INHOUD JONKERGOUW
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print deze Pagina

KERST

In oorlogstijd was er echt schaarste, en leden ook bij ons veel gezinnen honger of armoede, of soms zelfs beiden. Gelukkig waren mijn ouders vindingrijk als het op het eten aankwam. Dan was het nodige in huis. Zo ruilde ons moeder met onze buren de bonnen voor de aanschaf van kleding tegen voedselbonnen. Kleren maakten wij zélf. Lappen stof waren bij ons wat gemakkelijker te verkrijgen vanwege het werk in de textiel. Eén keer verruilde onze pa bij een boer zelfs zijn enige fiets voor een zak rogge. Brood hádden we dus! Ook al moest hij daarna te voet naar zijn werk.
Ons moeder was ook zéér creatief in het vinden van allerlei oplossingen.
Met Kerst zou ze de takken achter onze kerststal eens versieren. Een hele boom zoals nu, hadden we toen nog niet. Zowat alles wat we aan versiering hadden was gesneuveld. Net als de kerstgroep, was een en ander door de muizen op zolder aangevreten, en er was zo goed als niks te koop. Het enige waren de blinkend blikken knijpers die werden vastgezet op de rand van het tafeltje waarop de kerststal stond en die de schroefvormige rode kaarsjes vasthielden. Ons moeder kocht dus een zak gips en zou daarmee zelf met behulp van bakvormpjes, kerstversiering maken. Het gips werd in kast gezet naast de andere papieren zakken met kruidenierswaren. Die avond aten we pap "oorlogspap", een mengsel van melk en bloem. Na het vlees, de aardappelen en de groente, werd de pap op de borden gedaan. Lekker warm en voedzaam dacht ons moeder. Maar tóch liet de een na de ander het staan. "Die lust ik niet", "Die pap smaakt niet", en "Ik heb al genoeg!" klonk het. "Vooruit… Opeten!", zei ons moeder. "Er is al zo weinig goeds om te eten! En nou een volle pan pap gemaakt van twee en een halve liter goeie melk laten staan? Dat doen wij niet! Nog geen broodkorst wordt hier weggegooid!". We weigerden echter één voor één opnieuw. "Dan gaat ze naar de buren, die lusten ze wél!",  zei ons moeder wat geërgerd. Zo gezegd, zo gedaan. De buren hadden tante Lucia in huis, een ongetrouwde zus van onze buurman. Een vriendelijke vrouw. Wel wat stilletjes. Eentje die omdat haar linkerbeen wat korter was op een "tip" liep zoals ze dat noemden. Ze hadden het net als wij ook niet breed en daarbij dus ook nog een mond extra te vullen. Na het eten de afwas. Dan waren de borden aan de beurt, ook die van de pap. En ons moeder zei: "Ik weet niet wat dat is, maar die oorlogsbloem is pure rommel! Die gaat bijna niet van de borden!" Ze zweeg even toen ze dit gezegd had. En schrok! Plots drong het tot haar door dat het gips en de bloem op dezelfde plank hadden gestaan en verpakt waren in dezelfde bruine papieren zakken! Ze had dus "gipspap" gemaakt en wij hadden die moeten eten en hadden ze niet gelust! Ze dacht ook al. Wat is die oorlogsbloem schraal! De lepel kraste bij het róeren al zo hard over de bodem van de pan. Maar de buren? Oh, jee! Wat nu? Zouden ze de pap wél gegeten hebben? Ze hoefde niet lang op het antwoord te wachten omdat op dat moment Jantje, onze buurjongen achterom kwam gelopen. "Jantje, hebben jullie al gegeten?", was haar eerste vraag. "Ja, om eerlijk te zijn wel! Maar alleen tante Luus heeft de pap op. Wij lustten ze niet als u het niet erg vindt. Ons moeder heeft de rest maar in de kelder gezet voor morgen." "Dan moet ik jou iets héél ergs vertellen", zei ons moeder, en ze deed haar verhaal van de bloem en het gips. "Maar buurvrouw!", zei Jantje, " Morgen schijt ons tante Luus dus "Heilig-Hartbeeldjes!". En hij lachte zich achterover! "Ik zou er maar niet mee lachen", zei ze. "Dat kan heel verkeerd vallen" en ze ging met hem naar zijn ouders. Die schrokken wél! Ze zouden zonodig de huisdokter waarschuwen. Gelukkig! Tante Luus was er mogelijk nog wat stiller en wat gelatener onder geworden, maar méér dan wat buikpijn heeft ze er niet aan overgehouden!