Twee begijntjes uit
16de eeuw dreven een aardige handel
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 15 januari
1976
Begijntjes deden in de 16de eeuw nog wel wat anders
dan bidden en goede werken. In Den Bosch zaten er in
augustus 1589 bijv. twee, die een heel lucratieve
handel dreven in wollen lakens. We leren dit uit een
artikeltje van drs. Mechelien Spierings in het
jongste nummer van "De Kleine Meijerij", het
vlugschrift van de Heemkundekring en het
Streekarchivariaat Oisterwijk, dat omvat de dorpen
Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel,
Oisterwijk en Udenhout. Die twee begijntjes, de
63-jarige Margriet Heynen en haar 58-jarige zuster
Marijke deden daarbij "sam-sam" met de Oisterwijkse
wollenlakenkoopman Jacob Beyherdts. De twee brave
vrouwtjes deelden in de helft van de winst in deze
onderneming. Zij verwerkten de wol tot laken
stoffen, die de koopman daarna aan de man bracht.
Die samenwerking heeft jaren geduurd. De begijntjes
verdienden zó goed, dat er een gezin van vier man
van kon leven en jaarlijks hielden ze nog een aardig
sommetje over. Als zij als getuigen voor een notaris
optreden, geven de twee hoog op van hun "compagnon".
Ze zeggen zelfs, dat Beyherdts de voornaamste
drapenier van Oisterwijk en heel Brabant was. Er was
"nooit te voren of daarna iemand geweest, die zulke
goede, fijne, kostelijke lakenen kon laten maken als
hij". Tóch zei de man de branche vaarwel om
rentmeester te worden. Een omschakeling waarvan zijn
vrouw allerminst gediend was. Wat weten we in
Tilburg eigenlijk van deze concurrent?
Tegen de historische achtergrond van de Meijerij en
met name van de heerlijkheid Helmond vervolgt Jan
A.J. Becx zijn artikelenreeks over het geslacht
Becx, dat vijf eeuwen in de Meijerij een voorname
plaats innam. De auteur sluit de eerste generatie,
die begint met stamvader Jan Janszn Beck, af en
stapt dan over tot Lambrecht of Lammember Beck, die
als zoon uit het derde huwelijk van de stamvader Jan
de schakel vormt in de verdere stamreeks. De auteur
vond over deze Beck, die waarschijnlijk vóór 1500
werd geboren, tal van bijzonderheden. Voor de bloei
van de stamreeks blijkt juist de tweede generatie,
de alliantie Lambert Beck en zijn vrouw Margriet
Tielens, van bijzondere betekenis te zijn geweest.
Als derde generatie van de stamreeks zien we dan de
bekende figuur mr. Jacob Becx, secretaris-schout van
Helmond, aantreden in de magistraat van Helmond!
Vanaf deze Becx werd de familienaam voortaan als
Becx gespeld. Met ene jonker mr. Lambert Becx-De
Cock bereikte het geslacht een hoge bloei. Bij de
Vrede van Munster 1648 was de rol van de vier
opeenvolgende generaties echter weldra uitgespeeld.
De familiegeschiedenis kreeg een andere wending.
Vanaf de volgende generaties waren de Becx'en als
landjonkers te Moergestel gevestigd. Door het
terugvinden van een "verklaring van adeldom" is men
daarover nu beter dan voorheen ingelicht. Er begint
een nieuw hoofdstuk in de stamreeks.
Trouwen
Hoe
er in de periode van 1815-1894 in Berkel-Enschot
getrouwd werd, komen we te weten uit een artikel van
P.J.M. Wuisman, die daarover cijfermateriaal
verzameld en bekeken heeft. Dat bekijken levert een
hele reeks interessante bijzonderheden op. Bijv.
waar bruid of bruidegom vandaan kwamen, welk beroep
ze hadden, op welke leeftijd en op welke dag bij
voorkeur de belangrijke stap gedaan werd en wat de
gronden daartoe geweest kunnen zijn. Het blijkt, dat
in genoemde periode de bruidegom gemiddeld 30 en de
bruid 28 jaar was. Er komt ook een huwelijk voor van
een 17-jarige dienstmeid met een 43-jarige weduwnaar
en een van een 18-jarige dagloner met een 41-jarige
vrouw, welke bruid een tweetal kinderen in het
huwelijk meebracht. Die werden bij deze gelegenheid
eindelijk gewettigd. Tot geliefkoosde trouwdagen
heeft gedurende een bepaalde periode o.a. de zondag
behoord. Men had gewoon op een werkdag geen tijd en
moest zondag toch naar de kerk. Het ging dan
allemaal in één moeite door! Het artikel geeft nog
tal van andere bijzonderheden en leert dat het
spelen met cijfers nog wel eens aardige dingen kan
opleveren.
Brabantse mutsen
Wie
Brabantse mutsen uit grootmoeders tijd wil zien,
moet naar het museum. Aug. van Breugel vertelt hoe
hij met een pater van de H. Harten in het gebied van
Esch en Haaren opereerde om een aantal nog
zorgvuldig door particulieren bewaarde mutsen op de
kop te tikken voor het museum van St. Oedenrode. Het
was een plezierige en succesvolle onderneming. De
nostalgie kan hier aan haar trekken komen.
"De
Kleine Meijerij" bevat verder wat "klein grut" zoals
een boekbespreking, een aanvulling op de
Moergestelse monumentenlijst t.w. de pastorie van de
r.k. kerk, pand 15 aan de Postelstraat, iets over de
zg. Oliebruid te Esch en boekaankondigingen.
Tekeningen en foto's verluchten dit, zoals altijd,
weer goed verzorgde nummer.
PIERRE VAN BEEK