Grepen uit Alphens
oude historie
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 15 februari
1975
Tot
de dorpen van onze omgeving, waar veel aandacht is
besteed aan de geschiedenis zowel voor wat de
prehistorie als latere tijden betreft, behoort
Alphen. Wat de eerste hiervan betreft kan men rustig
teruggaan tot het neolithische tijdperk. Dat
betekent zo een 2000 tot 3000 jaar vóór Christus.
Wie er méér van wil weten, kan daarvoor terecht in
"Actum Tilliburgis", het tijdschrift van de
Heemkundekring" Tilborch", een periodiek, dat dit
jaar zijn zesde jaargang is ingegaan. P. van Eijk
behandelt thans die Alphense historie. Hij houdt
zich met heel wat bezig, dat velen uit onze stad en
omgeving vermag te boeien. Het plezierige daarbij
is, dat men aan de hand van dit artikel zelf op
expeditie kan gaan om met eigen ogen te kijken naar
nog steeds aanwezige zichtbare getuigenissen, hetzij
in het veld zelf of in het museum in het voormalige,
protestantse kerkje. Zeker moogt ge daarbij niet
voorbijgaan aan het stroomgebied van de Donge. In de
contreien van de Papemoeren moet dit kleine
riviertje in de prehistorische tijd ongetwijfeld 30
tot 40 meter breed geweest zijn. Zeer instructief
blijkt de bij het artikel afgedrukte kaart uit
pastoor Bincks boekje "Omzwervingen in de Alphense
praehistorie". Aan de hand hiervan valt zóveel na te
gaan, dat degene die het allemaal eens ter plaatse
wil vaststellen, daar wel weken lang mee zoet kan
zijn.
Brabant
Onder de titel "Brabant in opmars" zegt Martin de
Bruijn, dat de 12de- en 13de-eeuwse schrijvers bij
de reconstructie van de historie van hun woonplaats
nogal moeite hebben met de machtsuitoefening van de
Brabantse hertogen gedurende die periode. Er wordt
soms net gedaan of Brabant het hier altijd voor het
zeggen heeft gehad. De zaak ligt echter wel
enigszins anders. Voor wat Groot-Tilburg betreft
poogt de auteur aan te geven wanneer de hertogen
zich hier gevestigd hebben en wat ze bij hun komst
aantroffen. De voorzaten van die hertogen waren de
graven van Leuven, die Orthen bezaten en in 1185
's-Hertogenbosch stichtten. Hun opzet was Orthen te
verbinden met het stamgebied van het zuiden, waartoe
zij het hele tussenliggende gebied, de Kempen,
moesten veroveren. Daarmee zijn ze de hele 12de en
een deel van de 13de eeuw bezig geweest. In die
Kempen troffen zij een aantal "potentaatjes",
waaronder de Giselberten, de heren van
Groot-Tilburg. Van wat zich tussen de Brabantse
hertogen en die heren van Tilburg heeft afgespeeld,
is slechts een fractie bekend. De macht der
Giselberten nam geleidelijk af en ten slotte werd
Tilburg hertogelijk domein. De Giselberten verdwenen
spoorloos. De Bruijn toont zich terdege bewust van
de moeilijkheid van Tilburgse middeleeuwse
geschiedenis. Hij hoopt echter met zijn
aantekeningen een aantal misverstanden voor de
toekomst te voorkomen.
Lichtere kost dan de voorgaande komt van de hand van
Wim van Hest onder de titel "De een zijn dood"...
Het verhaal gaat over een poging van enige
Goirlenaren om in 1718 minstens een dubbele premie
in de wacht te slepen voor het doden van een wolf.
In de heerlijkheid Tilburg en Goirle leverde hun dat
vijftien gulden en vijftien stuivers op. Niet niks
voor één dode wolf. Bij de quartierschout van
Oisterwijk vingen ze echter met dezelfde wolf bot.
De huid van het beest werd ten slotte verkocht aan
een jager van Tilburgs "heere prince van Hesse". Die
jager heette Gontlagh. Een gezellig verhaaltje, dat
men glimlachend leest. Het betreft hier geen
overgeleverd fabeltje maar de geschiedenis blijkt
ontleend aan een officieel document. Man en paard
worden er in genoemd. O.a. treden er op de
Goirlenaren Peter van Aalst, Jan van Aalst, Jan
Janse van Dommelen, Cornelis Couwenberg, Cornelis
Stalpers, Adriaan Bastiaen van Dun en Adriaen
Hosemans.
De
"Historie van de Tilburgse Wielersport" door P. van
Ierlant krijgt in dit nummer haar vierde vervolg.
Tal van Tilburgse renners van rond 1910 treden op
zoals Janus en Basje Gaillard, Jo Paaymans, Janus
Aarts, Jo Beasjou, A. de Louw, Frie de Waal, Hanff,
Deltour en A. Ooms. Er leven nog wel Tilburgers aan
wie die namen iets zeggen. Janus Gaillard was in
1911 zelfs kampioen van Noord-Brabant.
In
aflevering zeven van de serie "Tilburg rond 1450"
voert Ferd. Smulders de lezer nog eens terug naar de
Middeleeuwen. Met name komen hier aan de orde de
gebieden van De Hoeven, De Schijf en De Rijt. We
worden in hoofdzaak geconfronteerd met uit
documenten opgediepte akkernamen en de ligging van
die akkers. Het is interessant na te gaan welke
namen daarvan momenteel nog vigeren. Ter sprake komt
o.a. ook de buurt "die Bochamer", de huidige
Bokhamer, die de laatste tijd in bepaalde kringen
nogal actualiteit bezit. Smulders zegt daarbij:
"daar vond ik de beemd 'Die Martel' en het land
'Trederose' of 'Treerose'. Een stuk land 'die
Bochamer' grensde aan de Heerstal en aan de
Kerckwech". De auteur staat bekend om zijn
deskundigheid en accuratesse zodat de historicus met
zijn materiaal werken kan.
In
hetzelfde artikel wordt ook medegedeeld, dat de
Tilburgse kerk ooit een aangekleed Lieve Vrouwebeeld
heeft gehad, dat stond op "het nieuwe altaar in het
nieuwe koor". Dit nieuwe koor moet vóór 1419 zijn
gebouwd. Waar dat beeld ten slotte gebleven is,
behoort tot de open vragen.
De
"Actum" bevat voorts mededelingen van
kringactiviteiten van de Heemkundekring en een
tweetal "ingezonden stukken". In een van deze deelt
J. Sicking mede, dat een Tilburgse jongen Van de Ven
op kosten van prins Willem (koning Willem II) in
Rome mocht studeren. Het blijkt om een beeldhouwer
te gaan, die ook een opdracht kreeg van koningin
Sophie, de eerste vrouw van Willem III.
Zoals steeds is de aflevering ook nu weer verlucht
met enige foto's en tekeningen. In haar geheel valt
zij op door de rijke variatie en degelijkheid van
inhoud. Een prima nummer!
PIERRE VAN BEEK