CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Rietdekken: oud handwerk wordt nog steeds beoefend

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 10 april 1964

 

Toen de Vlaamse dichter Guido Gezelle "het ranke riet" hoorde ruisen, beluisterde hij daarin een droevig lied. Daar was hij dan ook dichter voor. Dezer dagen kwamen wij in contact met mensen, die voortdurend het riet horen ruisen. Dat riet staat echter niet meer aan de waterkant en er komen ook geen liedjes uit. Daarentegen wél een behoorlijke boterham zonder dat daarbij bewust aan enige poëzie gedacht wordt. We hebben de rietdekkersfamilie Harrie van Vugt op het oog, uit Den Dungen bij St. Michielsgestel. Vader van Vugt (60 jaar) en zijn twee zoons Piet en Henk. Maar vraag nu asjeblief niet naar Harrie van Vugt als u in Den Dungen komt. Behalve de ambtenaar van de Burgerlijke Stand zou niemand weten wie ge bedoelt. Laat echter de naam "Harrie den dekker" vallen en ieder kind zal u naar de Zandstraat nummer 8 wijzen. Consequent zal Den Dungen ook wel praten van "Piet en Henk van Harrie den dekker". Dat gaat zo in die dorpse gemeenschappen, waar een beroep vaak karakteristieker en soms ook wel practischer is dan een officiële naam. Een bijnaam kan er zó geheid inzitten, dat de mensen de echte naam vergeten. Te eer is dit het geval wanneer een beroep generatie op generatie aan dezelfde familie verbonden is. En daarop kan onze familie groot gaan!

 

Hoog gesprek met Harrie

"Harrie den dekker" troffen we dezer dagen aan het dekken op een villa aan de Tilburgse weg onder Goirle. Omdat we meenden met een uitstervend beroep te doen te hebben en gefascineerd werden door een wel heel oud handwerk van welks eerste beginselen maar weinigen kaas gegeten hebben, zijn we eens gaan kijken. Voor een praatje en een plaatje! "Pas op dat ge niet valt, mijnheer!" roept Harrie als we twee ladders hoog klimmen om op de stelling bij de dakrand te komen, waar "den dekker" en zijn zoons bij een heel bewerkelijke hoek aan de slag zijn. Daar zitten we dan tussen het riet, dat eens rank maar nederig stond te wuiven aan de waterkant tegelijkertijd levenslessen spellend voor de filosoof of de dichter, die ze er uit wist te halen.

Diep beneden, op een plek tussen de bomen van de villatuin, liggen links en rechts, op schilderachtige wijze verspreid, massa's rietbundels en de ruimte daartussen ligt, als een volle dorsvloer, dichtgedekt met rietrestanten, waartussen vier porseleinen kopjes en een koffiekan - ook rietdekkers krijgen dorst! - fel wit naar voren springen als een witte meeuw met haar jongen. Met de zo karakteristieke, droge reuk van riet waait er door deze tuin tegelijkertijd iets als een geur van water en als men u wijsmaakte, dat vlak achter die bomen de Biesbosch begint, dan zoudt ge het geloven!...

 

Alle riet geen dekriet

Ja, dat riet komt uit de Biesbosch, uit de buurt van Drimmelen, waar het van Kerstmis tot eind februari wordt gemaaid. "Harrie den dekker" weet alles van riet. Thuis nooit iets anders dan van rietdekken gehoord! Z'n vader was van de stiel, z'n grootvader, nog drie broers... enfin, ge kunt wel zeggen: "sinds mensenheugenis" zat het vak in de familie. Harrie heeft er nu zo'n vijftig jaar met dekken opzitten. Nou ja, als je met je elf jaar in het vak komt, betekent "dekken" natuurlijk een groot woord. Dat doen zulke kleine baaskes niet maar om te "uperen", d.w.z. het riet aandragen, en voor allerlei andere kleine karweitjes zijn die "brakken" toch wel bruikbaar. Zó komen ze er langzaam in en zó is het Harrie ook vergaan... "Nee mijnheer, met dat riet met die lampepoetsers erin en die ze in de stad wel eens in een vaas zetten, kunnen wij dekkers niks doen! Dat is eigenlijk een soort lis." Het blijkt dus, dat evenmin als ieder hout timmerhout is, ook ieder riet geen dekriet is. "Dekriet moet goed recht en blank zijn. En zoet!" "Zoet?"... "Ja," verduidelijkt Piet, die onze vraagteken-ogen ziet, "het moet uit zoet water komen. Anders deugt het niet. Dat riet waar ze matten van maken, die biezen, kunnen we ook niet gebruiken."

 

Eenvoudig gereedschap

Na het materiaal komt het eigenlijke dekken en het daarbij gebruikte gereedschap aan de beurt. Een rietdekker begint het maken van een dak met de zg. spreilaag. Op de panlatten worden de eerste rietbundels breed uitgespreid. "Met de pluimen naar boven", preciseert Henk, "en van boven te beginnen." Dan wordt er weer van beneden naar boven gewerkt. Onder deze bedrijven wordt het riet met lange takken, de "dektenen", en zinkdraad vastgezet en zó komt men tot een rietlaag met een dikte van 25 tot 30 centimeter. Het enige nieuwe sinds lange tijd is wellicht het draadgebruik. Vroeger geschiedde ook dit binden met een zuiver natuurprodukt namelijk grenen bandjes, wilgenhout, waarvan manden gemaakt werden en dat uitmuntte door zijn taaiheid. Zo heel veel gereedschap komt er niet bij te pas. Dit is juist een factor, die dit beroep zo'n toets en gemoedelijkheid geeft. Nog te meer omdat dit gereedschap in de loop der tijden ook al niet zoveel modernisering ondergaan heeft.

 

Het drijfbord

Wanneer een rietdekker zich een embleem moet kiezen, kan dit nauwelijks iets anders zijn dan een "drijfbord" want het behoort tot de gewichtigste attributen. Het vakblad van de R.K. Dekkersorganisatie voert trouwens ook heel terecht deze titel. Ra ra, wat is een drijfbord? Dat is niets anders dan een dik stuk plank, ongeveer een 30 centimeter in het vierkant met schuinopstaande steel. Het meest markante van het drijfbord vormen wel de ronde uithollingen aan de benedenkant, die daardoor associaties met gatenkaas oproept. Met dit bord worden tijdens het dekken de onderkanten van de rietstengels voortdurend beklopt en zo krijgt een dak uiteindelijk zijn gelijkmatig aanzien. De dekker zou niet tot zo'n fraai eindresultaat komen, indien het drijfbord niet aan speciale kwaliteiten voldeed. Ook ieder gatenbord is geen drijfbord. "Het beste is een iepenbord", zegt Harrie. "Kijk eens hoe gelijkmatig die draad van het hout loopt" en ter demonstratie trekt hij met een vinger de draden van het hout na, die lijnrecht en diagonaalsgewijze over het bord blijken te lopen. "Dat moet je hebben! Dan 'pakt' het goede, snap je!"...

 

Dekstoeltje en bandhaak

Een ander stuk gereedschap maakt het "dekstoeleke" uit. Een uit ijzer en hout bestaand "stoeltje", dat met twee ijzeren haken op iedere willekeurige plaats van het dak geklemd kan worden en waarop de dekker staande zijn werk verricht. De oudere "stoeltjes", die geheel van hout waren, bezaten vroeger maar één haak in het midden. Daardoor wiebelden ze nog al eens maar bij de ijzeren "stoeltjes" is dat voorbij. Als "wapen" voert de dekker ook nog een wat vervaarlijk ijzer, dat er uitziet als een gebogen naald van een kleine halve meter. Van onder breed met een lange uitholling, aan de bovenkant spits toelopend en met een kleine krul gebogen. Het luistert naar de naam bandhaak of -ijzer en dient om de ijzerdraden om riet en panlatten te trekken. 'Ten slotte bedient men zich nog van een paar ijzeren haken en een stellingpaal, die op het dak bevestigd wordt om uitglijden te voorkomen. Zo'n rieten dak is glad. "Ja, je ligt er voor je er erg in hebt"... Er bestaan wel geen dekkers, die niet eens een paar keer naar beneden gegleden zijn. Dat hoort zo'n beetje bij het vak. Maar er wordt gelukkig niet op flats gedekt en wanneer het met een gebroken arm of schouder afloopt, is het al heel erg.

 

Wel honderd jaar

We willen ook nog iets over strodaken weten. Ja, die maken de dekkers natuurlijk ook. In tegenstelling tot riet waar de pluimen naar boven gaan, moet stro gedekt worden met de aren naar beneden. Stro is een stuk goedkoper want dat hebben de boeren zelf en dus is het wel begrijpelijk, dat men op boerderijen bij voorkeur strooien daken legt terwijl riet voor villa's gereserveerd blijft. Waterdicht zijn echter beide soort daken, mits goed gedekt.

Met de duurzaamheid van een rieten dak valt niet te spotten. "Ze gaan wel zestig tot honderd jaar mee! Maar het maakt veel uit, waar en hoe ze liggen" voegt Harrie er onmiddellijk aan toe. "Steil of plat, noord- of westkant, zon of geen zon! Dat kan allemaal wel de helft schelen!"

 

Volop werk

"Harrie den dekker" heeft helemaal geen zwaar hoofd in de toekomst al lijkt het alsof het dekkersvak nog nauwelijks van onze tijd is. "We zijn nog nooit zonder werk geweest. Nou zijn we al voor een heel jaar vol." Hij kon natuurlijk moeilijk "onder de pannen" zeggen, want dan zou hij zichzelf concurrentie aandoen. Maar van pannen gesproken! Daar vertelde ons Henk 't verhaal van de klant, die een rieten dak op zijn huis wilde laten leggen maar dan moesten er de oude pannen ook op blijven liggen... Nu kunnen die dekkers wel veel maar dekken over een pannendak heen is er toch echt niet bij!...

En nou vraagt er misschien iemand wat die dekkers toch in de winter doen. Naar aloude traditie heeft een dekker altijd twee pijlen op zijn boog. 's Winters treedt hij op als huisslachter. Bij de boeren, waar hij zo-wie-zo zijn connecties heeft maar ook wel bij slagers. Daarmee wordt meteen verklaard, dat zovele huidige slagers uit dekkersfamilies stammen. Ook onze familie Van Vugt slacht in de winter. Wie dit bedrijf vroeger te bloederig vond, zocht het in het klompenmakersvak. Dat intussen als handwerk ook weer zijn tijd gehad heeft.

 

Ze hebben er plezier in

Zo pratend en babbelend kwamen we langzaam tot de overtuiging dat "Harrie den dekker" en zijn jongens plezier in hun werk hebben, wat Harrie met een spontaan "Ik zou niks liever doen" onderstreepte. Daar is het werken in de buitenlucht, het aantrekkelijke gevoel van een zelfstandige te zijn als je niet te veel over sociale voorzieningen piekert en het plezier, dat er iets onder je eigen handen groeit, waarvan je tot in lengte van jaren het resultaat kunt blijven zien. We geloven dat zoiets arbeidsvreugd heet.

Harrie zette onder deze eenvoudige formulering nog een frappante streep door er met een heerlijk gevoel van onbewuste trots op te wijzen, dat alles wat de rietdekker verwerkt rechtstreeks uit de natuur voortkomt en eigenlijk natuur blijft. We zijn het met hem eens. Kijk eens met studie naar een mooi rieten dak. Hoe weelderig doet die dikke, rechtgeklopte rand aan. Hoe fraai golft het om de uitstekende koepels en wat zit er hier en daar een glans in. Het riet is niet dood op een fraai dak maar leeft als de kostbare pels van een dier.

Straks gaan "Harrie den dekker" en zijn zoons op een afstand op het gazon van de villa staan. Ze zullen met een ander oog dan het onze kijken, maar de essentie van de beoordeling zal hetzelfde zijn: we hebben het gefixt en 't is een schoon dak!

 

PIERRE VAN BEEK