CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Hoefstrater vertelt van vroeger

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 14 april 1973

 

De lezer van "Historische Bijdragen" zal wel even vreemd hebben opgekeken toen hij het vertrouwde orgaan van de Tilburgse Heemkundekring onder de neus kreeg. Het blad is in een nieuw kleed gestoken en werd tevens omgedoopt. Het heet voortaan "Actum Tilliburgis". Hoe men aan de naam komt? De woorden zijn ontleend aan een oorkonde van 21 mei 708, welke voorkomt in het twaalfde-eeuws "Liber aureus", het "gouden boek" van de abdij van Echternach. Daarin staan de woorden: "Actum publice Tilliburgis". Men zou dat Latijn wellicht kunnen vertalen met: "Gedaan in het openbaar in (de) Tilburg(en)". Voor de nieuwe titel van het Tilburgse blad heeft men kortheidshalve "publice" weggelaten. Voor het titelhoofd werd het in het "Liber aureus" gebruikte lettertype nagebootst voor zover de leesbaarheid daardoor niet in het gedrang kwam. Verder is het titelblad versierd met een hout- of linoleumsnede(?) van een verdwenen hoekje oud-Tilburg, dat velen nog gekend hebben. Het is het achteraanzicht op de Heikese kerk met het pand en het zg. "Straatje van Bronsgeest", waarvan ook reeds een ets bestaat van de hand van De Laat.

De thans verdwenen naam van het tijdschrift werd reeds vrij spoedig als een beperking ervaren doordat hij te zeer het historische beklemtoonde terwijl deze eigenlijk maar één van de verschillende facetten van de Heemkunde uitmaakt. Het streven naar breder opzet komt reeds tot uitdrukking in de eerste aflevering van het omgedoopte periodiek, dat ook technisch enige verbetering heeft ondergaan. Die spreekt in de verluchtende tekeningen en duidelijker lettertype.

 

Vorster

De uitgebreidste en meest doorwrochte bijdrage levert echter toch weer de afdeling "historie". Ze is van de hand van een getrouw medewerker, C. Weijters, en ze handelt over: "Het ambt van vorster in Tilburg vóór 1795". Wat dat voor een figuur was? Men zou hem kunnen noemen een gerechtsbode of deurwaarder. Daarnaast speelde hij evenwel ook politiedienaar of veldwachter. Hij was dus belast met de handhaving van orde en rust. Door naarstige studie van oude stukken, o.a. instructies, voorwaarden en voorschriften, haalt de auteur deze functionaris in Tilburg uit het grijze verleden naar voren met als resultaat, dat er een heel wat klaarder beeld oprijst dan men er tot heden van had.

 

Heikant - Oude Heikant

Ferd. Smulders brengt de lezer postuum in een vijfde opstel naar Tilburg in de late Middeleeuwen t.w. "Tilburg rond 1450". Hij behandelt daar de Heikant, de herdgang, welke rond die tijd reeds een levendig bebouwde en bewoonde streek blijkt te zijn geweest. Smulders was niet iemand, die er met de pet naar gooide. Hij werkte met een grote accuratesse en kennis van zaken als hij snuffelde in oude akten. Zijn huidige artikel ontrukt een hele collectie oude benamingen aan de vergetelheid of bevestigt hoe oud de thans nog steeds vigerende namen daar op de Heikant zijn. De Moerstraat (in de buurt van Peerke Donders) bestaat al in 1421. Aan de Rugdijk staan daar reeds verschillende huizen. Het Lijnsheike en de Lijnse straat ontleenden hun naam aan een "Goed ter Lijnden" (Linden). Die namen hebben derhalve niets te maken met de tramlijn, welke hier vroeger liep. Vooral degene die goed op de oude Heikant thuis is, zal veel genoegen aan deze bijdrage beleven. Misschien wordt hij nog wel een beetje trots als hij ziet welke respectabele ouderdom zijn gebied bezit.

 

Op de bres

In de actualiteit wortelt de publikatie van de letterlijke tekst van het Beroepschrift, dat de Heemkundekring eind vorige jaar tot Ged. Staten richtte tegen het raadsbesluit van de gemeente met betrekking tot het bestemmingsplan "Het Zand". De Kring sprong hiermee op de bres voor o.a. het behoud van oude wevershuizen aan de Reitse Hoevenstraat, de boerderij de Bokhamer alsmede het oude stratenpatroon van Bokhamerstraat en Herstalsestraat.

De afdeling archeologie krijgt haar beurt door Ronald Peeters, die zijn repertorium van de Tilburgse pre- en protohistorie vervolgt. Zijn zesde aflevering staat stil bij het urnenveld uit de vroege ijzertijd in het Wandelbos. Een in april 1939 aangetroffen urn vormt tot heden de enige vondst in Tilburg uit de ijzertijd (plm. 800 voor Chr.). Het destijds gerestaureerde reliek, dat zich nog in Tilburg bevindt, zou momenteel in slechte staat verkeren. Hopelijk laat de particuliere bezitter daar wat aan doen.

 

Veel details

Niet alleen wie verre reizen doet maar ook wie niet tot de jongsten behoort, kan veel verhalen. Zo dacht er blijkbaar de 76-jarige Hoefstrater M. van den Dries over. Dus klom hij in de pen en legde zes bladzijden vol herinneringen vast van zijn contreien: Hoefstraat en Groeseind. Hij weet het precies hoe het er in en om uitzag in het huis, dat de naam "De Specht" droeg en dat eens lag op ongeveer de hoek van de Hoefstraat en de Groeseindstraat.

De zin van dit soort publikaties ligt vooral in de aandacht, die daarin aan het detail geschonken wordt. Pretentieloos verhalend draagt de bejaarde auteur heel wat bijzonderheden aan, waarvan komende generaties nut kunnen hebben. Hij heeft ze in zijn artikel rondgestrooid als krenten in een krentenmik. Neem bijv. zijn alinea over het aardappelsteken en -zetten. Soms kwam daar Drik van Rooy, de grafmaker, als "spaaier" aan te pas. En wie weet nu nog wat de uitdrukking "de ril slaan" betekent? Dat wil zeggen, na het spitten, de kluiten stukslaan, dan een schuine kant maken, de aardappelen er in drukken met daarna mest er over. Dit "slaan van de ril" gebeurde met een riek met platte tanden, waarmee men later ook de aardappelen rooide. "Dat was hard werken want men moest de spaaier bijhouden"... Nou weten we waarom er moeders zijn geweest, die wel eens tot hun kinderen zeiden: "Ge eet as 'nen spaojer!"

 

Kinderspelen

De schrijver laat de verdwenen kinderspelen ook de revue passeren. Daartoe behoorden o.a. het repen. Die werden bij avond wel eens bespannen met vetpezen om deze daarna aan te steken. Het betrof bij dit "vuurwerk" versleten pezen van de selfactmachines uit de textiel, welke bediend werden door "vethollen" of draadmakers. Is het ontstaan van het wel als scheldwoord gebruikte "vethol" dus aan deze pezen, die met olie doordrenkt waren, te wijten?

Om even wat jeugdsentiment los te slaan... de spelen, die Van den Dries beschrijft zijn: piepeltje (verstoppertje - ook wel hoorntje genoemd), baren, repen (hoepelen), voetballen met ballen garen, haktollen, pantomime, touwtje springen, beugelen, mitje steken ("obbes of mis"), schiereven, kaaischeuten of knikkeren, paapsteken of steentje kletsen, pinkeren, stelten lopen, optocht houden en slooike (slootje) springen. "Zwemmen was er niet bij. Dat werd als zondig beschouwd!"...

 

Schrijfoefening

"Hoe Jantje van Os leerde schrijven" doet Wim van Hest uit de doeken. Bij het doorlezen van de begraaflijst voor de periode 1686-1700 viel de aandacht van de schrijver op de omslag daarvan. Die bestond namelijk uit een verzameling van met versjes en rijmpjes volgekrabbelde papiertjes. De tekenen wezen er op, dat men hier te maken had met kinderschrijfproeven o.a. van ene Jan Jansse van Os. Er was ook werk bij van ene Peter Verheyen en een Johanna van de Ven. De rijmpjes zijn karakteristiek door hun pedagogische en vooral ook vrome inslag.

 

Naast een "Ten geleide" van de redactie bevat de aflevering bestuursmededelingen, de volledige tekst van de koninklijk goedgekeurde statuten van de Kring en een inhoudsopgave van de jaargang 1972.

 

PIERRE VAN BEEK