Riel heeft geen cowboy
meer
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 21 juni 1969
Wout
Hermans is niet thuis op die vrijdagmiddag als we op
goed geluk op de bel drukken van zijn woning,
Dorpsstraat 34 te Riel, waar hij inwoont bij zijn
getrouwde dochter, het echtpaar Vermeer-Hermans. Dan
maar volgende week, maandagmiddag, luidt de
afspraak. Als we die bewuste maandagochtend
telefonisch nog even aan onze komst herinneren,
klinkt het aan de andere kant van de draad in Riel:
"We hebben een tragische mededeling voor u. Vader
heeft zaterdag een hartaanval gehad en is zondag
gestorven." Even een korte stilte en dan: "En hij
had er zich al zo op verheugd voor de krant eens
zijn herinneringen te vertellen..." Het interview
met "de Rielse cowboy" zal nooit gehouden worden al
had hij nog zoveel te verhalen. Nu moeten we het
doen met zijn belevenissen, die uit de tweede hand -
dat wil zeggen via zijn kinderen - tot ons zijn
gekomen.
Iedereen in Riel en omgeving kende de 83-jarige Wout
Hermans. Van afkomst een boerenzoon, geboren op de
Druysdijk te Alphen, die met zijn 21 jaar het grote
avontuur van emigratie naar Canada aanvaardde en
daar - door de loop van het lot - zich tot een
rasechte cowboy ontwikkelde. 't Was een heel eind
van den Druysdijk met z'n Martinuskapel in de
schaduw van de bomen naar de prairiën van Rockeyfort
in de nabijheid van het meer bekende Calgary. Daar
had de ondernemende jongeman de ruimte, die hij in
de Brakelse akkers en de Alphen-Oisterwijkse hei had
leren kennen, verduizendvoudigd voor zich. Daar kon
hij zich uitleven, wat echter niet betekent, dat
zijn kleine, Brabantse dorp in het vergeetboek
geraakte. Iedere drie jaar kwam hij op bezoek naar
zijn inmiddels weduwe geworden moeder, die voortaan
in Riel woonde. Dan ging de mare door het dorp:
"Heddem gezien? Wout Hermans uit Canada is over."
Lasso werpen
Wout
zorgde er zelf wel voor, dat zijn bezoek niet
onopgemerkt bleef. Wie verre reizen doet, kan veel
verhalen. Heer Jurriaan wist het al en Wout Hermans
leverde in Riel het bewijs. Het contact met zijn
geboortestreek had hij nooit helemaal verloren. Toen
hij na de eerste wereldoorlog er in Canada
definitief de pannen oplegde en zich permanent in
Riel vestigde, viel de acclimatisering daar niet zo
moeilijk. Hij stichtte er een gezin maar een
bijzondere figuur bleef hij.
Per
saldo vormde hij de enige Rielse cowboy. En had hij
niet, behalve een sterk gestel, ook een aantal
kunsten meegebracht, die de mensen versteld deden
staan? Een van die kunsten was het lasso werpen.
Menige boer uit Riel en de omtrek heeft daarvan
profijt getrokken als een koe de kolder in de kop
kreeg en ze dat beest zelf niet meer aan durfden
raken. "Ga maar naar Wout Hermans!" werd er gezegd.
Dan verscheen Wout met zijn lasso in vele lussen om
de schouders. Nu niet meer te paard, zoals in
Canada, maar tweebeens te voet.
Voor het zeggen
"Zeg
maar waar ik hem vatten moet. Om z'n horens? Om z'n
poten?"... Dan stelde Wout zich in postuur in de
wei, zwaaide de meterslange lasso als een grote ring
boven zijn hoofd en zjoep!... daar suisde het touw
om het aanstormende koebeest. De boer-in-nood was op
zijn wenken bediend. Wout zag er ook helemaal geen
been in om zo'n koebeest daarna bij de horens te
vatten en tegen de grond te werken. In Canada had
hij voor heter vuren gestaan!
Een
emigratie naar Canada behoort op de dag van vandaag
tot vrij normale zaken. Toen Wout Hermans in 1906
vertrok, betekende het niet meer of minder dan een
grote sprong in het duister, al zijn er rond die
periode ook meerdere emigranten uit Tilburg en
omgeving naar Canada vertrokken. Van grondige
voorbereiding, van opvangcentra en talen leren was
uiteraard helemaal geen sprake. Men arriveerde met
twee handen aan het lijf en moest dan maar zien, wat
daarmee viel uit te richten. Aangezien de eerste en
meeste emigranten uit de Oost-Europese landen
kwamen, werd een emigrant niet zo bijzonder
hartelijk ontvangen. Men had er zijn door de
ervaring gevestigde opvattingen over. En die waren
heel anders dan de huidige, nu men in de naoorlogse
jaren de uit een wel heel ander hout gesneden
Westerse emigranten heeft leren kennen. De
Nederlandse jongens van 1906 hebben er een spits af
moeten bijten, wat niet altijd even gemakkelijk
bleek. Ook niet voor Wout Hermans van de Druysdijk.
"Greenhorn"
Omdat hij dan toch wel iets van koeien en paarden
wist, besloot Wout maar meteen cowboy te worden.
"Greenhorn", zo noemden hem zijn collega's. Dat
betekent in het Nederlands "groentje" of
"nieuweling", maar het houdt tevens in lijdend
voorwerp te zijn van plagerijen. Voor een
"greenhorn", die bovendien geen woord Engels
verstaat, gelegenheid te over om op de hak genomen
te worden. Zodra de cowboys je Engels gaan leren,
houd je dan maar gedekt. Als je eens goed wilt
uitpakken met je pas verworven kennis, heb je gauw
een draai om je oren te pakken, want je hebt precies
het eerst de woorden geleerd, die je beter
achterwege kunt laten.
Wout
is door die leerschool gegaan zonder zich in de hoek
te laten drukken. Zagen we hem op een vergeelde foto
niet parmantig te paard zitten in een met sneeuw
bedekte vlakte? Een dikke duffel aan tegen de kou,
de lasso om de schouder, de voorkant van de benen
bedekt met langharige berenhuiden en drie honden
rond het paard. "Die daar!" zegt zijn tegenover ons
zittende zoon, die er plezier in heeft zo'n vader
gehad te hebben. "Die daar!" en hij wijst een van de
honden aan. "Dat was er eentje. Daar kon geen wolf
tegen aan." Als mijn vader zei: "Vooruit, pak aan!"
dan vloog hij iedere wolf naar de keel.
Op een "branco"
Bij
wijze van examen werd Wout Hermans door zijn
collega's op een "branco" gezet. Dat blijkt een
paard te zijn, dat de dolste kuren uithaalt als het
een ruiter op zijn rug krijgt. Wat zo'n beest
levert, lijkt meer op sensationeel circuswerk dan op
ruiterij. De kunst van de ruiter is dan op het paard
te blijven. Nu zit daar vaak een smerigheidje bij.
Men heeft een pin door het zadel geslagen, waardoor
het paard harder te keer gaat naarmate die pin
verder is aangedraaid.
Op
de jaarlijkse "stampedes" was Wout later, als in de
wol geverfde cowboy, regelmatig present. Ook hier
gaat het om een weinig zachtzinnig ruiterfestijn,
waarbij één man soms wel twintig paarden mende.
Alles bij elkaar is zo'n "stampede" een woest
gebeuren, maar... er viel veel geld mee te
verdienen.
Niet flauw zijn
Dat
je niet flauw moet zijn in dit harde milieu
ondervond Hermans aan den lijve. Wie bij een
"stampede" van het paard geslingerd werd, legde men
gewoon, half dood of bewusteloos, langs de kant
zonder dat iemand verder naar je omkeek. Dat
overkwam Wout Hermans. Toen hij uit zijn
bewusteloosheid bijkwam, viel er geen mens meer op
het eerst drukbezette terrein te bekennen. De
"stampede" was al lang afgelopen. Maar je bent
cowboy of je bent het niet.
Die
Alphense jongen heeft niet alleen met koeien over de
prairiën gereden maar ook met hele kudden buffels.
Uit de door Wout overgeleverde verhalen blijkt, dat
bij zo'n kudde buffels steeds enige stieren voorop
gaan. Moet een kudde keren dan raast de cowboy
tussen de buffels door om de stieren te grijpen en
deze in de nieuwe richting te dwingen. Daarin
eenmaal geslaagd dan volgt de kudde vanzelf.
Romance
Dat
de prairie ruimte biedt voor meer subtiele romantiek
getuigt het feit, dat Wout zijn eerste vrouw door
toeval in de prairie heeft gevonden. Om een lang
verhaal kort te maken: Na een jacht op een wild
paard was hij verdwaald en komt des avonds bij een
vreemde farm aan. De hartelijke ontvangst
resulteerde uiteindelijk in een huwelijk met een
daar ontmoete Belgische vrouw uit Brussel, die een
Franse opvoeding had genoten en bijzondere
voorliefde voor muziek aan de dag legde.
Schieten
Het
moet wel, dat vader Hermans, weduwnaar geworden,
terug in Riel en hertrouwd met een vrouw uit eigen
streek, zijn kinderen hele avonden met vertellen
heeft beziggehouden want de verhalen rollen er bij
de kinderen zo maar uit. Er is ook die geschiedenis
van de hoge weddenschap met een Canadese
bankdirecteur, die Wout uitdaagde voor een
schietpartij op kleiduiven. Om beurten schoten ze op
een in de lucht geworpen schoteltje. Zeventig keer
schoten beiden om beurten raak. De directeur miste
het 71ste schoteltje. Wout raakt nummer 72 en won...
Zijn schietkunst demonstreerde Hermans ook
herhaaldelijk in Riel. Dat ging zo: één gulden van
hem op een paaltje en een kwartje of dubbeltje van
de mede-wedder de lucht in. Miste Wout's schot de
kleine munt, dan was zijn gulden verloren. Er hebben
er niet veel zijn guldens van het paaltje gestreken.
De Rielse konijntjes kunnen eveneens van de schutter
meepraten. Als je ook vijftig jaar achtereen een
jachtacte bezit!
Een
auto door zijn lasso laten rijden, het vangen van
vier kinderen in één worp, waren ook uitingen van
het oude cowboybloed. Op 69-jarige leeftijd heeft
hij in Lage Mierde commiezen en politie met die
lasso nog diensten bewezen. Al drie dagen hadden ze
daar achter een dolgeworden smokkelkoe gezeten, die
men haar zuigend kalf had afgenomen. Toen kreeg een
uit Riel afkomstige commies een idee: "Als ik de
cowboy uit Riel mag halen, hebben we ze zo!" Het
mocht! Ongelovige gezichten sloegen om in
bewondering toen Wout Hermans het beest in zijn
lasso kreeg en tegen de grond dwong. Overigens niet
zonder sensatie en complicaties, die de breuk van
zijn lasso opleverden.
Herinneringen
Ziehier een deel van de verhalen via de tweede hand.
We hadden ze uit Wout's mond zelf willen horen. We
hadden zijn reacties willen observeren om
persoonlijk de man te leren kennen in zijn
originaliteit, blijmoedigheid en vitaliteit, waarin
zijn kinderen hem boetseerden. De dood is ons te rap
af geweest! In de Dorpsstraat te Riel staat echter
een huis, dat zich in bouwtrant wat van andere
onderscheidt. Het is de stenen nabootsing van zijn
huis in Canada. Op de zolder van dit huis hangt een
gebroken lasso, die de prairiën van Canada heeft
gezien en die als slaapcirkel tegen slangen heeft
gediend. Twee herinneringen aan de eerste en
wellicht ook de laatste Rielse cowboy. Nu reeds
voorbestemd om straks tot legende te worden...
PIERRE VAN BEEK