Lege plek op de
monumentenkaart
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 4 juli 1975
Midden-Brabant is er maar bekaaid afgekomen op de
onlangs verschenen Monumentenkaart van Nederland. Om
nu maar heel dicht in de buurt te blijven - alleen
reeds het gebied van "De Kleine Meijerij", de streek
van het vlugschrift van de Heemkundekring en het
Streekarchivariaat van Oisterwijk, omvattende de
gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt,
Moergestel, Oisterwijk en Udenhout, vertoont een
merkwaardige lege plek. Geen woord over de kastelen
Zwijnsbergen bij Helvoirt, Nemelaer te Haaren en de
Strijdhof te Udenhout. Elders worden soortgelijke
kastelen echter wél vermeld. De kortelings
gerestaureerde N.H. kerk te Helvoirt en de oude
molen van Moergestel ontbreken. Met de 15de-eeuwse
torens van Haaren, Esch, Moergestel is hetzelfde het
geval. Terecht signaleren bestuur en redactie van
"De Kleine Meijerij" in hun jongste nummer met grote
spijt dit manco en gemiste kans.
Vijf eeuwen Becx
Onder de afstammelingen van het in 1940 overleden
Oisterwijkse echtpaar Carel Becx-Meghelina
Borghaerts wordt dit jaar te Oisterwijk een
familiereünie gehouden om het historische feit te
gedenken, dat de stamvader van de Helmondse tak van
de familie Becx, ene Jan Beck, vijfhonderd jaar
geleden, dus in 1475 ingeschreven werd als poorter
van de stad Helmond. J.A.J. Becx "preludeert" op het
actuele gebeuren te Oisterwijk door in het verleden
te graven. Dit in de vorm van een stamreeks, die
poogt een algemeen overzicht te geven van vijf
eeuwen familiegeschiedenis. Hij brengt thans de
eerste aflevering daarvan. O.a. blijkt uit zijn
studie, dat Jan Beck stamt uit een geslacht van
leenmannen (ridders) in het land van Valkenburg.
Allemaal heel interessant. Ook al omdat latere
nakomelingen, met aan het hoofd Caspar Hendrik Becx,
in Moergestel kwamen en zich daar als landjonkers
wisten te handhaven op het slotje "Hoogenhuysen",
een naam, die nog altijd bestaat. In 1860 komt de
eerste Becx in Oisterwijk, waar dit geslacht nog
bloeit.
Handmerken
Tot
in het begin van onze eeuw bestonden er nog oude
mensen, die niet schrijven konden. Maar bij
officiële stukken moest er toch ondertekend worden
en... dan zette men maar een kruisje. Dat was wel de
eenvoudigste manier. Nóg vroeger legde iemand zijn
individualiteit wel vast in zg. hand- of huismerken.
Die deden dan als handtekening dienst. Zulke tekenen
gingen in rechte lijn over op de oudste zoon.
Jongere zonen moesten daaraan weer een teken
toevoegen om het huismerk van dat van de oudste te
onderscheiden. Anton van Oirschot vertelt hierover
en laat daarbij een zeventiental huismerken
afdrukken. Kabbalistisch aandoende kriebeltekens,
welke hij ooit gevonden heeft in het Helvoirtse
dorpsarchief.
In
1437 hadden Philips de Goede, hertog van Brabant, en
Johanna van der Leck, de Vrouwe van Moergestel, een
verschil van mening over hun wederzijdse rechten.
Philips ging het blijkbaar meer om de centen doch
Johanna meer om de rechten "an sich". Thilde Bruning
heeft die stukken daarover bekeken. Daarbij raakte
zij méér dan in de zaak zelf geïnteresseerd in de
namen, leeftijd en woonplaats van de 15de-eeuwers,
die in de procedure kwamen getuigen. Een hele reeks
uit onze naaste omgeving. Ze zet ze netjes
alfabetisch op een rijtje met hier en daar nog een
bijzonderheid erbij. Wie weet of een lezer er niet
een vijftiende-eeuwse stamvader in ontdekt!
Gildezilver
De
reeds zesde bijdrage van drs. W.H.Th. Knippenberg
over het Meijerijse gildezilver is gewijd aan het
gilde van St. Antonius en St. Sebastiaan te
Udenhout. De auteur geeft een van 1682 tot 1973
lopende lijst van koningen en koningsschilden en wat
er in die periode aan zilver verdwenen is. Tevens
vermeldt hij de primitieve versjes, die vanaf 1801
op de koningsschilden voorkomen. Een voorbeeld van
deze "kunst" uit 1843: "Dat den vorigen (koning?) is
gaan lopen, dat heeft er veel verdroten. Maar ik Jan
van Hest tot hun verdriet, schoot den vogel af en
hij wist het niet".
Pokkenkoe
Van
de hand van Thilde Bruning treffen we nog een
verhaal aan van de Oisterwijkse slager Salomon
Symons en een door hem van Carel van den Eijnde te
Moergestel in 1744 gekochte koe, welke bij het
slachten door pokken besmet bleek. Salomon nam dat
natuurlijk niet, maar de verkoper redeneerde
blijkbaar: verkocht is verkocht! Het kwam tot een
slepende rechtszaak van een en driekwart jaar totdat
de Moergestelnaar overleed. Uitspraak werd er in de
affaire niet meer gedaan. Of Salomon zijn geld
kreeg, vermelden de documenten niet.
De
aflevering vol variatie sluit met enige
mededelingen, o.a. dat van de "Geschiedenis van
Udenhout" door W.A. Fasel een iets uitgebreide,
gestencilde herdruk verschenen is.
PIERRE VAN BEEK