Moergestelse baron had
kolder in de kop
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - dinsdag 31 juli 1973
De
heerlijkheid Moergestel herbergde eens een baron met
de daverende naam Alexander Maximiliaan de Lonnay.
Het is wel lang geleden. Het "hoogtepunt" van zijn
optreden speelde zich af in 1736. Over het wat en
hoe daarvan zouden we nu onwetend zijn indien A.M.C.
Zom dat niet eens in oude documenten had nagespeurd.
Het resultaat van dit onderzoek wordt gepubliceerd
in de jongste aflevering van "De Kleine Meijerij",
het vlugschrift van de Heemkundekring en het
Streekarchivariaat van Oisterwijk, Berkel-Enschot,
Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en
Udenhout.
Wildeman
De
baron komt hier naar voren als een hypochondrische
wildeman, die een gevaar voor zijn omgeving
betekende totdat hij veilig werd opgeborgen. Ondanks
zijn Franse naam was hij een geboren Moergestelnaar.
Uit het doop-, trouw- en begraafboek van de R.K.
parochie Moergestel, lopende van 1626-1706, blijkt
dat hij aldaar gedoopt werd op 8 april 1697. Zijn
ouders waren Johannes de Lhonnay en Beatrix
Steenleer. Tegenover ieder die hem dwars zat - of
als hij dat slechts meende - ging hij niets ontziend
te keer, waarbij hij er met geweer of revolver maar
op los schoot en ook op los sloeg. Er kwam geen eind
aan het "groeiend aantal misdaden" zoals de
drossaard van de heerlijkheid Petrus Becude voor de
schepenbank verklaarde. De emmer liep over toen de
baron zich tegen de drossaard keerde. Dat kwam hem
te staan op een opsluiting in de gevangenpoort te
Den Bosch onder beschuldiging van mishandeling met
poging tot doodslag. De gerechtelijke molen begon te
draaien. Hoe? Daarvan vertelt het oud-rechterlijk
archief van Moergestel.
Getikt
Alvorens tot het eigenlijke proces te komen geeft de
auteur van de reconstructie een summiere
uiteenzetting van een strafzaak in die dagen om
vervolgens de gebeurtenissen rond de baron de revue
te laten passeren. Uit getuigenverklaringen komt
naar voren, dat de baron heel wat op zijn kerfstok
had. Hij was volkomen getikt. De verdediging
kwalificeerde hem als lijdend aan melancholie,
hypochondrie en razernij. Zijn familie bewerkte ten
slotte, dat de man uit de gevangenis te Den Bosch
verlost werd om veilig onder toezicht gesteld en
opgeborgen te worden bij de paters Cellenbroeders te
Maastricht. Dit gebeurde op 10 augustus 1737,
nagenoeg een jaar na het begin van de moeilijkheden.
Gildezilver
Een
viertal tekeningen verluchten dit boeiende verhaal,
dat het grootste gedeelte van deze aflevering van de
"De Kleine Meijerij" in beslag neemt. Slechts twee
medewerkers vullen het. Die tweede is dan weer drs.
W.H.Th. Knippenberg, die zijn vierde aflevering
brengt over het "Gildezilver in de Kleine Meijerij".
Het gaat ditmaal over het zilver van het St.
Willibrordusgilde te Esch. O.a. over de twee oudste
koningsschilden van 1598 en 1602. Men heeft daarbij
echter niet met de originele te maken maar met in de
18de eeuw vervaardigde vervangingsschilden.
De
redactie van "De Kleine Meijerij" heeft de gewoonte
van tijd tot tijd de afbeelding op het titelblad te
variëren. De laatste tijd wordt dat gesierd met een
foto van "De Strijdhof" te Udenhout.
PIERRE VAN BEEK