INHOUD JONKERGOUW
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print deze Pagina

LEVEN OP DE HORIZON

Wanneer ik erbij stil durf te staan, leef ik eigenlijk enkel en alleen op de horizon. Hoe vaak denk ik dan, kijk ik naar de lucht boven me, terwijl alles wat daaronder gebeurt, me veel meer bezighoudt? Hoe weinig, kijk ik in de spiegel om mijn eigen rug te zien? Waarom zie ik tijdens een stadswandeling pas zodra me daar een stadsgids op wijst, de bovenkanten van de gevels? Ik leef dus in een sfeer van continue vervreemding van wat om me heen zoal bestaat. Mogelijk leef ik slechts halfbewust. Dit doet me terugdenken aan mijn opa en mijn pa.
Onze pa, kwam dus in ons leven ook voor. Maar tijd om veel leuke dingen met je te beleven had de man gewoonweg niet. Het was hard werken, voor een groot gezin, en thuis tot rust komen, om de andere dag weer vroeg aan de slag te kunnen.
Hier in het Midden-Brabantse, zo valt me op, viel er dan ook voor vrouwen ook weinig te emanciperen. Ze hadden de broek al aan. Niet omdat ze van zichzelf zo dominant waren, maar eerder omdat dat gewoon van ze werd verwacht. De man, veelal de enige kostwinner, werkte dag en nacht.
Zij beheerde dus de inkomsten. Zij legde op zaterdag, zijn schone goed en zijn tabak klaar. Plus wat traktement. De zaterdagmiddag en de zondag, werden voor een groot deel aan de kerk en voor een kleiner gedeelte aan het gezin en het gezamenlijke familiebezoek besteed. Moeder voedde de kinderen op. Onze pa bezat, wanneer het wel even kon, nog een wijze van genieten zoals je die nu bijna niet meer tegenkomt. Hij zal dit vroeger eerst zelf, zo geleerd hebben. Hij kon net als mijn opa, af en toe met ons gaan kuieren, wat totaal iets anders is, dan wandelen. Wat betekent, gewoon je voeten achter elkaar zetten en niet écht ergens heen gaan. Kuieren om te kuieren dus. Gewoon praten met elkaar over de voorbije, of filosoferen over de komende week of, dat kon soms zelfs zomaar, over de zin van het leven.
Opa zie ik dat ook nog doen, alsof het gisteren was. Ik zie hem nog, in zijn donkerblauwe streepjespak met vest en een grote gouden horlogeketting, zijn hoed op, en een ligustertakje dat hij onderweg had geplukt, tussen zijn tanden. Zoals ik het me nu herinner, was het dan altijd ”goei weer”. Hij wist van écht genieten!
Door de week, rookte hij niet en dronk dan ook geen alcohol.
Maar dan de zondag! Dát was voor hem de mooiste dag van de week! Op die dag ging hij altijd naar de kerk naar de hoogmis van half twaalf.
Wanneer die uit was, keerde hij naar huis terug en ging in zijn leunstoel zitten, om even te genieten. Hij begaf zich dan naar de grote eiken kast en haalde een fles cognac te voorschijn. Nam daarna een borrelglaasje, dat hij met zorg tot aan de rand toe vulde. De geur van de cognac werd door hem diep opgesnoven. Hij genoot daar uitgebreid van, om dan nog meer van het aroma te kunnen genieten. Hij nipte er heel voorzichtig aan. Ook rookte hij daarbij zijn wekelijkse sigaar, waarvan hij de punt eerst verwijderde met de zilveren sigarenknipper, die hij uit zijn vestzak opdook. Dan, stak hij die met veel ceremonieel aan, door een lucifer eerst een eindje onder de sigaar te houden en de vlam omhoog te zuigen wanneer ze de top bijna had bereikt. Vers aangestoken, bewoog hij ze met kringen rond zijn neus, en snoof diep, om ook de geur van de rook goed te laten doordringen. Wanneer het glas leeg, en de sigaar op was, ging de stop op weer op de fles. De sigarendoos sloot hij weer voor een week in de kast.
Dan was het gedaan, tot aan de volgende zondagmorgen.
Zijn week leek wel uit twee delen te bestaan. Tot en met de woensdag, genoot hij na van het idee een sigaar te hebben gerookt en een borrel te hebben gedronken. Daarna begon hij de tweede helft van de week alvast te genieten van het uitzicht op de komende zondag. De smaak moet wel bijzonder gebleven zijn. Verslaafd was hij zeker niet te noemen. Het leven zelf boeide hem. Zodra de plantjes in de tuin het begonnen te doen of er kwam wat zaad op, glom hij van weelde. ”Dat komt er mooi aan” of "laat maar groeien” waren dan zijn woorden. Opa leefde in en met de natuur. Ik zou willen dat ik die manier van leven terug kon vinden. Maar ook ik heb haast, terwijl ik niet weet waarvoor. Zeker niet, nu ik van mijn tijd mag genieten. Of moet ik perse naar mijn kist toe hollen?
Ik ga vanaf morgen proberen om intenser te
leven en nóg meer te genieten.