INHOUD AANVULLINGEN
INHOUD W T T
CUBRA HOME

PRINT DEZE PAGINA

 

Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

AANVULLINGEN 21 april

- Aanvullingen uit werk van Theo de Wijs, A.J.A.C. van Delft en Pierre van Beek in letters A en B

De Wijs -- Ge zèt ’n aachteruit gezet menneke, ik zal jou wellus goed bestruive (verwennen) (20-03-1968)

aachterèùt

Van Beek - "Achterom is kennis", de buren lopen immers achterom en gaan niet door de voordeur binnen. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

aachterom

De Wijs -- Eigenluk hekkut vuls te druk, ik zit flink in m’n aachterwerk (09-07-1967)

aachterwèèrk

De Wijs -- Ik maag um gère, ge mot er zo af en toe ‘ns ’n aaike onderlegge, dan komt ie wel op gang (24-02-1966)

De Wijs -- Zèn deez aaier vers? - Vers? Ze hadden eigenlijk merrege pas geleej motten worren (09-04-1973)

Van Beek - "Ik heb nog een eike met hem te pellen." - Of: een appeltje met hem te schillen. Ik moet hem nog eens ernstig over iets "onder handen nemen"; ik wil hem eens flink de waarheid zeggen. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

Van Delft - "Hij heeft er ook een eike bijgeslagen" wil zeggen: Hij heeft er zich ook mee gemoeid. "Hij heet er 't zijne bijgedaon." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

aaj

aaj

aaj

aajke

aajke

Van Delft - Een boer wijkt niet gaarne ver uit en dan zeggen wij, dat hij "niet genog uithaolt".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

aar

De Wijs -- (gehoord na ’n wandeling:) oew averseer schoene zèn gelèk ondergestobberd (17-08-1964)

De Wijs -- Ge mot ‘ns kèke hoe rap dettie is mee z’n aveseerschoenen aon (16-01-1975)

affeseere

affeseere

De Wijs -- Ik wil oe nie affronteere mar hij zaat gewôôn zat te zèn. (23-10-1963)

affronteere

Van Delft - Maar de buurvrouw vergoelijkt haar houding, want "ze heej in 't gaasthuis gelegen waor ze geopereerd is en nie afgemaokt", hetgeen wil zeggen, dat zij niet onder narcose gebracht werd.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

afmaoke

De Wijs -- (Gehoord van de hertrouwde weduwe tegen haar man (de hertrouwde weduwnaar:) Mèn kender en jouw kender zèn ons kender aon’t afrosse (27-12-1968)

afrösse

Van Delft - Ze zijn 't loon aan 't "afsteken" wil zeggen verminderen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

afsteeke

Van Beek - Akkefietje - En toch zijn 't vaak maar kleine "akkefietjes". Daar heb je weer zo'n woord. Waar komt 't vandaan? Hoe is 't ontstaan? U moogt ook schrijven: "akkevietje" en het beste zou zijn als u "akevietje" schreef. De oorsprong is: aqua vitae; eau de vie, levenswater oftewel brandewijn. Wees nou eerlijk: Had ge dit gedacht? En 't wordt nog interessanter, als we er bij vertellen, dat in Denemarken akvavit de naam is voor een soort jenever. Een akkefietje is dus een borreltje. Maar wij verstaan er onder: een koopje, een vervelend karweitje, een tegenvaller. Niet dat het drinken van 'n ouwe klare door velen als een lastig werkje beschouwd wordt, maar de betekenisovergang wordt duidelijk als men de uitdrukking: "dat is me ook een hapje" er naast plaatst. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. ?; 22 jan. 1958)

akkevietje

De Wijs -- Hier zèn we dan, mee z’n allemolle! (20-07-1962)

allemòl

De Wijs -- Dè kan ammaol wel waor zèn mar ik stao er antisepties tegenover (10-01-1970)

antisèpties

Van Delft - Zij is er goed "aan" bekend zegt men in plaats van: zij is er goed mede bekend. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

aon

De Wijs -- (Gehoord van ’n rasechte Tilburger, vertellende van z’n operatie) Den dokter most 2 keer z’n mis aonscherpe veur dettie deur munne pens kos koome (17-10-1966)

aonschèèrpe

Van Delft - - Iemand uit het volk, die een autoriteit wil raadplegen wijl hij meent verongelijkt te zijn, zegt, dat hij "andere mannen zal aonspreken" ofwel dat hij "hoogerop zal gaon".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

aonspreeke

Van Beek - "Het appelmanneke komt om zijn geld" zeide een moeder tot een kind, dat onrijp fruit gegeten had en toen van buikpijn klaagde. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

appelmènneke

De Wijs -- Sebiet schûifde ûit over diejen applesienenschèl (17-08-1964)

appelsien

De Wijs -- (gehoord bij de kapper: )höllie pa is wouws, höllie moe is appetjoek en, dè kunde wel naogaon, zellef is ie habbetjap (16-01-1975)

appetjoek

De Wijs -- Ik zè zo ziek as iets, ‘k gao naor hûis en alles (feb. 1962)

as

De Wijs -- Astis dèttis, dan fiste we (feb. 1962)

ast

Van Beek - De timmerman zei: "Die spijker schiet in de plank als 'n advokaat in de hel". (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

avvekaot

Van Delft - "Hij bakt met alle pannen." Dit is: Hij is van alle markten thuis. Ook wel: Hij huilt met de wolven, waarmee hij in 't bosch is. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

bakke

Van Delft - Een "bamboezjoer" is 'n fuifnummer, 'n lefmaker. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

bamboezjoer

Van Beek - Ge hoeft niet te bangen. Ge behoeft niet bevreesd te zijn. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

bange

Van Delft - - "Mee Baomus" (St. Bavomarkt) betaalt de boer zijn landhuur en "mee Kauwmert" (Koudemarkt) huurt hij zijn personeel.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

baomes

De Wijs -- ik zuuk nog aaltij ’n baon van ’s merreges vrij en ’s middags nie hoeven te komen en salaris over de giro (16-01-1975)

baon

Van Beek - Iemand, die zijn vriend precies verkeerd ergens mee helpt, helpt hem "van bed op strooi". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

bèd

De Wijs -- Zij is aaltij haontje de veurste gewist, echt bèdehaand; ze vree mee d’ur zistien al thuîs en mee ’t trouwen mos ze ôk hard lôope… (10-03-1967)

bèdehaand

De Wijs -- "Die zitten naa te bedillen, wietter bedééld mot worre." (10-02-1963)

bedille

Van Beek - Verhuizen kost bedstrooi. - Verhuizen brengt meestal vele ongedachte kosten mede. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

bèdstrôoj

Van Beek - Heeft men iemand beledigd of toornig gemaakt, dan wordt gezegd: "Toen was 't tegen 't kwaai been" ("kaoi"), d.i. toen werd hij kwaad; door daad of woord werd de ander beledigd en ontstond vijandschap. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

Van Beek - M'n vrouw loopt op d'r laatste benen. - Haar zwangerschap loopt ten einde. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

Van Delft - "Ze bleef zitten met twee platte kinderen, terwijl ze weer op d'r leste beenen liep." Dit is: Haar man stierf terwijl ze twee kinderen had, die nog niet loopen konden, terwijl spoedig een nieuw kindje verwacht werd. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

bêen

bêen

bêen

De Wijs -- Kwô dettie oe béét (feb. 1962)

bèète

De Wijs -- Hij hee hil wè te verstouwe mar hij begaait ’t nogal is (17-08-1964)

De Wijs -- Hij heeget ’t toch wir begaoît; assie vandaog wir iets goed doet, isset d’n irste keer (13-07-1966)

begaaje

begaaje

Van Beek - "'t Is me 'n hil begengkenis". - 't Is een tobberij, moeizaam werk. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

begènkenis

Van Beek - "'t Is un begengkenis". Het is een tobberij, een moeilijkheid. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)

begènkenis

Van Beek - Geef die man eens 'n flinke bedrag tot steun, dan kan hij wat behipperen. - Dan kan hij wat bijkomen; uit zijn moeilijkheden raken; aansterken; ruimer in de middelen komen. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)

behippere

De Wijs -- (gehoord over ’n kind dat pas loopt en praat) Is ie al dreug? - Bekaant, zo af en toe verliest ie nog wel is wè (16-01-1975)

bekaant

De Wijs -- zoals gij, zô is er gin, mar dè bekomttoe wel (13-07-1966)

bekoome

De Wijs -- (Gehoord van een volkstuinder:) munne rooie kôôl groeit de buurt in, munne spinaozie stao vol ruigt en mun peekes zèn nog nie bekwaom (17-08-1964)

bekwaom

Van Beek - 'n "Benneke" is een mandje; (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)

bènneke

Van Delft - Als iemand niet veel praat, doch maar stil zit te luisteren en te denken, klinkt het: "Hij beslecht Rommelère vink, die docht d'r deuntje." (Rommelaar had nl. een vink, die niet zong, en als men daarover een aanmerking maakte, zeide hij: "Die denkt z'n deuntje.") (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

beslèèchte

Van Delft - "Als ge niet besnot bent, hoef je je neus niet te vegen" zegt de volksmond om aan te duiden: Wie geen schuld aan iets heeft, behoeft zich van geen smet te zuiveren. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

besnòt

De Wijs -- ….en lillik as ze is, as ge ze op unne bessem zet gao ze zô de lucht in (23-09-1970)

Van Delft - "Het is 'ne freete (trotsche, hoovaardige, fatterige) meensch, da kan d'm aanzien, mar zij is zó'n interessaant (gierig) wijf, da ze 'n dubbeltje deur zou bijten, al was 't dè ze van ouwerdom op d'r taandvleesch liep", sprak de een en de ander antwoordde gevat met de woordspeling: "Dè doen nou al d'r bessems (bezems) en vegers al." Dit is: Die trotsche man had dus een gierige vrouw en de bezems werden versleten tot op het hout. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

bèssem

bèssem

De Wijs -- Ge zèt ’n aachteruit gezet menneke, ik zal jou wellus goed bestruive (verwennen) (20-03-1968)

bestrèùve

Van Delft - Nog wat ouderen vermaakten zich met "beugelen". Op menig Meierijsch dorp ziet men nog hier of daar zoo'n beugelbaan. Meest had men die te Tilburg bij de boeren, die wat achteraf woonden, en bij buitencafés. Een ruimte van vijf bij drie en halve meter groot was door planken omgrensd en daarin een leemen vloer met op een derde gedeelte vast in den grond een groote ijzeren ring. Eigenlijk drie ringen boven elkaar. De buitenste was iets grooter dan de ballen waar men mee speelde. Die bollen waren gedraaide hardhouten kanjers van zoowat vijftien centimeter middellijn. Men speelde op beurt af van het begin der baan met een slager. Die slagers waren zware planken met een handvat er aan gesneden, waarmede die ballen versjouwd werden, flinke spieroefeningen dus. Het doel was om den bal door den bovenste ring te krijgen, deze telde de meeste punten, de andere minder, wijl het dáárdoor werken der ballen gemakkelijker ging. Aan het boveneinde was de baan wat hooger voor het uitrollen der ballen. Met het beugelen brachten de buurtjongens zoodoende den Zondag door. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

beugele

Van Beek - "Ge kunt 't op uw buik schrijven en met de hemdslip uitvegen", zegt iemand die het geleende niet wil teruggeven. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

Van Delft - "Die aanstaande heeft iets voor den buik te binden." Dit is: Dat meisje is niet onbemiddeld. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

bèùk

bèùk

De Wijs -- (Moeder breit een borstrok voor haar dochter) "Zèk al aon d’n buîknaovel?" (15-06-1963)

De Wijs -- (gehoord bij brei-bezigheden: ) Dès broddelwerk, die braainolde zèn te laank. -’t is zunt want ge zèt al aon den buîknaovel (23-09-1970)

bèùknaovel

bèùknaovel

De Wijs -- "Zèn deez péére bûikzuut?" (15-06-1963)

bèùkzuut

De Wijs -- Rôôken doe’k nie mar ik hauw wel van goed buîze (lekker eten) (23-09-1970)

bèùze

Van Delft - "Ge kunt er wat mee bezoeken" wordt gezegd om aan te duiden, dat men veel moeilijkheden en trubbel ergens mee ondervinden kan. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

bezuuke

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

biedief / piedief

Van Delft - Wat "een vaatje zuur bier" is, zullen de ouwe vrijsters zelf het minst gaarne uitleggen; die zouden mogelijk nog het liefst voor "'n hipje" aangezien worden in de hoop er zoodoende nog een "aan den haak te kunnen slaan". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

bier

Van Delft - "'t Ies goed dè 'k nie thues was, aanders ha'k 'm iets bijgelicht": 't Is goed, dat ik niet thuis was toen hij kwam, anders zou ik hem eens terdege de waarheid gezegd hebben. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

bijlichte

De Wijs -- jè jè, ’t biljert is nie wèrm, de ballen zèn nie rond, de keu is te glad… (17-08-1964)

biljèrt

Van Beek - "Ge moet niet zo den beest rijden" in de betekenis van: Ge moet niet zo ondeugend zijn; zo brutaal; zo balorig. (Dit zal wel verband houden met de folkloristische gebruiken, die in sommige streken bestonden, om iemand, die zich misdragen had, op een beest (ezel of paard) te schand rond te rijden.) (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

bist

Van Beek - "Ge moet gin spek in 'n hondsnest zuuken" zeiden we vorige maal. "Dè zeej onzen blaauwen ook dikkels" was 't antwoord en daarmee bleek, dat 'k in de roos geschoten had. Want "onzen blaauwen" is een vaststaand begrip voor iemand, die rood haar heeft zowel te Goirle als in Tilburg. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)

blaaw

Van Delft - "Hij was een beetje blauw" wordt gezegd voor: Hij was een beetje dronken. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)

blaaw

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

blaawköpke

De Wijs -- "Ge mot menne waas ‘ns zien assie van de bléék komt." (10-02-1963)

blêek

De Wijs -- (moeder tegen haar dochter: )’t motte teugeswoordig ammaol steppinnen zèn, mar wij waren vruuger blij mee ’n kesjet mee blènen (17-08-1964)

blèène

Van Delft - "Dat is van de vliegen naar de blindazen" wil zeggen: Dat is van den regen in den drop. Ook hoorde ik hiervoor: "Het is van pissebed op kakkebed." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

blèndaos

Van Delft - Hetgeen elders blindemannetje heet, noemde men hier "blinde koei, waar heenen?!" Geeft de benaming niet iets onbeschaafds, iets ruws in uitdrukking aan? Men speelde het met een groot aantal kinderen op een weiland. Men vormde een kring en een ervan moest zich omkeeren en zeggen een getal, bijv. 15 of 20. Dan begon de voorman te tellen, gaande in de richting van den zonneloop. Wie het genoemde nummer ten deel viel, was "de blinde koe". Op het blindemannetje terugkomend, "de koe" werd een doek voor de oogen gebonden en hij werd alleen gezet. Ieder mocht hem een tikje met de hand geven op schouder of rug. De blinde moest trachten er een te pakken te krijgen. Had hij hem (of haar), dan moest hij nog zeggen, wie het was. Gelukte dit, dan ging de doek van de oogen en had hij goed geraden, dan trad de gevangene in zijn plaats om het koeschap te aanvaarden, anders bleef de vorige vanger. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 106; 23 maart 1929)

blènde koej

Van Beek - "Hij was den bloed". Hij moest er voor bloeden. - Hij had 't verloren. De schà of de schande kwam over hem. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)

bloed

De Wijs -- M’n lèn maag er zèn, ik zè alléén ’n bietje zwaor in de bloes (23-09-1970)

bloes

Van Beek - "De schotels wassen" en "als ge drie boeren hebt, krijg je van de vierde slaag" hoort men vaak, evenals wanneer op een boer een vrouw "de boer heeft een vrouw nodig" valt. (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)

boer

Van Delft - Het "bokgooien" geschiedde met minstens drie paren jongens. De eene moest voorover gebogen gaan staan, terwijl de ander hem schrijlings op den rug zat. Zoodoende werden dus drie of meer ruiters gevormd, die elkaar al zittend een bal toewierpen. Miste de eene ruiter den bal tijdens het opvangen, dan sprongen alle ruiters van den bok af en "de bok" trachtte den bal te grijpen en er den ruiter mede te raken. Gelukte dit, dan wisselden de kinderen om en mochten dus diegenen, die eerst "bok stonden" ruiter zijn. Een uitstekend jongensspel met gezonde bewegingen. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929)

bokgôoje

Van Delft - Een broek wordt ook hier evenals in meerdere streken wel een "boks" genoemd. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)

boks

De Wijs -- (ik heb veel mensen in de arm genomen)‘k heb zat meense gebokstaopeld mar ’t is nie gelukt (11-02-1965)

bokstaopele

De Wijs -- (zoontje zegt tegen z’n aangeschoten Vader) -- Hé, toe Pa, Bûlk nog ‘ns, dan hebbe we wir rozèntjes’ (11-02-1965)

bölleke

Van Beek - "In de bonen zijn" - betekent: verstrooid, verward zijn. "Z'n positieven niet bij mekaar hebben." (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

bôone

Van Delft - "'n Goed kastelein moet boonstaken op z'n kop kunnen laten scherpen." Dit is: Een herbergier moet veel "over z'n kant kunnen laten gaan". Hij moet zich veel kunnen laten zeggen zonder kwaad te worden. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929)

bôonstaok

De Wijs -- As ik echt op m’n gemak ben, gao ik in m’n boordeknupke zitten (11-02-1965)

bôordeknupke

Van Delft - - Vroeger "mossen de zatlappen boven kommen bij den commesaar" en als zij dan boven (op het stadhuis) waren geweest "wieren ze d'r onder gezet" (in de gevangenis).(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

boove koome

Van Beek - God borgt wel, maar scheldt niet kwijt. Dit wordt gezegd om aan te duiden, dat iemand geen directe straf op aarde om slechte daden behoeft te ondervinden, zonder er zeker van te zijn, dat het kwaad toch eenmaal gestraft zal worden. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

bòrge

De Wijs -- Ik mot shep-waoter waant ik hebbet op munnen borstrok en ik gin laast krège van de kaoi koorse, aanders begien ik te ijle (17-08-1964)

bòrstròk

De Wijs -- As ge vèftig geworre zèt, hedde oewen grôtste botterham op (09-04-1973)

De Wijs -- dè he’k echtig nie gedaon, krûîske sterven en honderd duuzend èzere botterhammen eten (17-08-1964)

Van Beek - "Hoofd aaf-Kop aaf-duzend ijzere botterhamme eten". Dit was de dure eedsformule als kinderen, speciaal meisjes, iets ernstig beloofden. Een soortgelijke luidde: "Kop aaf-Tien zwèrende vingers - 't Duveltje zal me vannaacht uit bed haolen". Nou, nou, dat was raak, hoor! (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)

botteram

botteram

botteram

De Wijs -- gin sôrt van braaiwerk, bij ons noemen we dè, broddelen! (feb. 1962)

braajwèèrk

De Wijs -- Ge zèt ‘n zeeverkiep en ge lôpt op ’n kiepedrefke; den grôtste braand is er wel aaf. (04-07-1969)

braand

Van Delft - - Wij plukken "brem bezemen" en "knoesels" en spreken van "eenen houteren haomer", die in eenen "euregel" klopt, daarmede bedoelend braambessen, kruisdorens, een houten hamer en een orgel.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

brèmbeezie

Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden "veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

brèmkwetje

De Wijs -- Ge môt naa nie zô overdrève: gij maokt van ieder elastiekske unne bretel.. (17-10-1972)

bretèl

Van Delft - - Als de beerput vol is, "komt de boer ruimen" en "nimt dan de bruid mee".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)

brèùd

De Wijs -- gin sôrt van braaiwerk, bij ons noemen we dè, broddelen! (feb. 1962)

bròddele

De Wijs -- (gehoord bij brei-bezigheden: ) Dès broddelwerk, die braainolde zèn te laank. -’t is zunt want ge zèt al aon den buîknaovel (23-09-1970)

bròddelwèèrk

Van Beek - "Bij broeken betalen geen doeken." - Waar heren in 't gezelschap zijn, behoeven de dames niet te betalen. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

Van Delft - "Beter de broek aan een wieg gescheurd, dan een oud wijf op bed gebeurd." Gezegd tegen een man op leeftijd, die een nog jonge vrouw kiest. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)

broek

broek

De Wijs -- Wanneer zei’k aon de bûrt? Waant ik zie wel dè ge hier brôôd en koffie mee mot brenge

brôod

Van Beek - De broodkruimels steken hem. - Hij doet zeer dartel, wordt overmoedig en let niet voldoende op de kleintjes. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)

brôodkrèùmel

De Wijs -- Noemde gij dè baord? Dan is schèère d’r nog nie bij, ge kunt beter ’n bruwe kaort neeme en aanders gao-de mar ‘ns in unne flinke wènd staon (27-12-1968)

bruw