Schoolmeester uit 17de
eeuw had het in Goirle zwaar te verduren
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 18 maart 1971
"Meester Willem van Voorst is de eerste 'grote'
figuur in de rij der gereformeerde schoolmeesters te
Goirle. Hoge bomen vangen veel wind en meester
Willem werd de zondebok van de Goirlese
gemeenschap." Met deze woorden opent C. Robben zijn
artikel in nummer 1 van dit jaar van "Historische
Bijdragen", het orgaan van de Heemkundekring
"Tilborch". Het is allemaal wel lang geleden, want
de geschiedenis speelt in de 17de eeuw, toen we hier
Generaliteitsland waren. Dat wil zeggen: niets te
vertellen hadden en als kolonie behandeld werden. In
het noorden bestond voor het schoolmeestersambt in
de Generaliteitslanden groot animo. De goede niet te
na gesproken, kan er toch gezegd worden, dat het
gehalte van de nieuwe volksopvoeders niet zo best
was. "Ze vochten even hard met de predikant als met
de dorpelingen." Deze laatsten hadden het uiteraard
niet op calvinistische propagandisten voorzien.
Ongewenst
De
schrijver doet uit de doeken hoe en waarom Willem
van Voorst zo bijzonder slecht in Goirle gevaren is.
De principiële tegenstand zat er al bij de start
maar Willem wierp zelf nog extra kolen op het vuur
door zijn maatschappelijk gedrag. Hij was twee keer
getrouwd. Eerst met Jenneke Bastiaens en daarna met
Cornelia van der Loo. In totaal had hij elf
kinderen, waarvan acht uit zijn tweede huwelijk.
Niettemin vochten Willem en Cornelia als hond en
kat. Willem ging onder schooltijd vissen, zat in
oktober op vinkenslag en bracht veel tijd in de
herberg zoek. Mede daardoor werden hij en zijn gezin
het middelpunt van bespotting, wat weer tot
wederzijdse pesterijen leidde. Vooral Cornelis de
Bondt toonde zich 's meesters aartsvijand. Van
Voorst was tevens koster en schepen en naar deze
laatste functie gingen ook De Bondt's aspiraties
uit.
Mishandelingen
Er
ontstaan handtastelijkheden, waardoor Willem in bed
verzeild raakt. Hij en zijn vrouw raken overspannen
en zoeken het "hogerop". Robben geeft ook enige
staaltjes van de handtastelijkheden. Op 3 november
sleept Symon Anthonis Emmen (door Cornelis de Bondt
opgehitst) Cornelia, de echtgenote van meester
Willem, met de haren over de grond. Hij stompt en
schopt haar en roept: "slaet die geuse hoer maer
doot". Op 16 februari 1684 slaat De Bondt de meester
de gaten in het hoofd zodat hij voor een maand uit
de roulatie geraakt. De grote uitbarsting vindt
plaats op 24 augustus 1684 als Willem en zijn vrouw
in de Kerkstraat door Adr. Vrese en Goyart van Aelst
afgetuigd worden. Deze affaire heeft de gemeente
aardig geld gekost. In totaal moest zij voor dit
drieste optreden 227 gulden en 3 stuiver betalen.
Een
serie Goirlenaren dient klachten tegen de meester
in. Zelfs Ruth van Delft, de vorster, en Aegtje
Ariens, weduwe van Jan van Delft, de voormalige
vorster, die beiden gereformeerd zijn, doen een
boekje tegen de meester open. Voor notaris C.
Cloostermans verklaren de twee, dat Willem en zijn
vrouw zich dagelijks "sat suypen in brandewijn en
anders gaende de herbergen uyt en dander in". Het
echtpaar wordt twistziek genoemd, heeft 't met
iedereen aan de stok en voor de kinderen heet het
thuis geen leven. De politie moet er herhaaldelijk
aan te pas komen om de vechtende echtelieden te
scheiden. Uiteindelijk verbaast het, dat Willem zich
ondanks alles in Goirle heeft weten te handhaven. Na
36 jaar meester te zijn geweest stierf hij nog
aldaar. Zijn zoon Johan volgde hem op. Dit alles
geeft Robben uitvoeriger en gedocumenteerd.
Rechtspraak
M.W.J. de Bruijn duikt in het Tilburgs verleden. Hij
houdt zich bezig met het ontstaan van de Tilburgse
schepenbank. Behandeld worden het Tilburgs gerecht
vóór 1453 onder de Giselberten en onder de hertogen
en vervolgens het recht onder de pandheren. De
schrijver meent, dat het ontstaan van de Tilburgse
schepenbank terecht gekoppeld wordt aan het
hertogelijke charter van 1453, waarin Philips van
Bourgondië aan zijn leenman Pauwels van Haestrecht,
heer van Tilburg en Goirle, en diens nakomelingen
een aantal rechten verleent. Niet akkoord gaat hij
echter met de in het verleden hieruit getrokken
conclusie, dat Tilburg eerst toen op het gebied van
de rechtspraak zelfstandig werd. De auteur poogt aan
te tonen, dat Tilburg reeds veel eerder
gerechtelijke zelfstandigheid genoot en dat het
charter van 1453, in sommige opzichten, zelfs een
ernstige inbreuk op die zelfstandigheid heeft
gemaakt. Dat is andere praat. Een artikel waaraan
een gedegen bronnenstudie ten grondslag ligt. Er
wordt nog een vervolg in het vooruitzicht gesteld.
Liefde wint
Uitblazen van deze zware kost laat W. van Hest met
een meer populair verhaal van een boze vader en zijn
ongelukkige dochter. Opgevist uit de documenten. De
affaire speelt zich af in het begin van onze eeuw en
heeft alles bij elkaar zo'n tien jaar voortgeziekt.
Vader Geerts ging er niet mee akkoord, dat zijn
dochter Maria zekere Jan Cornelis Coolen tot
voorwerp van haar aanbidding had gemaakt. Dat was
geen partij, vond papa, al betrof het toch een nette
jongeman. Hele familiescènes kwamen daaruit voort.
Het einde werd echter "happy": Jan en Marie kregen
elkaar tóch! Een menselijk drama zoals zich die de
dag van vandaag ook nog steeds afspelen.
Traditiegetrouw treffen we in dit nummer weer een
facsimile aan van oud schrift. Thans een document
uit 1769 en wel "Geslagt Boom off Genealogie van
wijlen Norbart Smolders 's moeders zijde" zoals de
titel luidt. Wie met het oude schrift moeilijkheden
mocht hebben, wordt geholpen met een omzetting in
drukletters.
Molenaars
Jef.
van Gils houdt zich bezig met Goirlese molenaars,
speciaal met het geslacht De Visscher. Een actuele
aangelegenheid nu het in Goirle om restauratie van
de twee molens gaat. De schrijver heeft nog een De
Visscher opgeduikeld en wel een Benedictus, die
reeds in 1744 in Itegem werd geboren en later in
Goirle terecht kwam.
Molenaars hadden nog wel eens last van kwade tongen
maar ene Graard de Visscher nam dat niet zo tragisch
al verdedigde hij zich wel. Hij had in zijn molen
aan de Groeneweg, welke molen nog steeds bestaat,
zij het op non-activiteit, het volgende versje
hangen:
Een molenaar een dief te zijn
mij dunkt hoe kan dat mogelijk zijn
een man die van de wind moet leven
wat heeft hij om geld of goed te geven
als ik gescherpt heb mijnen steen
dan maal ik weer voor iedereen
voor jong en oud, voor beest en mens
voor groot en klein, al naar hun wens.
Uit
het jaaroverzicht waarmee deze aflevering van
"Historische Bijdragen" opent, blijkt dat de
Heemkundekring "Tilborgh" zich in stijgend ledental
verheugt en dat men de 120 nadert.
PIERRE VAN BEEK