter met meerdere kinderen gebeurde, waarbij men "gematen" (maats) had, het horentje. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

piepeltje

Van Beek - Hij zit in 't pierenkuiltje. - Hij is dood en begraven. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

piereköltje

De Wijs -- (Gehoord bij ’n straatruzie:) "Gij, ge zèt ene Pilaatus, ge mot oe ège unne broek van Salomon aon laote meete." (15-06-1963)

pielaatus

Van Beek - "pimpremunt" is pepermunt; (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

pimpremunt - pimpermunt

Van Delft - "Iemand in de pint doen" wordt wel gebruikt om uit te drukken, dat men hem bedotten wil, of dat men hem dronken wil maken. Het zou eigenlijk beduiden: Iets van hem in een pint (potje) doen om hem daardoor van pijn af te helpen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

pint

De Wijs -- (Gehoord aan ’n bar) Ik zal er nog inne vatte waant ik kan er beter van pisse as van ’n korsje brôôd (17-10-1966)

Van Delft - "Wie tegen 't heilig huiske pist, heeft z'n erwten uit van dien kant en kan z'n biezen wel pakken, want hij wordt toch met den nek aangekeken." Dit is: Wie in strijd met de kerkelijke geboden handelt (of in engeren zin: wie de bedienaren der Kerk weerstreeft of tegenwerkt), kan het op den duur niet op dezelfde plaats uithouden. Hij doet het best te vertrekken, wijl hij dan van die zijde toch geenerlei hulp meer te wachten heeft. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

pisse

pisse

Van Delft - "Ze bleef zitten met twee platte kinderen, terwijl ze weer op d'r leste beenen liep." Dit is: Haar man stierf terwijl ze twee kinderen had, die nog niet loopen konden, terwijl spoedig een nieuw kindje verwacht werd. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

plat kènd

De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes, smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963)

plèkbrôojke

De Wijs -- As ’t nie ineens plekt, zedde twiddes (23-10-1963)

De Wijs -- Echt iemand om aachter ut behang te plekke en dan te verhuize (04-07-1969)

plèkke

plèkke

De Wijs -- Gaon we driehappelepappe of pliesieke speulen mee vreuke? (15-06-1963)

pliesie

De Wijs -- Der slinten der zoveul aon, dek ze nie geplokken kon krège (feb. 1962)

plukke / plòkke

Van Delft - Wie paling gaan vangen, "gaon poeieren" (peuren zegt de Hoog-Hollander). De Tilburgers kunnen ook goed iemand "afpoeieren". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

poejere

Van Delft - - Wij gaon vliegers maar ook duiven "oplaoten" en laten dan los "twee duiven en drie horens", waarmede wij "prijs verdienen en ook den scherreweg", terwijl een ander "geen veerke thuis had" en er zoodoende weinig om gaf, wie met "de poel" ging strijken.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

poel

Van Delft - Een ander spelletje was het "poel knippen". Dit gebeurde met twee of meer kinderen. Er werd een driehoek op den grond geteekend en op iederen hoek daarvan werd een knikker gelegd en ook nog in het midden. Dan werd een streep getrokken "voor den aanleg" op twee of drie meter van "de poel". Wie het kortst bij de meet lag, mocht eerst knippen of schieten. Raakte hij een knikker, die daardoor uit den driehoek rolde, zoo was deze voor hem. Doch kwam de knikker waarmede hij knipte in "den poel", dan moest hij er eentje geven. Zoo speelde men voort, tot de duisternis inviel of de schooldeuren tot binnengaan dwongen. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 106; 23 maart 1929)

poel knippe

Van Delft - Een spelletje, welks herkomst van naam Joost weten mag, was "poetje". Het was een gevangenspelletje enkel door jongens gespeeld. Tegen een schuurdeur of stal werd een grooten halven cirkel getrokken. Daar stond de vanger in. Hij mocht tijdens het vangen echter zijn handen die hij samengevouwen dichtgeknepen had, niet los maken. De losloopenden waren vrij in hunne bewegingen. Had de vanger er een met zijn gesloten handen getikt, dan was deze vanger en hij kon vrij mee rond den vanger dollen. Zóó ging het reeds voor zestig jaar en menige school ziet het spelletje herhalen. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 106; 23 maart 1929)

poetje

De Wijs -- "As gij blomme plukt bij de pastoor, mottùm op tèd pooien." (15-06-1963)

pôoje

De Wijs -- Hier hebben ze nog bildjes van Jezus en St. Janneke, wij hadden vruuger thûîs ’n praogerke (kindje Jezus van Praag) (10-01-1970)

praogerke

Van Beek - Goeie praat kost niks; goeie raad is geld waard. - Met mooipraterij schiet men niets op. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

praot

Van Delft - "Hij heeft 't druk als een pruikemaker met ééne klant" beteekent: Hij neemt den schijn aan van veel te werken en inderdaad verricht hij weinig. Even over de Belgische grens hoort men daarvoor: "'t Is alsof hij Mol en Balen moet afwerken en Desschel en Retie er bij." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

prèùk

Van Delft - Iemand, die veel beweging over een werkje van weinig beteekenis maakt, en doet alsof hij het er zeer druk mee heeft, voegt men toe: "Hij heeft het zoo druk als de pan met vastenavond." Ook wel: "Zoo druk als een pruikemaker met één klant." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

prèùk(emaoker)

De Wijs -- ’n leuke mèd war, dè wel, mar ze hee gin prisentaosie (10-01-1970)

prissentaosie

De Wijs -- Zumme proeme of wilde liever haktolle, ‘tis nog te vruug om te vliegere (09-07-1967)

proeme

Van Delft - - "Zoo 's wintersavonds speulen we mee de kaort, we speulen propeneeren en rikken."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

proopeneere

Van Delft - "Prulderij" is waardelooze rommel; (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

prulderij

De Wijs -- (Gehoord bij ’n familie-oordeel) ze zit vol goeiigèèt mar som is ze nie prut! (23-10-1963)

De Wijs -- Ik wil bist wete dè’k ’n kaoi boor ben mar zij is ôk nie prut (23-09-1970)

prut

prut

De Wijs -- (gehoord om ’t laatste circus) ze hadden ’t gelèèk, klèn tèger-leeuwkes en pyama-pèrdjes, en ôk hil klène pony perdjes (1965)

piejaama

Van Delft - - Moeder de vrouw "legt 's Zaterdags de verschooning klaar" en als we dat schoone lijflinnen niet regelmatig aantrekken "raanden we een week".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

raande

Van Delft - - "De kip raant, omdat ze muit" of de kip legt niet regelmatig eieren omdat zij ruit.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

raande

Van Beek - "Het is een rapelangske" zei een moeder duidende op een kind, dat in het gezin rond liep en in verhouding tot de anderen erg jong was. Zij bedoelde er mee, dat het een kind was van haar ongehuwde dochter (rapeling is afgevallen fruit). (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

raopelangske

De Wijs -- (Gehoord zomaar op straat) Rechttoevôrt, dè’s duidelijk, mar rij bij Sjaane d’n hoek om, dès misschient onbekend mar vraog ’t mar ‘ns, waant iederandeen kent Sjaan van de hoek! (10-03-1967)

De Wijs -- T’is nie rechttoevoort, ’t is ammaol lôos (24-02-1966)

rèèchttoevort

rèèchttoevort

Van Delft - Een rijf is een hark, een reep is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

rèèf

Van Beek - 't Regent ouwe wijven mee klompen. - 't Giet. - 't Valt er mee bakken uit! (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

rèègene

Van Delft - Een rijf is een hark, een reep is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

rêep

De Wijs -- Ik lus ’t wel mar dan zè’k zô aan de reeskak (diahree) en dan ist hard loôpe geblaoze. (17-10-1972)

reeskak

Van Beek - Rijstepap spreekt men uit met: "rèèstepap". (De ij trekt men al sprekend tot èè; de à tot áá.) (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

rèèstepap

De Wijs -- Mee deez weer mot ik aaltij rèzen, ’t is nie zô slecht mar ôk nie kaai-goed (09-07-1967)

rèèze

De Wijs – Ge hoeft er nie mee te simmen al hangen de reffels aon oewen jas (17-10-1966)

rèffel

De Wijs -- M’n nylons willen wel ladderen mar reffelen doen ze nie (23-09-1970)

rèffele

Van Beek - Als iemand gestorven is, wordt hij afgelegd. Hier zei men: "hij gaat op rekstrooi". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

rèkstrôoj

Van Delft - "Hij ligt op rekstrooi" wil zeggen, dat iemand in financieele moeilijkheden verkeert en nog tracht zijn zaak zoolang mogelijk gaande te houden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

rèkstrôoj

Van Delft - "Wat een renewaotie": Wat een verwoesting. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

renewaotie (renewaosie ?)

Van Delft - - Als de beerput vol is, "komt de boer ruimen" en "nimt dan de bruid mee".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

rèùme

Van Beek - Op ruitekeduit ergens heengaan. - Op de bonnefooi ergens heen gaan. - Op goed geluk, in goed vertrouwen. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958)

rèùteketèùt

Van Delft - "Het is met haar rijden en omzien." Dit is: Zij is zeer bij de hand. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

rije

Van Beek - Hij leg te "rillebillen" van de kou. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

rillebille

Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis, 'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

rinkelrôojer

De Wijs -- Wè rittereerde gij toch ammaol hers en geens (onrustig heen en weer lopen) (20-03-1968)

rittereere

Van Delft - - "As we dan goed misten, dan haolen we een vat van de roei, de zetters en verrekeseirepul nie meegerekend, nee alleen een vat eeters", zoo keuvelde een Hasseltsche huiswever (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

roei = rooien

De Wijs -- (Gehoord van een volkstuinder:) munne rooie kôôl groeit de buurt in, munne spinaozie stao vol ruigt en mun peekes zèn nog nie bekwaom (17-08-1964)

rögt

Van Beek - Van iemand, die op de laatste zondag, dat er gelegenheid bestaat tot het vervullen van zijn Paasplichten, ter H. Communie gaat, hoorde ik zeggen: "Hij gaat met de rooi rokskes", terwijl een ander zeide: "Hij gaat met strooi in 't haar". (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

ròkske

De Wijs -- Wè lôpen de nunnekes d’r toch frèèt bij tegesworrig, vruuger waren ze rontelom toe (10-01-1970)

rontelom

Van Delft - Men spreekt hier van "de rooi harten", daarmede bedoelende de Paters van het Missiehuis van het H. Hart aan den Bredascheweg, die een rood hart op de zwarte soutane dragen bij officieele gelegenheden. Als men het St. Josephstudiehuis der Paters van Mill-Hill aan de Tongerloosche Hoefstraat wil aanduiden, en ook wel als men de bewoners van dit huis bedoelt, spreekt men van "de rooi pannen". Men weet dat dit gebouw met roode pannen gedekt is. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

rôoj

Van Delft - - In een slechte weide groeit "veul dings" (veel onkruid) en op een "vuilen ekker groeit veul rugt".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

rögt

Van Delft - Ook had men nog het centen steken in een rutsel. Een rutsel noemde men drie lijntjes, welke evenwijdig van elkaar getrokken waren. Hierbij moest men de centen in den rutsel werpen, waarbij de middellijn de voornaamste was. Ook werd daarbij wel "bescheiden" (bepaald), dat de centen, die niet in den rutsel lagen, voor den dichtsten steker waren. Met de overgebleven centen wierp men weer de lucht in, als hiervoor omschreven. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

rutsel - beschaaje

Van Delft - "Rutselen", dit is schudden. Een jongen "rutselt sjepwater". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

rutsele

De Wijs -- wè staode toch te snuffelen… -k’ruuk liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers), mun dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967)

ruuke

Van Beek - Hij heeft in de nest geruurd - bij 'n huwelijksaanzoek niet de oudste der dochters op 't rijtje af gevraagd, doch 'n jongere dochter. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

ruure

Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

saanderendaogs

De Wijs -- Komde daor nog wellis? - Jaowel, ’s Zaoterdags saate-middags (11-02-1965)

saatemiddag

Van Beek - Iemand, die praat, dat 't nergens op lijkt, is een "saauwelèr". Van die dialectische uitdrukkingen zijn er vele. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

saawelèèr

De Wijs -- (Gehoord van een Tilburger die uitgenodigd was naar iemands vijver te komen kijken) "Ge mot is naor menne viskûîl koome kèke, daor is de jouwe nog mar ’n sauskummeke bij…" (17-10-1966)

sauskumke

De Wijs -- (Man met kaal hoofd zegt tegen z’n vrouw) - Wè ziede aon me? (Geen antwoord Kèk naa is goed of ge niks aan me ziet! (Geen antwoord) - Ik heb m’n schaai aon den aanderen kaant gelee. (17-10-1966)

schaaj

Van Delft - "Hij wit nie, waor het schaait" wil zeggen: Hij weet niet hoe de vork aan de steel zit; hij weet niet hoe de zaak in elkaar zit; hij is in de war. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

schaaje

Van Beek - 'n Oud krot van 'n woning noemt men in Tilburg 'n schabbernak. (Denk aan schobbejak.) "Zo'n schabbernak van 'n kast zou ik niet willen hebben." (Schabberig of schabbig verklaart Van Dale met: armoedig, kaal, versleten, bv. een schabberige jas, er schabberig uitzien, een schabberige bedelaar. Schabullig is armoedig, kaal, versleten, bv. schabullige kleren.) (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

schabbernak

Van Delft - "Wanneer komde oew schaoi ies terughaolen?" vraagt de eene buurvrouw aan de andere, bij wie ze op visite geweest is, om aan te duiden, dat zij de andere terugverwacht op de koffie of op bezoek. Antwoord: "Naa nie, mèr mèrege." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

schaoj

De Wijs -- (Gehoord bij ’n dode: ) -- ’t is mar te vruug, zô jong og en zôveul kender, ‘t is ’n schaojlek lèk (13-07-1966

schaojelek

Van Delft - "Hij mag er op 't schap kijken." Hij is bij die familie of dat gezin 'n zeer vertrouwd huisvriend. - "Hij zal er niet veel tin van op zijn schap zetten" of: "Hij zal er niet veel zij bij spinnen". Hij zal er niet rijk van worden. (Tinnen borden waren bij de boeren vroeger reeds een zeker teeken van welstand; zij werden op de schapraai gezet.) (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

schap

De Wijs -- Hij hee ‘ne kop as ‘ne veurhaomer, hij is zô schèèl as ‘n otter en hij is driekwart idioot, mar veur de rest gaoget wel (16-01-1975)

schèèl

De Wijs -- schène doe gin zeer en schuppe heddet hart nie (23-10-1963)

Van Delft - "Die mèèden van de Jut schènen mekaare uit veur al wè lilluk is." Die meisjes der jutespinnerij schelden op elkaar in bewoordingen, waarin al wat leelijk is tot uiting komt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

schèène

schèène

De Wijs -- (’n rij kinderen uit een gezin met nog ’n nakomertje) " ’t schèr kuukske" (Dit moet afkomstig zijn van de bakker die z’n bank bijkrabt en nog ’n koekje bij elkaar vergaart) (11-02-1965)

schèèrkuukske

De Wijs -- (Gehoord maar de betekenis is me ontgaan) Hij kan doen wettie-wil, ’t zal mèn aon m’n gat nie schèite (27-12-1968)

De Wijs -- (Hij leeft boven zijn stand) Hij schet hôger dan z’n kont zit (27-12-1968)

schèète

schèète

Van Delft - "Da ha'k gaauw geschoten" beteekent: Dat had ik gauw begrepen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

schiete

Van Delft - "Hij kwam op 'ne schoen en 'ne slof binnengesukkeld en dertig jaor laoter was 't 'ne fabrikaant meej lef." Dit is: Als arme jonge handarbeider te Tilburg zich vestigend heeft hij zich tot fabrikant opgewerkt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

schoen

De Wijs -- (Gehoord tegen verkwistende vrouw) ‘ ‘ik breng ’t mee de schoep binnen mar bij jou gaogeter mee de kèr uît! (23-10-1963)

schoep

Van Beek - Een oud spreekwoord zegt: "Schoon op het straatje maar niet op het baadje". Iets zal er wel van waar geweest zijn, anders was de volksmond er niet vol van geweest. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

Van Delft - "Het moet goed schoon zijn, dat eeuwig blinken zal." Dit is: Men moet een rein geweten hebben bij het sterven. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

De Wijs -- "Mar boer, wè hedde toch schôôn dochters." - "Van m’n kèr aaf meej diejen vuilen praot." (10-02-1963)

schôon

schôon

schôôn

Van Delft - "In 't schop op 't schoor leej de schup en de reif" wil zeggen: In het schuurtje (of in een bijgebouwtje) op de zoldering ligt een schop en een hark. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

schôor

De Wijs -- Rijd den kreugel mar deur ’t deurgebint in’t schop (20-07-1962)

Van Delft - "In 't schop op 't schoor leej de schup en de reif" wil zeggen: In het schuurtje (of in een bijgebouwtje) op de zoldering ligt een schop en een hark. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

Van Beek - schop of schopping is een achterbouwtje, bergplaats bij 'n arbeiderswoning. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958)

Van Delft - "'n Schopping" is een schuurtje; een "zeisie" is een zeis; een "lózie" een horloge. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

schòp

schòp

schòp schòpping

schòpping

Van Beek - Men gaf door: "De beste koeien worden op stal verkocht" in de betekenis van: de degelijkste meisjes vinden haar man niet op straat of in de balzaal. Als pendant kwam hierop: "'t Is goed, als ge de schoorsteen kunt zien roken." 't Werd een jongeman toegevoegd, die een meisje uit eigen dorp (of streek) gekozen had. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

schorstêen

Van Beek - "Schotteslet" zegt men tegen opgekookte melk; daar houdt de boer niet van. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

schòtteslet

Van Beek - Ge zult mijn tungske (tongetje) niet schrappen. - Mij kunt ge niet uithoren. Ik zal mijn mond niet voorbijpraten. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

schrappe

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

schrèèver

De Wijs -- (bij kaarten gehoord: betekenis is mij ontgaan!) "Schuppe stront is te Mechelen goed." (15-06-1963)Vaste uitdrukking van Theo de Wijs als hij zeer tevreden was over iets (15-06-1963)

schuppe

Van Beek - "Vruuger ging ze schuppen, nou is 't 'n kakmadam." Hierbij duidt het "schuppen" of schoppen op de vroegere gewoonte van bedelvrouwen om op bepaalde dagen bij bepaalde huizen te bedelen en dan ter aankondiging met de klompen tegen de deur te schoppen. Zij was dus van bedelkomaf. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

Van Beek - Nog zo'n schimp was: "Ons Moeder hêe nooit gon schuppen, lek de jullië". Er waren toentertijd namelijk vrouwen, die wekelijks op 'n vastgestelde dag van deur tot deur gingen schooien (bedelen). Zij kondigden zich aan door met de klomp tegen de deur te schuppen (schoppen-kloppen). (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)

schuppe

schuppe

De Wijs -- Sebiet bettiejoe (feb. 1962)

sebiet

Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

seffens

sèffens

De Wijs -- Mottem daor zien staon te kèke as ’n leeg sigarenkiesje (23-10-1963)

De Wijs -- Hij vrijt al thuîs en wit de kiest segaare van höllieee Pa goed te staon! (10-01-1970)

De Wijs -- Pa, wè wilde gij hebbe mee oewen verjaordag? - ’n pond goei oppaasse jongen en drie cigarkes in ’n kûîltje (09-04-1973)

segaar

segaar

segaar

Van Delft - "Somènketaje" hoort men, alsof het één woord was, gebruiken in den zin van: soms; zoo te eniger tijd; als het gelegen komt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

semènketije

Van Delft - - Een straatventer "kwèkt"; een kind "seevert"; een meisje "semmelt" en een arbeider "smoort" een gulden. Dat smoren is een volkskwaal.

semmele

Van Beek - "op unne siebot" is: ineens, vlug. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

Van Delft - "Die knecht is er op ne schibbot uitgetrokken": Hij heeft onverwacht en zonder voldoende opzegtermijn in acht te nemen zijn ontslag genomen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

siebot

siebot

De Wijs -- (Vader tegen z’n 18-jarige zoon: ) Ge zèt naa oud genog om ’t oe te vertelle… "onze Pa en ons moeder zèn Siedereklaos" (17-10-1972)

Siendereklaos

Van Delft - Een "simmert" is een zeurder.

simmert

De Wijs -- (’n kind zegt: ) ik weet nauw al wè’k vraog mee sinterklaos. -- (De Vader verbetert: ) "Met St. Nicolaas. Sinterklaos zit bij V&D" (17-10-1972)

sinterklaos

Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis, 'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

sjanfoeter

De Wijs -- As ge ze hebbe mot, motte rond etens tèd koomen, want ze is zowè altij op "sjaanternel" (1965)

sjanternèl

Van Beek - Nog zo'n woord is: "sjappietouwer". We bedoelen er mee een straatslijper. In de oudste vindplaatsen betekent het matroos, zonder enige ongunstige bijbetekenis, doch dit laatste kan men tegenwoordig allerminst zeggen. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. ?; 22 jan. 1958)

Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis, 'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

sjappietouwer

sjappietouwer

De Wijs -- (Twee ongetrouwde juffers rond de platte buis, zegt de een tegen de ander) ‘Strooi noggis wè shag op de kachel dan ruuk ’t net of er ene man in huis is’ (23-10-1963)

sjèk

De Wijs -- ‘K heb ’n hekel aon sjem en haogelslag mar ik lus alles van ’t vèrke (23-10-1963)

sjèm

Van Delft - "Willen we gaan klappinkeren?" vraagt een jongen voor een spelletje, dat elders "sjennien" genoemd wordt en in Loon op Zand "janeëjen" heet. Wil men deze woorden verklaren, dan zou het kunnen zijn, doordat het opgeklapte (opgewipte) houtje ja (jè) of neen (nie) het doel bereikt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

sjènnieje

Van Delft - - Een jongen koopt "sjep en maakt er sjepwaoter van"; als hij wat veel van dat dropwater drinkt, "spierst" (spuwt) hij.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

De Wijs -- Ik mot shep-waoter waant ik hebbet op munnen borstrok en ik gin laast krège van de kaoi koorse, aanders begien ik te ijle (17-08-1964)

sjep

sjèp

Van Delft - "Sjouwerkes zijn houwerkes", zegt de eene buurvrouw tegen de andere, die klaagt dat haar zuigeling vaak braakt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

sjouwerke & houwerke

De Wijs -- (Gehoord bij de groentenboer: ) Gij mee oew vitaminen, ik zeg mar slaoi is goed veur de kenène (10-03-1967)

slaoj

De Wijs -- (Gehoord in de straat) Jè-jè, ’t hiet ammaol tieners en twens en zoal, mar ge kunt nie alles draoge as ge slaoi-bene het (17-10-1966)

slaojbêene

De Wijs -- Nou zeg, die schoenen zèn ôk goed slêcht (23-10-1963)

slèècht

De Wijs -- (Gehoord van 2 Tilburgers aan de Maas in R’dam, zeer diepzinnig. De eerste in extase van al dat weten) As ge dè naa ziet, èzer slèt, hout slèt, mar waoter slèt nie. -Jao, mar waoter verdampt toch. - Jè, dè weet ik wel, mar ’t slèt toch nie. (17-10-1966)

slèète

De Wijs -- Hij mot nog aaltij slinger zeggen tegen dè ding wè aon de pomp hangt (23-02-1972)

slinger

De Wijs -- Der slinten der zoveul aon, dek ze nie geplokken kon krège (feb. 1962)

slinte

De Wijs -- Ze wil d’r déél hebbe mar ik zè nie mesjokke waant ze hee al unne slodder gekregen (17-08-1964)

slòdder

Van Beek - "Wie goed smeert, die goed veert", waarop 'n ander zegt: "Wie goed zaait, die goed maait". (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

smèère /zaaje

De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes, smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963)

smèrlap

Van Beek - Van 'n vlugge ambachtsgast [wever-es] zei men vroeger "Hij weeft vijf smet fries". (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

smèt ?

Van Delft - Een straatventer "kwèkt"; een kind "seevert"; een meisje "semmelt" en een arbeider "smoort" een gulden. Dat smoren is een volkskwaal. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

smoore

Van Delft - Het veroorzaakte zoo'n plezier dat vader voortzette en 'n nieuwen deun voor den dag bracht:

Toon, munne zoon, is smoorend ziek;

Midden in de week, mèr 's morgens nie,

's Zondags gaot ie un borreltje drinken

En 's Maondags ligt ie in 't bed te st.....

(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115; 18 mei 1929)

smôorend

Van Delft - Geleidelijk zakte het jongensstelletje af, ieder naar eigen woning. Daar zat "onze vadder" met z'n kleinste op den schoot, en liet hem op de knie wippen, zingende:

Hup mèr Jaans, den beer ies los,

Heddum nie hoore brulle?

Snijd um z'n neus en oore aaf,

Dan hedde nog wè te smulle.

(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115; 18 mei 1929)

smulle

Van Beek - "Moeder had nog 'n smurske." - Zij had nog een verborgen spaarpotje. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

smurske – smôore

De Wijs -- (Op Textielfabriek) "Meneer, hik, waor motte, hik, deez slakken, hik, mee gevuld worre?" -"Mee snevel, potverdomme!" (15-06-1963)

De Wijs -- (’n kraai over de overledene: )Hij hee veul gezoope mar onze Pa hee wel unne teil snevel op (17-10-1972)

De Wijs -- Ik heb liever koaje snevel dan goei werk! (10-01-1970)

sneevel

sneevel

sneevel

Van Beek - Toen zei men van iemand, die veel alkohol dronk, dat het "een snevelneus" of "een rooie neus" was, ook wel "jeneverneus". (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

sneevelneus

De Wijs -- Snert lust ie as ‘ne grôte. Mar ‘s avonds zitten te vozen en ammaol van die sokkenlôpers, ge wit wel, die langs zunne rug omhoôg kruipe en bij z’n halsboordje de vrijheid kiezen (24-02-1966)

snèrt

Van Beek - Ge snijdt geen twee ruggen uit één vèrken, zegt men als iemand dubbel profijt uit 'n werk of 'n zaak wil trekken. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

snije

De Wijs -- Wè zèn dè toch klèn snuupkes! -Jè, mar zukke zèn aaltij zô (10-01-1970)

snuupke

De Wijs -- wè staode toch te snuffelen… -k’ruuk liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers), mun dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967)

snòffel

Van Beek - "Kèk uit oew soepers!" zegt men tegen iemand, zoals anderen zeggen: Kijk uit je ogen; let op, wat je doet. Kijk uit je doppen! (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

soepers

De Wijs -- Snert lust ie as ‘ne grôte. Mar ‘s avonds zitten te vozen en ammaol van die sokkenlôpers, ge wit wel, die langs zunne rug omhoôg kruipe en bij z’n halsboordje de vrijheid kiezen (24-02-1966)

sòkkelôoper

Van Delft - "Sommedeene": zoo meteen; aanstonds. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

sommedêene

De Wijs -- En ’n spie as ze had, wel tot aan de "soons" toe (09-04-1973)

soons

De Wijs -- ’t is ene schoône hond in z’n soôrt, mar ’t soôrt is lillek. (16-01-1975)

sort

De Wijs -- En êten as ie kan, hij hee un maog waor ge ‘ne kromme spèker op rècht kunt slaon (1965)

Van Delft - Iemand "is zoo hard als een spijker op zijn kop" als hij heelemaal niets heeft; als hij in geldverlegenheid zit. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

spèèker

spèèker

Van Beek - "Ge moet gin spek in 'n hondsnest zuuken" zeiden we vorige maal. "Dè zeej onzen blaauwen ook dikkels" was 't antwoord en daarmee bleek, dat 'k in de roos geschoten had. Want "onzen blaauwen" is een vaststaand begrip voor iemand, die rood haar heeft zowel te Goirle als in Tilburg. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

Van Delft - "Hij zoekt het spek in een hondsnest." Dit is: Hij handelt verkeerd. Hij zoekt op de verkeerde manier. Hij past verkeerde zuinigheid toe. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

Van Delft - Als een concurrent om zeep gaat, "groeien de anderen er een hand spek in", wil zeggen, dat zij er leedvermaak door ondervinden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

spèk

spèk

spèk (haand?)

Van Delft - "Men moet geen spekzwoerd in een hondsnest zoeken." Dit is: Men moet geen onmogelijkheden verwachten. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

spèkzwoerd

De Wijs -- (gehoord bij de uitvaart van ’n kraai) (1965) -- ik geleuf dèttie wel ‘ne tèl snevel op hee - onze Pa spierstenie er nie in (1965)

Van Delft - - Een jongen koopt "sjep en maakt er sjepwaoter van"; als hij wat veel van dat dropwater drinkt, "spierst" (spuwt) hij.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

spierse

spierse

De Wijs -- Ik ha al jaore hudje bij mudje gelee en toen was ‘t ‘ne goeie sperspot (11-02-1965)

spòrspòt

Van Beek - "Die heb ik voor 'n spouwke gekocht." Voor een kleinigheid, voor weinig geld. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958)

spouwke

De Wijs -- Toen ze me kuste, was ’t alsof er ‘n koppel spreeuwen uit m’n reet vloog (17-08-1964)

spreuw

Van Beek - De koei hebben 't spurrie af. - 't Loopt op z'n eindje. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

spurrie

De Wijs -- Op staoi aon doen, nie aaltij afferseere (1965)

staoj

Van Delft - "Er werd nogal hard gestemd" betekent: Er werd luid gesproken. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

stèmme

De Wijs -- (hij trok er al tussenuit voordat ze hem te pakken konden krijgen) Hij peerde um al veur dè ze aon zunne staart kosse zitte (11-02-1965)

Van Delft - "Ze hebben het goed onder de staart gevoeld", liet een Gildebroeder zich ontvallen, toen er gesproken werd over het organiseeren van een feest, en hij wilde zeggen: Men heeft zich alle moeite getroost om iets zoo goed mogelijk voor te bereiden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

Van Delft - Ge vangt hem niet gauw in z'n woorden: "'t Is net een aal met een natte staart." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

stèrt

stèrt

stèrt

Van Delft - "Dat vrouwtje zou wel op 'n stuivertje kakken" zegt men schertsend, waar een meer beschaafde spreekt van "Hemmetje raak m'n rokje niet". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

stèùver

De Wijs -- (Gehoord bij de bloemist) "’t is méér stiltjes dan blom." (15-06-1963)

stiltje

Van Delft - Dan was er voor de reeds wat oudere jongens, en zeker meest in de volksbuurten, het steentje ketsen. Dit kon men met twee of meer jongens doen, en ook weer met maats. Men zette een heele of een stuk plavuis op een open plaats, trok weer pijltje en de twee aan twee langste stokjes of strootjes waren maat, deze moesten mekaar helpen. Ieder plaatste een cent op den steen. Om beurten werd dan met een ijzeren knikker (lons genoemd) naar den steen met geld "geschoten", want het doel was er nabij te geraken en zooveel mogelijk centen stuk voor stuk er van te bemachtigen. Men mocht ook "van meet af'" de bollen beschieten dergenen, die reeds voorgegaan waren, teneinde deze "er af" te schieten, ten laatste bleven er een of twee over en wie dan bij den steen lag, mocht met zijn lons de centen om kletsen. Had hij 't geluk, dat ze kantelden, dan waren ze van hem. Het "kruis en munt" sprak dus mee. Sprong de cent niet om, dan ging deze op den steen terug en de tikbeurt was aan den opvolger. Zoo speelde men voort tot het einde. Dit spelletje werd terecht door de veldwachter niet toegelaten. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929)

stintje kètse

Van Beek - 't Is Stiphoutse kerk. - Gezegd bij het kaartspel, als men geen enkel prentje (plaatje) heeft. - Dan mag men ze "weggooien" om opnieuw te "geven". (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

stiphoutse kèrk

De Wijs -- (gehoord na ’n wandeling:) oew averseer schoene zèn gelèk ondergestobberd (17-08-1964)

Van Beek - "Wè stobbert het toch!" hoort men zeggen, als er veel stof waait. Of "Stobber zônie!" of: "'t Stobbert zô". (Dat zô hoort er bij). (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

stobber

stobber

Van Delft - In plaats van het stuift veel, zegt hij: "Wè stobbert het toch." Hij spreekt ook van "stobber" op den weg, "stobber" op 'n vloer. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929)

stobbere

De Wijs -- Gij gaot te ver, ge veegt oew stuupke nie schôn, mar oew hil straotje (23-10-1963)

stoep

De Wijs -- (Gehoord van de ene Moeder tegen de andere:) 9 dochters en goed getrouwd, geen één die van de straot af moest (17-10-1972)

straot

De Wijs -- ik hè mir kèkkers dan kôôpers, ik kan’t aon de straotsteene nog nie kwèt (17-08-1964)

straotstêene

De Wijs -- (’n laat getrouwde juffrouw is ondanks alles (of dankzij) in verwachting geraakt) "Jè, jè, nen auwen struik wil nog wel groeien, asser wè sap aon zunnen wortel komt!" (15-06-1963)

strèùk

De Wijs -- Mee zo’n streup kèènder moet ik oppaasse dè ze nie van de kaaibaand gaon, as ge naa aachter mekaor loopt, koom ’t wel veur mekaor (27-12-1968)

De Wijs -- Ons vrouw gao mee de hille streup naor d’n dierentuin, mar ze veinen de lachspiegels ’t leukste (09-07-1967)

strêûp

strêûp

Van Beek - Iemand, die zijn vriend precies verkeerd ergens mee helpt, helpt hem "van bed op strooi". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

strôoj

Van Delft - - "In het veurjaor koopen wu een vèrreken, een knap vèrreke of een trappistevèrreke, en als ie het goed gedaon hee, dan gaot ie mee Korsmis op de leer en komt de buurt stuiten en 's avonds op de kaoikes."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

stèùte

Van Delft - - Aan "een stuk" (een lap stof), waaraan de vrouw "thuis nopt, werreken we zooveul schoft" en als het klaar is, "gaon we leveren".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

stuk

Van Beek - "'n Stuup kènd vur durren aauwer" vertaalt men met: Een flink kind voor zijn leeftijd. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

Van Delft - - "Ties 'n stuup keind vur zun jaore", zegt men over 'n flink kind voor de leeftijd.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

Van Delft - - Als we wat laat zijn en "een uur in drie kertier willen gaon, dan motten we stuup gaon".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

stuup

stuup

stuup

Van Delft - Een "stoeper (stuper)" is een helper, een bijwever. Men spreekt ook van "stoeperen (stuperen)" in den zin van: iets in 't ruwe bijwerken, opknappen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

stuuper

De Wijs -- Stuper mèn is un bietje (feb. 1962)

Van Beek - "Zakkoewis stupere?" - Zal ik u eens duwen, helpen? (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

Van Delft - "Wil ik je eens stuperen?" vraagt de eene jongen, die den ander bijv. bij het overklimmen eener beschutting behulpzaam wil zijn. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

stuupere

stuupere

stuupere

De Wijs -- Summettij gebeurt ‘t dikkelder (feb. 1962)

summetij